ECLI:NL:RBMNE:2024:4698
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- R.C. Stijnen
- M.M. Janssen
- J.P. Killian
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging
Op 31 juli 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een wrakingszaak. Verzoeker had op 19 juli 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter in de hoofdzaak met kenmerk C/16/577854 HL ZA 24-183. De wrakingskamer heeft verzoeker er direct na ontvangst van het verzoek op gewezen dat het wrakingsverzoek ondertekend diende te worden door een advocaat, aangezien er in de hoofdzaak sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Verzoeker kreeg tot en met 29 juli 2024 de tijd om dit verzuim te herstellen. Echter, verzoeker heeft geen ondertekend wrakingsverzoek ingediend binnen de gestelde termijn.
In de beoordeling heeft de wrakingskamer vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet aan de vereisten voldeed, omdat het niet was ondertekend door een advocaat. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling nodig was, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn wrakingsverzoek. De griffier is opgedragen deze beslissing te communiceren aan de betrokken partijen, en de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in het Wrakingsprotocol van de rechtbank.