ECLI:NL:RBMNE:2024:4667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
11191562 / MV EXPL 24-94
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor het aanbrengen van camera's aan gehuurde woning

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen Stichting De Alliantie, gevestigd te Amsterdam, met als doel vervangende toestemming te verkrijgen voor het aanbrengen van vaste camera's aan de buitenzijde van haar gehuurde woning. De procedure volgde op een eerder vonnis van 14 februari 2024, waarin eiseres was veroordeeld om camera's en airco-units te verwijderen. Eiseres heeft de camera's inmiddels verwijderd, maar verzoekt nu om toestemming om deze opnieuw te installeren, omdat De Alliantie geen bezwaar zou hebben tegen de vaste camera's. De Alliantie heeft echter gesteld dat eiseres de juiste procedure voor toestemming nog niet heeft gevolgd en dat zij bereid is om een officieel verzoek van eiseres te behandelen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiseres nog geen formeel verzoek heeft ingediend bij De Alliantie en dat er dus geen sprake is van een weigering van toestemming. De kantonrechter oordeelt dat het niet redelijk is om vervangende toestemming te verlenen zonder dat er een formeel verzoek is gedaan. Eiseres heeft betoogd dat de weigering van De Alliantie om een informeel verzoek in behandeling te nemen, impliciet een weigering van toestemming inhoudt, maar de kantonrechter gaat hier niet in mee. De Alliantie heeft aangegeven dat zij een verzoek van eiseres welwillend zal behandelen, mits dit op de juiste wijze wordt ingediend.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van De Alliantie zijn begroot op € 814,00. Dit vonnis is uitgesproken op 31 juli 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 31 juli 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 11191562 / MV EXPL 24-94 D/1403 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde mr. E. Doornbos,
tegen
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: De Alliantie,
gemachtigde mr. J.J.M. Saelman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juli 2024
  • de mondelinge behandeling van 17 juli 2024
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van De Alliantie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de door [eiseres] van De Alliantie gehuurde woning, gelegen aan het adres [adres] te [plaats] .
2.2.
Bij vonnis van 14 februari 2024, van de kantonrechter in deze rechtbank is, onder meer, de volgende veroordeling uitgesproken tegen [eiseres] :

3.2. veroordeelt [eiseres] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de camera’s en airco-units die zijn aangebracht aan de buitenzijde van het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] , te (laten) verwijderen en verwijderd te houden;
[…]
3.4.
verbiedt [eiseres] om camera’s, airco-units of andere objecten op het gehuurde te plaatsen of aan het gehuurde te bevestigen;

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging van eis – dat (de kantonrechter als) voorzieningenrechter vervangende toestemming verleent voor het door [eiseres] monteren, dan wel laten hangen, van de vaste camera’s (zoals gespecificeerd op productie 4 bij de dagvaarding), aan de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (op de plaatsen, zoals te zien op productie 3 bij de dagvaarding).
3.2.
Aan haar vorderingen heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen speelt al langere tijd een conflict, onder meer, met betrekking tot door [eiseres] aan de van De Alliantie gehuurde woning, aangebrachte (vaste) camera’s. Omdat De Alliantie van mening is dat [eiseres] niet (op de juiste wijze) toestemming heeft gevraagd voor het plaatsen van deze camera’s, is De Alliantie een procedure begonnen. In het, hiervoor onder 2.2. weergegeven, (eind)vonnis is bepaald dat [eiseres] alle camera’s moet verwijderen en verwijderd moet houden. [eiseres] kan zich met de inhoud van het vonnis van 14 februari 2024 niet verenigen en zij heeft daarom hoger beroep tegen dat vonnis ingesteld. [eiseres] had, naast de vaste camera’s, ook een verstelbare camera geplaatst, maar heeft deze inmiddels allemaal verwijderd. Het is echter zonneklaar dat De Alliantie geen enkel probleem heeft met de vaste camera’s en [eiseres] heeft daarom, via haar gemachtigde, om toestemming gevraagd om de vaste camera’s weer te mogen installeren. De Alliantie heeft echter aangegeven dat [eiseres] hiervoor de procedure dient te volgen, zoals op de website van De Alliantie staat vermeld. [eiseres] leidt hieruit af dat De Alliantie weigert om haar toestemming te verlenen, en zij meent daarom dat zij geen andere keuze heeft dan om in dit kort geding in rechte vervangende toestemming te vorderen, om de (vaste) camera’s alsnog te plaatsen.
3.3.
De Alliantie voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. De kantonrechter is van oordeel dat het voorshands niet in de vereiste mate aannemelijk is dat een gelijkluidende vordering, als de voorlopige voorziening die [eiseres] in dit kort geding vordert, in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit wordt hierna toegelicht.
4.2.
Het belangrijkste verweer van De Alliantie is dat het [eiseres] , net als overige huurders van De Alliantie, vrijstaat om, via de voorgeschreven wijze – aangegeven op de website van De Alliantie –, toestemming te vragen voor het aanbrengen van een zogenaamde ‘zelf aangebrachte voorziening’ (zav), zoals de door [eiseres] gewenste camera’s aan de buitengevel van de woning, die [eiseres] van De Alliantie huurt. Vast staat dat [eiseres] een dergelijk verzoek (nog) niet heeft gedaan aan De Alliantie. Verder is de kantonrechter gebleken dat het doen van een officieel verzoek door [eiseres] aan De Alliantie onderdeel was van een minnelijke regeling, die partijen in het verleden reeds eerder hebben getroffen, maar waar door [eiseres] nooit uitvoering aan is gegeven. Dit komt voor haar rekening. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft De Alliantie bovendien verklaard dat zij bereid is om een eventueel verzoek van [eiseres] welwillend en met de nodige voortvarendheid te behandelen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan er onder deze gegeven omstandigheden geen sprake zijn van het verlenen van een vervangende toestemming door de kantonrechter, zoals [eiseres] heeft gevorderd, nu er (nog) geen sprake is van het weigeren van de vereiste toestemming door De Alliantie. [eiseres] heeft weliswaar betoogd dat uit de weigering van De Alliantie om een informeel verzoek, via de correspondentie gevoerd tussen gemachtigden, in behandeling te nemen impliciet volgt dat De Alliantie weigert om toestemming te geven, maar hierin gaat de kantonrechter niet mee. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft De Alliantie immers verklaard dat, indien een dergelijk verzoek bij haar binnenkomt, er, onder andere, door een deskundige gekeken wordt naar de bouwtechnische implicaties van het aanbrengen van een zav en dat in het (informele) verzoek van de gemachtigde van [eiseres] hierover geen informatie is verstrekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen onredelijke opstelling van De Alliantie en kan van [eiseres] worden verlangd dat zij bij De Alliantie een verzoek doet, tot het aanbrengen (dan wel handhaven) van de door haar gewenste camera’s, op de wijze zoals De Alliantie dit voorstaat. Eerst in het geval dat voldoende duidelijk is dat De Alliantie een verzoek van [eiseres] tot het aanbrengen van een zav heeft afgewezen, kan eventueel een vervangende toestemming door de kantonrechter in beeld komen, mits daartoe ook overigens voldoende redenen bestaan.
4.3.
Tegen deze achtergrond is de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar.
4.4.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op € 814,00 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van De Alliantie tot op heden begroot op € 814,00;
5.3.
begroot de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van De Alliantie op € 124,00 aan salaris gemachtigde indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door De Alliantie volledig aan dit vonnis heeft voldaan, te vermeerderen, indien na aanschrijving betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.