Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 augustus 2022 in [woonplaats] betrokken was bij een brand in haar eigen woning. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van opzettelijke brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij opzettelijk de brand had gesticht. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel grovelijk onvoorzichtig had gehandeld door een pan met vet en eten op een brandende gaspit te laten staan, wat leidde tot de brand. Daarnaast was de verdachte opzettelijk in het bezit van 12,5 milliliter GHB, een verboden middel volgens de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen flesje GHB onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 31 juli 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord.