ECLI:NL:RBMNE:2024:4670

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10985529
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van aanneemsom in bouwgeschil tussen opdrachtgever en aannemer

In deze zaak vordert de aannemer betaling van de aanneemsom voor uitgevoerde werkzaamheden, waarvan een deel al is voldaan. De opdrachtgever betwist de hoogte van de aanneemsom en stelt dat het door hem betaalde bedrag is afgesproken. De aannemer heeft niet kunnen bewijzen dat de gevorderde aanneemsom van € 3.617,40 is overeengekomen, aangezien hij niet is verschenen op de mondelinge behandeling om zijn stellingen nader toe te lichten. De kantonrechter oordeelt dat de onduidelijkheid over de prijsafspraak voor rekening van de aannemer komt, omdat hij de bewijslast draagt. De vordering van de aannemer wordt afgewezen, evenals de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De aannemer wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de opdrachtgever betalen, die niet door een professionele gemachtigde is bijgestaan. De proceskosten worden begroot op € 50,00 voor reis-, verblijf- en verletkosten in verband met de mondelinge behandeling. De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10985529 \ MC EXPL 24-1742
Vonnis van 31 juli 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: D. van Hilten, werkzaam bij Juristu Incasso Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 5 maart 2024;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief van 10 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 16 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[gedaagde] is op de mondelinge behandeling van 16 juli 2024 verschenen. [eiser] is niet verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft [eiser] opdracht gegeven om (bouw)werkzaamheden uit te voeren in zijn woning.
2.2.
Bij factuur van 21 maart 2023 heeft [eiser] voor deze werkzaamheden een bedrag van € 3.617,40 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
Op 31 maart 2023 heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.000,00 aan [eiser] betaald
2.4.
Het restant van de factuur heeft [gedaagde] , ondanks sommaties, niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.617,40 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2023 tot de voldoening, en € 242,61 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eiser] – samengevat – dat hij (bouw)werkzaamheden in de woning van [gedaagde] heeft uitgevoerd en dat [gedaagde] weigert om het volledige bij hem in rekening gebrachte bedrag te betalen.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is het niet eens met de vordering. Volgens hem is er een bedrag van € 800,00 afgesproken voor het betegelen van de badkamer en de keuken. Later zijn er aanvullende werkzaamheden afgesproken voor een bedrag van € 1.200,00. Daarmee kwam het totaalbedrag uit op € 2.000,00. [gedaagde] heeft dit bedrag betaald, zodat hij niets meer verschuldigd is.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de dagvaarding leidt de kantonrechter af dat er volgens [eiser] een aanneemsom van € 3.617,40 is afgesproken voor het door hem uit te voeren werk. De bewijslast van deze stelling ligt bij [eiser] . Hij moet zijn vordering voldoende onderbouwen en zo nodig bewijzen. In de dagvaarding heeft hij de door hem gestelde aanneemsom slechts onderbouwd door twee fragmenten van een WhatsAppconversatie als productie bij te voegen.
4.2.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord en ter zitting gemotiveerd betwist dat er een prijs van € 3.617,40 heeft afgesproken. Volgens hem is er eerst een bedrag van
€ 800,00 afgesproken voor het betegelen van de badkamer en de keuken. Daarna zijn er afspraken gemaakt over aanvullende werkzaamheden, zoals sloopwerk, freeswerk, het plaatsen van een drain, het monteren van sanitair en kitwerk. Daarvoor is een prijs van
€ 1.200,00 afgesproken. De totale prijs kwam daarmee uit op € 2.000.00. [gedaagde] heeft dit onderbouwd door te verwijzen naar de door hem overgelegde (volledigere) WhatsAppgesprekken.
4.3.
Met dit verweer heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat er een prijs van € 3.617,40 is afgesproken. Die stelling van [eiser] is daarmee niet vast komen te staan. Het had op de weg van [eiser] gelegen om, gelet op het verweer van [gedaagde] , zijn stellingen nader te onderbouwen. Bijvoorbeeld door op de mondelinge behandeling toe te lichten hoe, wanneer en welke afspraken er zijn gemaakt over de door hem te verrichten werkzaamheden en de daarvoor door [gedaagde] te betalen prijs, en hoe dit valt terug te lezen in de tussen partijen gevoerde WhatsAppgesprekken. [eiser] is echter niet op de mondelinge behandeling verschenen. Duidelijkheid over de gemaakte afspraken is er daarom niet gekomen, waarbij de kantonrechter opmerkt dat ook [gedaagde] die duidelijkheid niet heeft kunnen geven. Deze onduidelijkheid komt echter voor risico van [eiser] , omdat de bewijslast bij hem ligt.
4.4.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] tot betaling van het restantbedrag van factuur als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen. De gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden daarom ook afgewezen.
4.5.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen. [gedaagde] heeft zich niet bij laten staan door een professionele gemachtigde. De proceskosten van [gedaagde] worden daarom begroot op
€ 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten in verband met zijn aanwezigheid bij de mondelinge behandeling.
4.6.
De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van € 50,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] dit bedrag niet tijdig aan [gedaagde] betaalt, en dit vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
45353