Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. B.J. Boiten
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.B.M. Swart.
1.De procedure
- het verzoekschrift met 58 producties, ingekomen op 11 april 2024,
- het verweerschrift met 33 producties (21 juni 2024),
- de aanvullende producties 33 tot en met 46 van [verweerster] (26 juni 2024).
Namens [verzoekster] zijn mw. [A] (leidinggevende HR), mw. [B] (Arbeidsjurist), mw. [C] (Concerndirecteur), dhr. [D] (Recruitment Adviseur), dhr. [E] (Manager Juridische zaken en Inkoop) verschenen, bijgestaan door mr. Boiten. [verweerster] is (in bijzijn van haar echtgenoot) verschenen, bijgestaan door mr. Swart. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is met partijen. Beide gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
2.Wat is de kern?
De kantonrechter wijst de ontbinding toe, omdat [verweerster] allerlei obstakels opwerpt ten aanzien van de werkhervatting in haar eigen functie, terwijl niet is gebleken dat haar functie inhoudelijk (ingrijpend) is gewijzigd. De arbeidsverhouding is inmiddels ernstig en duurzaam verstoord geraakt. Het ligt hier gelet op de oorzaak dat werkhervatting in eigen functie door [verweerster] wordt belemmerd, niet in de rede dat [verzoekster] binnen haar organisatie andere functies moet creëren of verder moet zoeken naar passende functies buiten haar eigen organisatie.
3.Wat is er feitelijk aan de hand?
Je stuurt op volledig herstel in eigen functie. Je vraagt mij of ik misschien niet gelukkiger word buiten de [..] . Je geeft aan dat veranderende context en jouw plannen met HR team je geen rekening gaat houden met de afspraken die zijn gemaakt en ook niet het perspectief dat is geboden is. Je geeft aan dat de organisatie nog niet toe is aan de HR business partner rol waar ik voor aangenomen ben.”
Tijdens het re-integratie gesprek is inderdaad gesproken over een mogelijke terugkeer naar mijn oorspronkelijke functie. Echter, geef je aan dat de context en afdelingsplannen zijn gewijzigd, waardoor ook mijn positie en perspectief is veranderd. Ik stel voor om dit aspect verder te bespreken en te kijken naar een passende oplossing.”
4.De beoordeling
Dat het handelen van [A] de oorzaak is van de ziekte van [verweerster] en ontbinding daarom niet aan de orde kan zijn, volgt de kantonrechter evenmin, waarop onder de inhoudelijke beoordeling verder wordt ingegaan. Het wettelijk opzegverbod tijdens ziekte staat hier dan ook niet in de weg aan de verzochte ontbinding.
De arbeidsverhouding is ernstig en duurzaam verstoord
werkt niet mee aan (gesprekken tot) werkhervatting
De afspraak heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden. Partijen verwijten elkaar over en weer niet te zijn verschenen op 11 december 2023 om 14:00 uur op de aangegeven plek en nemen die beschuldigingen beide zeer hoog op. De kantonrechter kan niet vaststellen wie er nu wel en niet is verschenen op 11 december, maar duidelijk is dat [verweerster] voorafgaand aan deze datum het zeer moeizaam heeft gemaakt om zelfs tot een concreet gesprek over werkhervatting te komen. Hier blijkt geen constructieve houding uit van [verweerster] , terwijl het oordeel van de bedrijfsarts duidelijk is dat [verweerster] kan hervatten in haar eigen functie. Een gesprek over hoe de werkzaamheden hervat zouden kunnen worden, had daarom zonder meer verwacht kunnen worden van [verweerster] .
[verweerster] heeft tijdens de zitting toegelicht dat [A] haar heeft laten weten dat de functie van HR Businesspartner inhoudelijk is gewijzigd door onder meer projecten bij haar weg te halen. Dit wordt door [verzoekster] uitdrukkelijk betwist en zij wijst erop dat de insteek van de functie nog steeds een tactische strategische insteek heeft. [verzoekster] heeft er ook op gewezen dat nog steeds een vacature openstaat voor de functie van HR Businesspartner met nagenoeg dezelfde vacaturetekst als in de periode dat [verweerster] op deze functie heeft gesolliciteerd. Dat is door [verweerster] ook niet weersproken. Al zouden er een aantal projecten niet meer bij [verweerster] zijn ondergebracht, dan nog betekent dit niet dat de functie daarmee zou zijn uitgehold. Dat de functie van HR Businesspartner inhoudelijk (drastisch) zou zijn gewijzigd blijkt ook niet uit de overgelegde gespreksverslagen. Uit die verslagen blijkt alleen dat de HR afdeling in transitie is en dat daardoor meer ruimte zou komen voor een strategische invulling van de functie van HR Businesspartner. Ook voor de uitval van [verweerster] was dat al het geval. Kennelijk verliep die transitie langzamer dan [verweerster] wenste. [verweerster] lijkt de conclusie dat haar functie inhoudelijk is gewijzigd te vroeg te hebben getrokken, omdat juist tijdens het geplande werkhervattingsplan aan de hand van een concreet plan zou kunnen worden gesproken over de taken van [verweerster] .
Aanbeveling schikking en proceskosten WWZ”. Dat betekent dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.