ECLI:NL:RBMNE:2024:4704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
16/018190-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderporno met verlenging van proeftijd

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 16 oktober 2023 in Utrecht werd aangehouden met een telefoon waarop een afbeelding van kinderporno was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk in het bezit was van deze afbeelding, ondanks zijn ontkenning dat hij wist hoe deze op zijn telefoon was gekomen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten en zijn huidige proeftijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afbeelding voldoet aan de criteria van kinderporno zoals gedefinieerd in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie. In plaats daarvan is de proeftijd van de verdachte met twee jaar verlengd, zodat hij onder toezicht kan blijven staan en verdere behandeling kan ondergaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden van seksueel misbruik en de impact daarvan op zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/018190-24; 16-231843-20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Daniels, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Tevens is ter zitting Z. Koer, reclasseringsmedewerker, gehoord als getuige-deskundige.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 oktober 2023 te Utrecht een telefoon (merk Oppo) met daarop één afbeelding van kinderporno in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had in januari 2023 een terugval. Ik heb vanaf toen met gelijkgestemden gechat over kinderporno totdat de reclassering in augustus 2023 mijn terugval ontdekte. Die gesprekken met gelijkgestemden gingen over wat ik en die ander qua kinderporno leuk vinden om te zien. De telefoon die in beslag is genomen op 16 oktober 2023 was van mij. Ik gebruikte die telefoon. Ik heb die telefoon nieuw gekocht in een winkel nadat mijn vorige telefoon in beslag was genomen toen ik de vorige keer veroordeeld ben voor het bezit van kinderporno.
Een proces-verbaal van bevindingen inhoudende het onderzoek aan de telefoon van 28 december 2024, pagina 17-18, voor zover inhoudende:
Op 16 oktober 2023 te Utrecht spraken wij [verdachte] aan. Wij deelden hem mede dat wij zijn mobiele telefoon in beslag kwamen nemen. Daarop overhandigde [verdachte] ons zijn mobiele telefoon. Door de afdeling Digitale Recherche werd de inhoud van de in beslaggenomen telefoon veiliggesteld en een kopie daarvan werd geplaatst op transferium. Op 27 oktober 2023 stelde ik, verbalisant [verbalisant] , daar een nader onderzoek in en in de fotogalerij zag ik één foto zoals hierna omschreven.
Linksboven in beeld is een vrouw te zien waarvan je haar gezicht ziet, haar blote
rechter- en linkerschouder en haar lange donkere haar. Gelet op haar pose lijkt het
erop alsof zij voorover gebukt staat. Vlak bij haar gezicht is een ontbloot persoon te zien. Die persoon ligt op zijn/haar [2] rug, op een geel doek/deken. Van hem/ haar zie je het ontblote bovenlijf zijn/haar rechterarm en zijn/haar linkerhand en zjn/haar rechterbovenbeen. (Geen hoofd zichtbaar) Zijn/haar handen liggen op zijn/ haar buik. Aan de stand van het rechterbovenbeen lijkt het erop dat de persoon zijn/ haar benen uit elkaar heeft. Gelet op de verhoudingen romp, de handjes en het kleine been in vergelijking met de andere vrouw, lijkt deze persoon op een jong kind. Het geslacht is niet te zien. Ter hoogte van het geslacht van dit kind is het gezicht en de mond van de mond van de vrouw, tussen de benen van het kind. De afstand is geschat op 5 tot 10 centimeter. Zij heeft haar linkerhand onder de rechterknie van het kind en zij steunt daarmee op het gele laken/deken. Rechtsboven op de foto is - naast deze vrouw en dit kind - nog een vrouw en een kind te zien, bijna in gelijkwaardige positie. De onderlinge afstand tussen beide vrouwen is ongeveer 20-30 centimeter. Deze vrouw heeft een bloot bovenlichaam waarbij haar borsten zichtbaar zijn. Het lijkt erop dat zij eveneens voorovergebogen staat. Zij heeft kort donker haar. Ook bij haar ligt een persoon op zijn rug op hetzelfde doek/deken. Daarvan is alleen een blote linker heup en linker bovenbeen te zien en een stukje buik. Gelet op dit bovenbeen zou het hier kunnen gaan om een jong persoon waarvan niet te zien is of het een jongen of meisje is. Het bovenbeen wijkt uit naar links waardoor het erop lijkt dat deze persoon zijn benen uit elkaar heeft. De vrouw heeft haar bovenlichaam tussen de benen van dit kind. De borsten van de vrouw zijn ter hoogte van het geslacht van dit kind. Haar gezicht is ongeveer 25-30 centimeter boven de schaamstreek van het kind. De knieën van de kinderen (rechterknie persoon 1 en linkerknie persoon 2) raken elkaar bijna, op 4 centimeter na. Bij beide kinderen is geen haargroei aanwezig en geen borstgroei.
[bestandsnaam]
Door collega [A] , werkzaam bij de afdeling Zeden Midden Nederland, gecertificeerd om kinderpornografisch materiaal te beoordelen werd deze foto als kinderpornografisch beoordeeld. Ook werd de foto beoordeeld door collega’s van de afdeling TBKK als kinderpornografisch. [3]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt verder als volgt.
De aangetroffen afbeelding: kinderpornografisch materiaal
Door de verdediging is aangevoerd dat de op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeelding niet gekwalificeerd kan worden als kinderpornografisch beeldmateriaal, nu niet duidelijk is of de daarop afgebeelde personen minderjarig zijn. Dit verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen, waaruit onder meer volgt dat onderaan de afbeelding bij de personen van wie het gezicht niet in beeld is gebracht de ledematen, romp en handjes wezenlijk kleiner zijn dan die van de eveneens afgebeelde volwassenen en dat bij deze personen ook geen haargroei of borstgroei aanwezig is. Op basis van deze kenmerken is de rechtbank van oordeel dat kennelijk sprake is van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt. Omdat de seksuele strekking van de afbeelding verder niet ter discussie staat, en daarover bij de rechtbank ook geen twijfel bestaat, kwalificeert de rechtbank de aangetroffen afbeelding als kinderpornografisch in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Opzet op het in bezit hebben van de kinderpornografische afbeelding
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de kinderpornografische afbeelding op zijn telefoon stond, maar dat het kan zijn dat deze afbeelding op zijn telefoon is gekomen toen hij op verzoek van de reclassering in het kader van een controle de Telegram-app, die hij eerder gedeactiveerd had, opnieuw moest activeren. Zijn raadsman heeft op grond hiervan en op basis van het dossier gesteld dat het onduidelijk is wanneer de afbeelding op zijn telefoon is gekomen en dat verdachte (om die reden) geen opzet heeft gehad op het in bezit hebben van deze afbeelding.
De rechtbank stelt vast de kinderpornografische afbeelding is aangetroffen op de telefoon van verdachte die op 16 oktober 2023 onder hem in beslag is genomen. Verdachte was gebruiker van de telefoon en was op 16 oktober 2023 aldus in het bezit van deze afbeelding. De vervolgvraag is of verdachte opzet heeft gehad op dit bezit. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet weet hoe de afbeelding op zijn telefoon is gekomen en de afbeelding nooit heeft gezien, ongeloofwaardig en verwerpt dit verweer. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar van deze telefoon was, dat hij deze gebruikte en dat hij deze telefoon na zijn vorige veroordeling in september 2021 (wegens een gewoonte maken van verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal) nieuw heeft gekocht bij een grote winkelketen. Daarmee kan, hoewel niet is komen vast te staan wanneer de afbeelding op de telefoon van verdachte is komen te staan, worden uitgesloten dat die afbeelding zich al op zijn telefoon bevond op het moment dat hij deze in zijn bezit kreeg. Ook staat daarmee vast dat verdachte de afbeelding niet al in zijn bezit had ten tijde van zijn eerdere veroordeling in september 2021. Van die veroordeling liep verdachte nog in een proeftijd en hij moest zich in dat kader regelmatig melden bij de reclassering. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij vanaf januari 2023 een ‘terugval’ heeft gehad en via Telegram en Facebook Messenger heeft gechat met gelijkgestemden over kinderporno en hun voorkeuren op dat gebied. Ook heeft verdachte verklaard dat hij telkens voorafgaand aan zijn meldplichtbezoeken aan de reclassering de betreffende applicaties van zijn telefoon verwijderde en vervolgens direct na de meldplichtbezoeken weer installeerde, zodat de reclassering niet zou zien dat verdachte met anderen sprak over kinderporno. Nu verdachte gesprekken over kinderporno voerde en zich kennelijk actief en intensief bezig hield met wat er op zijn telefoon stond, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de kinderpornografische afbeelding op zijn telefoon. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de afbeelding is aangetroffen in de fotogalerij van de telefoon, wat niet zonder meer past in de verklaring van verdachte en waarvoor hij geen plausibele verklaring heeft gegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 oktober 2023 te Utrecht eenmaal 1 gegevensdrager, bevattende 1 afbeelding, te weten 1 telefoon (merk Oppo), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
Linksboven in beeld is een vrouw te zien waarvan je haar gezicht ziet, haar blote rechter- en linkerschouder en haar lange donkere haar. Gelet op haar pose lijkt het erop alsof zij voorover gebukt staat. Vlak bij haar gezicht is een ontbloot persoon te zien. Die persoon ligt op zijn/haar rug, op een geel doek/deken. Van hem/ haar zie je het ontblote bovenlijf zijn/haar rechterarm en zijn/haar linkerhand en zijn/haar rechterbovenbeen. (Geen hoofd zichtbaar) Zijn/haar handen liggen op zijn/ haar buik. Aan de stand van het rechterbovenbeen lijkt het erop dat de persoon zijn/ haar benen uit elkaar heeft. Gelet op de verhoudingen romp, de handjes en het kleine been in vergelijking met de andere vrouw, lijkt deze persoon op een jong kind. Het geslacht is niet te zien. Ter hoogte van het geslacht van dit kind is het gezicht en de mond van de mond van de vrouw, tussen de benen van het kind. De afstand is geschat op 5 tot 10 centimeter. Zij heeft haar linkerhand onder de rechterknie van het kind en zij steunt daarmee op het gele laken/deken. Rechtsboven op de foto is - naast deze vrouw en dit kind - nog een vrouw en een kind te zien, bijna in gelijkwaardige positie. De onderlinge afstand tussen beide vrouwen is ongeveer 20-30 centimeter. Deze vrouw heeft een bloot bovenlichaam waarbij haar borsten zichtbaar zijn. Het lijkt erop dat zij eveneens voorovergebogen staat. Zij heeft kort donker haar. Ook bij haar ligt een persoon op zijn rug op hetzelfde doek/deken. Daarvan is alleen een blote linker heup en linker bovenbeen te zien en een stukje buik. Gelet op dit bovenbeen zou het hier kunnen gaan om een jong persoon waarvan niet te zien is of het een jongen of meisje is. Het bovenbeen wijkt uit naar links waardoor het erop lijkt dat deze persoon zijn benen uit elkaar heeft. De vrouw heeft haar bovenlichaam tussen de benen van dit kind. De borsten van de vrouw zijn ter hoogte van het geslacht van dit kind. Haar gezicht is ongeveer 25-30 centimeter boven de schaamstreek van het kind. De knieën van de kinderen (rechterknie persoon 1 en linkerknie persoon 2) raken elkaar bijna, op 4 centimeter na.
[bestandsnaam]
waarbij de afbeelding strekt tot seksuele prikkeling.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.SCHULDIGVERKLARING ZONDER OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte geen straf op maatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, net als de officier van justitie, verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vraag of een straf of maatregel moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 juni 2024;
- een reclasseringsadvies van 24 mei 2024, uitgebracht door Z. Koer, reclasseringswerker, en de ter zitting daarop door voornoemde Koer gegeven nadere toelichting.
Verdachte, die tweemaal eerder is veroordeeld voor onder andere het (gewoonte maken van het) bezit van kinderporno en nog loopt in de proeftijd van één van deze zaken, heeft zich wederom schuldig gemaakt aan bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal. Verdachte was er al mee bekend dat het bezit van kinderpornografisch materiaal zwaar wordt bestraft, omdat met het bezit daarvan de productie van kinderpornografisch materiaal wordt gestimuleerd en in stand gehouden wordt. Ook is verdachte ermee bekend dat voor de productie van dergelijk materiaal vaak jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit worden, wat kan leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij deze slachtoffers. Ondanks dat hij dit weet, en ondanks dat hij al twee keer eerder veroordeeld is voor het bezit van kinderporno, is hij opnieuw de fout ingegaan. Dit laat zien dat verdachte zijn behoeften nog niet onder controle kan houden. Hoewel verdachte het bewezenverklaarde ontkent, heeft hij wel erkend dat hij een terugval heeft gehad. Nadat de reclassering verdachte heeft geconfronteerd met een chatgesprek op zijn telefoon waarin hij een moeder vroeg om webcamseks met haar 7-jarige dochter, heeft verdachte ook erkend dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Dit heeft verdachte ter zitting bevestigd. Ook heeft verdachte op zitting verklaard dat hij gedurende zijn proeftijd heeft gechat met gelijkgestemden over kinderporno. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte is teruggevallen in zijn hang naar kinderpornografie, maar ziet ook dat verdachte hierover – tot op zekere hoogte – open en eerlijk is. Het bezit van de aangetroffen kinderpornografische afbeelding is uiteindelijk aan het licht gekomen omdat verdachte de reclassering over zijn terugval heeft verteld. Na het bewezenverklaarde heeft verdachte bovendien zelfstandig contact gezocht met de Waag, waar hij inmiddels op de wachtlijst is geplaatst voor een nadere behandeling.
Volgens het reclasseringsadvies van 24 mei 2024 heeft reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden en interventies geen recidivebeperkende werking en de reclassering ziet daarom geen begeleidingsmogelijkheden. Ter terechtzitting heeft Z. Koer namens reclassering aangeven dat zij niet op de hoogte waren van verdachtes aanmelding bij de Waag, maar dat zij desondanks geen begeleidingsmogelijkheden zien. In het geval dat door de rechtbank wordt bepaald dat het toezicht moet worden voorgezet, zal de reclassering contact opnemen met de Waag en de voortgang van de behandeling van verdachte monitoren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, conform de vordering van de officier van justitie en het voorstel van de raadsman, op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor het bewezen verklaarde feit aan verdachte geen nieuwe straf of maatregel opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen daarvan – mede gelet op de persoonlijkheid van verdachte – geen redelijk doel meer dient. Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte vanaf zijn vroege jeugd langdurig en veelvuldig seksueel misbruikt is, wat geleid heeft tot een ongezonde seksuele ontwikkeling. Blijkens het vonnis van deze rechtbank van 10 september 2021 is destijds geoordeeld dat, als gevolg daarvan, het bewezenverklaarde bezit van kinderporno in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Hoewel de reclassering in het huidige advies hierover niets heeft geadviseerd en ook ter zitting in dit kader geen uitspaken heeft kunnen doen, gaat de rechtbank er – gelet op de persoon van verdachte – ook in deze zaak van uit dat de gedragingen in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook is vermoedelijk sprake van een lager intelligentieniveau dan gemiddeld. Onder de genoemde omstandigheden, en in tegenstelling tot het advies van de reclassering, heeft zowel de maatschappij als verdachte naar het oordeel van de rechtbank, meer baat bij voortzetting van het reclasseringstoezicht, zoals hierna nader zal worden overwogen in het kader van de vordering tenuitvoerlegging, en het wederom volgen van therapie bij de Waag dan bij de oplegging van een nieuwe straf of maatregel.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING - 16/231843-20

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met twee jaar onder dezelfde bijzondere voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 10 september 2021 (parketnummer 16/231843-20), is aan verdachte een gevangenisstraf van twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opgelegd met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, controle op gegevensdragers, behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener en het gebruiken en innemen van de hem voorgeschreven medicatie.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit door het bezitten van één kinderpornografische afbeelding. Met inachtneming van hetgeen onder paragraaf 8.3. is overwogen vindt de rechtbank een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de destijds voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf niet opportuun. Verdachte heeft, zoals hiervoor al aangegeven, naar het oordeel van de rechtbank, meer baat bij voortzetting (en mogelijke intensivering) van het reclasseringstoezicht en behandeling bij de Waag. Om die reden verlengt de rechtbank de in voormeld vonnis bepaalde proeftijd met twee jaren conform de eis van de officier van justitie, zodat de bijzondere voorwaarden zullen voortduren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op het artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (oud), zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/231843-20
-
verlengt debij vonnis van 10 september 2021 door de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht aan de opgelegde voorwaardelijke verbonden
proeftijd met twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mr. J. Edgar en T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juli 2024.
Mr. J. Edgar is verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens 1 afbeeldingen, te weten een foto, en/of 1 gegevensdrager, bevattende 1 afbeelding, te weten 1 telefoon (merk Oppo), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
Linksboven in beeld is een vrouw te zien waarvan je haar gezicht ziet, haar blote rechter- en linkerschouder en haar lange donkere haar. Gelet op haar pose lijkt het erop alsof zij voorover gebukt staat. Vlak bij haar gezicht is een ontbloot persoon te zien. Die persoon ligt op zijn/haar rug, op een geel doek/deken. Van hem/ haar zie je het ontblote bovenlijf zijn/haar rechterarm en zijn/haar linkerhand en zijn/haar rechterbovenbeen. (Geen hoofd zichtbaar) Zijn/haar handen liggen op zijn/ haar buik. Aan de stand van het rechterbovenbeen
lijkt het erop dat de persoon zijn/ haar benen uit elkaar heeft. Gelet op de verhoudingen romp, de handjes en het kleine been in vergelijking met de andere vrouw, lijkt deze persoon op een jong kind. Het geslacht is niet te zien. Ter hoogte van het geslacht van dit kind is het gezicht en de mond van de mond van de vrouw, tussen de benen van het kind. De afstand is geschat op 5 tot 10 centimeter. Zij heeft haar linkerhand onder de rechterknie van het kind en zij steunt daarmee op het gele laken/deken.
Rechtsboven op de foto is - naast deze vrouw en dit kind - nog een vrouw en een kind te zien, bijna in gelijkwaardige positie. De onderlinge afstand tussen beide vrouwen is ongeveer 20-30 centimeter. Deze vrouw heeft een bloot bovenlichaam waarbij haar borsten zichtbaar zijn. Het lijkt erop dat zij eveneens voorovergebogen staat. Zij heeft kort donker haar. Ook bij haar ligt een persoon op zijn rug op hetzelfde doek/deken. Daarvan is alleen een blote linker heup en linker bovenbeen te zien en een stukje buik. Gelet op dit bovenbeen zou het hier kunnen gaan om een jong persoon waarvan niet te zien is of het een jongen of meisje is.
Het bovenbeen wijkt uit naar links waardoor het erop lijkt dat deze persoon zijn benen uit elkaar heeft. De vrouw heeft haar bovenlichaam tussen de benen van dit kind. De borsten van de vrouw zijn ter hoogte van het geslacht van dit kind. Haar gezicht is ongeveer 25-30 centimeter boven de schaamstreek van het kind. De knieën van de kinderen (rechterknie persoon 1 en linkerknie persoon 2) raken elkaar bijna, op 4 centimeter na.
[bestandsnaam]
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2024, genummerd PL0900-2023317480, opgemaakt door politie Midden-Nederland], doorgenummerd 1 tot en met 18. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 18.