ECLI:NL:RBMNE:2024:470

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/16/555539
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap met interregionale component en toepassing van het Burgerlijk Wetboek van Curaçao

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. Verzoeker, geboren op Curaçao, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de heer [de man], die hem eerder erkend heeft. De zaak heeft een interregionale component, aangezien alle betrokkenen een band met Curaçao hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen, en dat het recht van Curaçao van toepassing is. Verzoeker heeft zijn verzoek tijdig ingediend, binnen vijf jaar nadat hij bekend werd met het vermoeden dat de heer [de man] niet zijn biologische vader is. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij in zijn jeugd niet bezig was met de vraag of de heer [de man] zijn biologische vader was, maar dat hij pas recentelijk van zijn moeder heeft vernomen dat de heer [A] zijn biologische vader is. Een DNA-onderzoek heeft dit vermoeden bevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker voldoende bewijs heeft geleverd om de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren, ondanks het ontbreken van een verweer van de heer [de man]. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker toegewezen en de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad afgewezen, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte pas kan aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/555539 / FO RK 23-474
Ontkenning vaderschap
Beschikking van 2 februari 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. J.M. Molkenboer,
tegen
[de man] ,
met een voor de rechtbank bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de heer [de man] ,
met als belanghebbende:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 en 2 van verzoeker, binnengekomen bij de rechtbank op 5 april 2023;
  • de brief van verzoeker van 9 mei 2023;
  • de brief met bijlage van verzoeker van 24 mei 2023;
  • de brief met bijlage van verzoeker van 7 juni 2023.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
13 september 2023. Daarbij waren aanwezig: verzoeker en zijn advocaat.
1.3.
De heer [de man] was ook uitgenodigd voor de zitting (door middel van een advertentie in de Staatscourant), maar hij is niet gekomen. Ook de moeder is door de rechtbank uitgenodigd voor de zitting, maar zij is niet verschenen.
1.4.
De adresgegevens van de heer [de man] waren in eerste instantie bij de rechtbank niet bekend, waardoor de rechtbank hem via de Staatscourant heeft opgeroepen voor de zitting. Na de zitting heeft de rechtbank de adresgegevens van de heer [de man] alsnog kunnen achterhalen via het gerecht in eerste aanleg op Curacao, waarna de rechtbank hem bij brief van 28 november 2023 in de gelegenheid heeft gesteld om een verweerschrift in te dienen. De heer [de man] heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Verzoeker is op [geboortedatum 1] 1992 op Curaçao geboren uit de moeder.
2.2.
Verzoeker is erkend door de heer [de man] . Deze erkenning is vervolgens gewettigd door het huwelijk van de moeder en de heer [de man] op [huwelijksdatum] 1994 op Curaçao.
2.3.
De moeder en de heer [de man] hadden op het moment van de geboorte van verzoeker de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Verzoeker verzoekt om de ontkenning van het vaderschap van de heer [de man] gegrond te verklaren. Dat wil zeggen dat de heer [de man] , in juridische zin, niet meer als de vader van verzoeker wordt aangemerkt. Volgens verzoeker is namelijk niet de heer [de man] , maar de heer [A] zijn biologische vader.
2.5.
Zoals vermeld, heeft de heer [de man] geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker toe en verklaart de ontkenning van het vaderschap van de heer [de man] gegrond. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
3.2.
In de zaak is een interregionale component. De moeder, de heer [de man] en verzoeker hebben een band met Curaçao. Verzoeker en de moeder wonen op dit moment in Nederland, maar zij zijn geboren op Curaçao. De rechtbank dient daarom eerst te beoordelen of de Nederlandse rechter wel bevoegd is om te beslissen op het verzoek. Ook moet de rechtbank beoordelen van welk land de rechtsregels worden toegepast. Hierbij dient het interregionaal privaatrecht te worden toegepast. Verzoeker heeft zich zowel in de ingediende stukken als tijdens de zitting niet uitgelaten over het interregionaal privaatrecht.
3.3.
De Hoge Raad heeft aangegeven dat bij de beoordeling van de bevoegdheid en het toepasselijke recht zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de dichtstbijzijnde regel van internationaal privaatrecht. [1] De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te beoordelen omdat verzoeker in Nederland woont. [2] Op het verzoek is het recht van Curaçao van toepassing, omdat verzoeker ten tijde van zijn geboorte zijn gewone verblijfplaats op Curaçao had. [3]
Afstammingsrecht op Curaçao
3.4.
Uit artikel 1:200 lid van het Burgerlijk Wetboek (Curaçao) blijkt dat het vaderschap, op grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, kan worden ontkend door de vader of de moeder van het kind dan wel door het kind zelf. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning kan door het kind bij het gerecht in eerste aanleg worden ingediend binnen vijf jaren nadat het kind bekend is geworden met het vermoeden dat de man niet zijn biologische vader is. Indien het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit vermoeden, kan het verzoek tot uiterlijk vijf jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend (artikel 1:200 lid 6 BW).
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker – zoals ook uit het hiernavolgende blijkt – het verzoek tijdig bij de rechtbank heeft ingediend, namelijk binnen vijf jaar nadat hij bekend is geworden met het vermoeden dat de heer [de man] niet zijn biologische vader is. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
3.6.
Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van verzoeker tijdens de zitting is gebleken dat de moeder en de heer [de man] in 2003 van elkaar zijn gescheiden. Verzoeker heeft de heer [de man] sinds de echtscheiding nooit meer gezien. Desgevraagd heeft verzoeker tijdens de zitting verklaard dat hij in zijn jeugd niet bezig was met de vraag of de heer [de man] zijn biologische vader was. Verzoeker had voor zichzelf besloten dat hij geen vader (meer) had. In 2013 is verzoeker naar Nederland verhuisd. Vervolgens is de moeder in 2023 ook naar Nederland verhuisd. Pas in 2023 heeft de moeder verzoeker verteld dat niet de heer [de man] , maar de heer [A] de biologische vader van verzoeker is. Naar aanleiding daarvan heeft verzoeker de heer [A] gevraagd of hij mee wil werken aan een DNA-onderzoek. Uit het (niet rechtsgeldige) DNA-onderzoek is gebleken dat met ruim 99,999999% zekerheid kan worden gezegd dat de heer [A] de biologische vader van verzoeker is. Nu uit dit DNA onderzoek blijkt dat de heer [de man] niet de biologische vader van verzoeker is, wenst verzoeker dat de ontkenning van het vaderschap van de heer [de man] over verzoeker gegrond wordt verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker voldoende aangetoond dat de heer [de man] niet zijn biologische vader kan zijn. Weliswaar ontbreekt het standpunt van de heer [de man] , maar volgens de rechtbank heeft verzoeker voldoende aangevoerd. Voor de ontkenning van het vaderschap van de heer [de man] is daarom geen DNA-onderzoek nodig.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.7.
Verzoeker heeft verzocht om de beslissing voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de ontkenning van het vaderschap gegrond van:
[de man], geboren op [geboortedatum 2] 1969 op Curaçao,
ten aanzien van het kind:
[verzoeker], geboren op [geboortedatum 1] 1992 op Curaçao.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. M.N. Cheuk A Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 22 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1063)
2.Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
3.Artikel 10:93 jo. 10:92 van het Burgerlijk Wetboek (BW)