ECLI:NL:RBMNE:2024:4669

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10933055
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over provisie uit bemiddelingsovereenkomst tussen zorgbemiddelaar en digitaal platform

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], en gedaagde, [gedaagde] B.V., over de provisie die eiser toekomt uit een bemiddelingsovereenkomst. Eiser heeft bemiddelingswerkzaamheden verricht voor gedaagde, die een digitaal platform exploiteert voor zorginstellingen. De partijen hebben in juni/juli 2020 een bemiddelingsovereenkomst gesloten, waarin onder andere een provisie van 15% op de gerealiseerde omzet is afgesproken. Eiser vordert een bedrag van € 9.075,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde niet heeft betaald voor de geleverde bemiddelingsdiensten.

Tijdens de procedure is gebleken dat gedaagde eiser geen inzage heeft gegeven in de omzetgegevens, wat eiser heeft doen besluiten om de provisie te schatten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat eiser slechts recht heeft op een provisie over de omzet die bij één specifieke zorginstelling is gerealiseerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een bemiddelingsovereenkomst bestaat en dat eiser recht heeft op provisie, maar dat de hoogte van deze provisie nog moet worden vastgesteld. Gedaagde is bevolen om de benodigde facturen en documenten over de periode van 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 te overleggen, zodat de daadwerkelijke omzet kan worden bepaald. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 10933055 \ LC EXPL 24-494
Vonnis van 31 juli 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: D. Hilten, werkzaam bij Juristu Incasso Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.M.A. Al Kadiri.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 5 februari 2024;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 16 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is werkzaam in de zorg.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een digitaal platform met de naam [gedaagde] .nl (hierna: het platform). Via dit platform kunnen zorginstellingen tegen een vergoeding zzp’ers benaderen om diensten bij de betreffende zorginstelling te draaien.
2.3.
[gedaagde] heeft [eiser] benaderd om het platform bij zorginstellingen aan te bieden. Omstreeks juni/juli 2020 hebben partijen hiertoe een bemiddelingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [eiser] ter zake het platform bemiddelingswerkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 2. Bemiddeling. Ingangsdatum Bemiddelingsovereenkomst.
2.1
[gedaagde] .nl verleent hierbij opdracht aan de Bemiddelaar (kantonrechter: [eiser] ) om, tegen de hierna in artikel 3 te melden vergoeding, één of meer overeenkomsten tot stand te brengen tussen (x) zorginstellingen in Nederland en (y) [gedaagde] .nl, met betrekking tot (z) het gebruik van het Platform door die zorginstelling, zoals neergelegd in de specifieke overeenkomsten daartoe.(…)
Artikel 3. Vergoeding. Provisie.
3.1
Indien door de bemiddelingsinspanningen van Bemiddelaar een in artikel 2.1 bedoelde overeenkomst tot stand komt, heeft de Bemiddelaar recht op een provisie.
3.2
De in artikel 3.1 bedoelde provisie wordt, na het sluiten van een overeenkomst tussen zorginstelling en [gedaagde] .nl met betrekking tot gebruik van het Platform, als volgt berekend:
a. 15% van de Daadwerkelijk Gerealiseerde Omzet, exclusief omzetbelasting; indien en voor zover de totaal via Bemiddelaar Daadwerkelijke Gerealiseerde Omzet niet meer dan tweehonderdvijftigduizend euro (€ 250.000) per jaar bedraagt;(…)
3.4
OnderDaadwerkelijk Gerealiseerde Omzetwordt voor toepassing van het hiervoor bepaalde verstaan:
a. de daadwerkelijk door [gedaagde] .nl gefactureerde, ontvangen en behouden omzet, exclusief BTW, van zorginstellingen op diensten van zzp’ers; en
b. de daadwerkelijk door [gedaagde] .nl gefactureerde, ontvangen en behouden omzet, exclusief BTW, van zzp’ers op hun diensten.Eventuele omzet op zzp’ers telt dus ook maar mee voor zover verschuldigd door hen en uiteraard mits die zzp’ers dan daadwerkelijk omzet van [gedaagde] .nl aan [gedaagde] .nl betalen.
In principe wordtEUR 25.00 per dienst, exclusief BTW, gevraagd van zowel de zorginstelling, als de zzp’er, maar uiteraard kan daarover onder omstandigheden worden onderhandeld, zodat de provisie - zoals vermeld - altijd wordt berekend over de gefactureerde en ontvangen omzet.
3.6
Het vorenstaande betekent - voor alle duidelijkheid - dat de Bemiddelaar geen recht op gemelde provisie heeft over overeenkomsten als bedoeld in artikel 2.1 indien een zorginstelling zonder enige tussenkomst van de Bemiddelaar een overeenkomst met [gedaagde] .nl sluit met betrekking tot gebruik van het Platform.
(…)
Artikel 7. Controle
[gedaagde] .nl is verplicht aan Bemiddelaar of, ter keuze van [gedaagde] .nl, een daartoe onafhankelijke gemachtigde professional (zoals bijvoorbeeld een financieel expert) op redelijk verzoek van Bemiddelaar inzage te verstrekken in alle stukken die ten minste noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het bedrag van de aan Bemiddelaar toekomende provisie, mits AVG-proof en compliant met andere wet- en regelgeving.’
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] (in ieder geval) in contact gebracht met de vestiging van zorginstelling [zorginstelling] aan de [locatie] in [plaats] (hierna: [zorginstelling] locatie [locatie] ).
2.5.
[zorginstelling] locatie [locatie] heeft gebruik gemaakt van het platform. Per dienst van een zzp’er betaalt [zorginstelling] locatie [locatie] een bedrag van € 25,00 aan [gedaagde] . [zorginstelling] locatie [locatie] betaalt de zzp’ers verder zelf voor de gedraaide dienst.
2.6.
Op 15 februari 2022 heeft [gedaagde] een creditfactuur naar [eiser] gestuurd. Deze creditfactuur bevat een berekening van de aan [eiser] verschuldigde provisie in verband met het gebruik door [zorginstelling] locatie [locatie] van het platform. Over een deel van de omzet is een provisie van 15% berekend en over een ander deel een provisie van 40%. Onderaan de creditfactuur is een aan [eiser] te betalen provisie van € 1.041,25 exclusief btw opgenomen. Dit bedrag is aan [eiser] betaald.
2.7.
Bij e-mail van 9 augustus 2022 heeft [eiser] bij [gedaagde] aangegeven de facturen te willen bekijken zoals aangegeven in de overeenkomst (kantonrechter: bedoeld is de facturen die [gedaagde] naar [zorginstelling] heeft verzonden in verband met het gebruik van het platform). [gedaagde] heeft [eiser] geen inzage in deze facturen gegeven.
2.8.
Bij factuur van 30 november 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 9.075,00 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht met betrekking tot de bemiddelingswerkzaamheden bij [zorginstelling] .
2.9.
[gedaagde] heeft deze factuur, ondanks sommaties, niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen € 9.075,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2022, althans vanaf de dagvaarding, tot de voldoening, en € 1.002,79 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] – samengevat – het volgende. [eiser] heeft bemiddelingswerkzaamheden voor [gedaagde] verricht. Dit heeft ertoe geleid dat zorginstelling [zorginstelling] gebruik is gaan maken van het platform. [eiser] heeft recht op een provisie over de omzet die [gedaagde] maakt in verband met het gebruik door [zorginstelling] van het platform. Partijen zijn aanvankelijk een provisie van 15% overeengekomen. In september 2021 zijn partijen mondeling overeengekomen dat de provisie wordt verhoogd naar 40%. [eiser] heeft geen inzage gekregen in de omzet die [gedaagde] in verband met [zorginstelling] heeft gemaakt. Hij kan de aan hem betaalde provisie daarom niet op juistheid controleren. Daarom heeft hij de provisie over de jaren 2021 en 2022 geschat. Op basis van die schatting heeft hij een bedrag van € 9.075,00 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. [eiser] wil dat [gedaagde] die factuur betaalt en wil ook inzage in de facturen aan [zorginstelling] .
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. [eiser] heeft [gedaagde] in contact gebracht met [zorginstelling] locatie [locatie] . De provisie bedroeg aanvankelijk 15% en is per 1 februari 2022 verhoogd naar 40%. In de periode van 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 heeft [eiser] € 1.365,00 aan provisie gerealiseerd. Een bedrag van € 1.041,25 is reeds betaald, zodat [eiser] nog recht heeft op € 323,75. Dit bedrag wil [gedaagde] betalen. [eiser] gaat er ten onrechte vanuit dat er, door zijn eerste bemiddeling bij [zorginstelling] locatie [locatie] , ook overeenkomsten tot stand zijn gekomen met de overige locaties van [zorginstelling] . Elke vestiging opereert echter onafhankelijk. Bij alle overige locaties heeft [eiser] geen bemiddelingswerkzaamheden verricht. [gedaagde] heeft deze contacten zelf gelegd. Voor die locaties heeft [eiser] dus geen recht op provisie.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat er tussen hen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Verder zijn zij het erover eens dat [eiser] in ieder geval succesvol heeft bemiddeld bij [zorginstelling] locatie [locatie] en op grond daarvan voor in ieder geval die locatie recht heeft op provisie.
4.2.
Partijen zijn het niet eens over de hoogte van provisie. Volgens [eiser] weigert [gedaagde] hem inzage te verstrekken in de bij zorginstelling [zorginstelling] gerealiseerde omzet. [eiser] heeft daarom zelf een schatting gemaakt en vordert op grond daarvan een bedrag van € 9.075,00. De kantonrechter kan een bedrag dat gebaseerd is op een schatting echter niet zomaar toewijzen. De daadwerkelijke omzet van [gedaagde] zal moeten worden bepaald.
4.3.
Partijen twisten ook over de vraag welke omzet van [gedaagde] in aanmerking komt bij het bepalen van de provisie. Volgens [eiser] is dit alle omzet die bij de verschillende locaties van [zorginstelling] is gerealiseerd. [gedaagde] stelt echter dat [eiser] alleen heeft bemiddeld bij [zorginstelling] locatie [locatie] en hij daarom slechts recht heeft op een provisie over de omzet die bij deze locatie is gerealiseerd. Het antwoord op deze vraag kan in deze procedure in het midden blijven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven dat zijn schatting enkel is gebaseerd op de omzet die [gedaagde] heeft gerealiseerd bij [zorginstelling] locatie [locatie] . [eiser] vordert in deze procedure dus alleen de provisie in verband met de omzet bij [zorginstelling] locatie [locatie] , zodat deze procedure zich tot die locatie beperkt.
4.4.
Voor het vaststellen van de bij [zorginstelling] locatie [locatie] gerealiseerde omzet is het noodzakelijk om inzage te krijgen in de door [gedaagde] aan [zorginstelling] locatie [locatie] in rekening gebrachte bedragen in verband met het gebruik van het platform. Op grond van artikel 7 van de bemiddelingsovereenkomst is [gedaagde] verplicht om [eiser] deze inzage te verstrekken. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat zij bereid is om dat te doen.
4.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] aan [zorginstelling] locatie [locatie] voor het gebruik van het platform facturen heeft verzonden. De kantonrechter zal [gedaagde] op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevelen om deze facturen te overleggen. De berekening van de omzet van [gedaagde] in productie 2 bij conclusie van antwoord is gebaseerd op de periode van 15 juli 2020 tot 3 maart 2023. [gedaagde] is in deze procedure ook bereid om over die periode af te rekenen. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom bevelen om de facturen over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 te overleggen.
4.6.
Voor zover [gedaagde] geen facturen aan [zorginstelling] locatie [locatie] heeft verzonden en de vergoedingen voor het gebruik van het platform op andere wijze bij [zorginstelling] locatie [locatie] in rekening zijn gebracht, dan wordt [gedaagde] bevolen om al die bescheiden te overleggen die nodig zijn om de omzet over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 vast te kunnen stellen.
4.7.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat als zij weigert om deze facturen en/of bescheiden te overleggen, of geen volledige inzage geeft in de bij [zorginstelling] locatie [locatie] gerealiseerde omzet over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023, daaraan de gevolgtrekking kan worden verbonden die de kantonrechter geraden acht, ook in het nadeel van [gedaagde] .
4.8.
Uit de processtukken volgt verder dat partijen het niet eens zijn over het percentage van de provisie. Uit artikel 3.2 onder a van de bemiddelingsovereenkomst volgt dat dit percentage 15% bedraagt. [eiser] stelt in de dagvaarding dat het provisiepercentage in mondeling overleg in september 2021 is verhoogd naar 40%. [gedaagde] betwist dit. Volgens haar is het percentage pas per 1 februari 2022 verhoogd naar 40%. Omdat [eiser] verder niet heeft onderbouwd dat het percentage eerder is verhoogd, gaat de kantonrechter ervan uit dat het provisiepercentage tot 1 februari 2022 15% bedroeg en vanaf 1 februari 2022 40%.
4.9.
Tot slot heeft [gedaagde] gesteld dat zij op of omstreeks 15 februari 2022 al een bedrag van € 1.041,25 exclusief btw aan [eiser] heeft betaald. [eiser] heeft dit niet betwist, zodat dit vaststaat. Dit bedrag moet op de nog te berekenen provisie in mindering worden gebracht.
4.10.
Gelijktijdig met het overleggen van de facturen en/of bescheiden moet [gedaagde] zich uitlaten over de volgens haar op grond daarvan aan [eiser] toekomende provisie over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023. Daarbij moet [gedaagde] rekening houden met hetgeen hiervoor is overwogen over het provisiepercentage en de reeds gedane betaling.
4.11.
[eiser] wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om te reageren.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag
28 augustus 2024 om 11:00 uurvoor het nemen van een akte door [gedaagde] ;
5.2.
beveelt [gedaagde] om op deze roldatum een akte te nemen en daarbij:
  • alle door haar aan [zorginstelling] locatie [locatie] over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 in verband met het gebruik van het platform verzonden facturen te overleggen;
  • voor zover [gedaagde] geen facturen aan [zorginstelling] locatie [locatie] heeft verzonden en de vergoedingen voor het gebruik van het platform op andere wijze bij [zorginstelling] locatie [locatie] in rekening zijn gebracht: al die bescheiden te overleggen die nodig zijn om de omzet over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023 vast te kunnen stellen;
  • zich uit te laten over de volgens haar op basis van deze facturen en/of bescheiden aan [eiser] toekomende provisie over de periode 15 juli 2020 tot 3 maart 2023, waarbij zij rekening moet houden met hetgeen onder overweging 4.8 en 4.9 is bepaald;
5.3.
bepaalt dat [eiser] vervolgens in de gelegenheid wordt gesteld om op een termijn van
twee wekenop deze akte van [gedaagde] te reageren;
5.4.
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
45353