ECLI:NL:RBMNE:2024:4666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
16.265886.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en handel in harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in harddrugs en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 samen met anderen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht en afgeleverd. De verdachte heeft ook deelgenomen aan een organisatie die als doel had het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte (partieel) vrijgesproken van de tenlastelegging die betrekking had op de periode van 2 juni 2023 tot en met 16 augustus 2023, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid in die periode. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral omdat de verdachte een jonge medeverdachte heeft aangestuurd bij het dealen van drugs. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen opgelegd, waarvan tachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf van tachtig uren opgelegd, subsidiair veertig dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd om de verdachte te begeleiden in zijn re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.265886.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M. de Nooij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad met anderen
heeft gehandeld in heroïne en/of cocaïne;
feit 2:in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad heeft
deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven
als bedoeld in de Opiumwet.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat voor zover het tenlastegelegde ziet op de periode 2 juni tot en met 15 augustus 2023 verdachte van beide feiten (partieel) moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit van feit 1 voor zover het tenlastegelegde ziet op de periode juni tot en met augustus 2023. Het dealen van heroïne en cocaïne kan wel worden bewezen in de periode van 1 september tot en met 17 oktober 2023. Van het onder 2 tenlastegelegde moet verdachte integraal worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon in de buurt van [naam 1] in [woonplaats] . Ik had een telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] in mijn bezit. Ik heb in cocaïne en heroïne gedeald. Dat is ergens in september 2023 begonnen. Via het telefoonnummer [telefoonnummer] werd er drugs besteld. Ik heb op 2 september 2023 een SMS-Bom verstuurd en verwezen naar dit telefoonnummer. In de telefoongesprekken wordt met ‘ [bijnaam verdachte] ’ mij bedoeld. Ik bracht af en toe de drugs weg. Het wisselde af wie de drugs afleverde. Op 16 oktober 2023 ben ik gestopt met dealen.
De
verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2024, volgend uit het vonnis in zijn eigen zaak, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in de zomer van 2023 heb gedeald in heroïne en cocaïne. Ik heb heroïne en cocaïne verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Ik bracht de drugs rond op mijn elektrische fiets. Ik kreeg het van anderen te horen als er drugs moest worden bezorgd en dan bezorgde ik de drugs bij de afnemers. De afnemers gaven mij hiervoor geld, wat ik daarna aan iemand gaf. Ik kreeg vervolgens een deel van de opbrengst. [2]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] meermaals telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Wij troffen een gesprek aan tussen de mobiele telefoon en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft het privételefoonnummer van [medeverdachte 2] . Er wordt gesproken over 'Koffie en Melk', waarvan het ons bekend is dat dit heroïne en cocaïne betekent. Er wordt gesproken over een persoon genaamd ' [bijnaam verdachte] '.
Chat 1:
Datum Tijd Afzender Bericht
11/10/23 22.13 [medeverdachte 1] “Yo neef ik heb nog Shi 2
pakken melk en 4 koffie ik
neem morge mee ja”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 2] “Yo”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 2] “Heeft die [bijnaam verdachte] je gebeld”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Nee”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Hij zou me om 8 uur bellen
maar ik zie niks staan in die
gemiste gesprekken”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 1] “Hij staat achter”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 2] “Ik ben ff verpakken”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 1] “Saffie is goed neef'
In de telefoon van [medeverdachte 1] troffen wij een gesprek middels de applicatie SnapChat tussen de gebruikers ' [SnapChat account medeverdachte 1] ' en ' [SnapChat account verdachte] '. Naar onderzoek bleken deze accounts respectievelijk toe te behoren aan [medeverdachte 1] en [verdachte] . In deze chat is waarneembaar dat [verdachte] meerdere adressen, namen van drugsgebruikers en
aantallen doorgeeft aan [medeverdachte 1] .
Chat 3:
Datum Afzender Bericht
17/08/23 [verdachte] "Safg"
19/08/23 [verdachte] "Saff'”
21/08/23 [verdachte] “ [A] [straat] ” (1)
21/08/23 [verdachte] “ [B] [straat] hij wil die gram” (2)
21/08/23 [verdachte] “Voor […] ”
21/08/23 [verdachte] “Daarna”
21/08/23 [verdachte] “ [adres] ” (3)
22/08/23 [verdachte] “Dan […] ”
22/08/23 [verdachte] “Dan [bijnaam D] ” (4)
22/08/23 [verdachte] “Dan [bijnaam E] ” (5)
22/08/23 [verdachte] “Dan [F] ” (6)
22/08/23 [verdachte] “En dab pas [bijnaam G] ” (7 )
(1) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [A] gestuurd. Vermoedelijk staat [A] op de [straat] te [woonplaats] op [medeverdachte 1] te wachten.
(2) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [B] gestuurd.
Neve was woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
(3) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [C]
gestuurd. [C] is woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] .
(4) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [D] gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam D] de bijnaam van [D] betreft. [D] is woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] .
(5) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [E] gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam E] de bijnaam van [E] betreft.
(6) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [F] gestuurd.
(7) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [G]
gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam G] de bijnaam van [G] betreft. [3]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werden de telefonische gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer]
geïntercepteerd door het onderzoeksteam. In dit proces-verbaal zijn alle belangrijke
tapgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] weergegeven, waarbij de stem van
[verdachte] is herkend als de gebruiker van het telefoonnummer.
Datum: 4 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[verdachte] zegt dat [H] naar [straat] komt en dat ze vijftig Red Bulls voor hen
heeft en dat [medeverdachte 1] hem daarvoor 1 om 1 moet geven.
Er wordt bepaald dat ze de blikjes wel goed moeten tellen. [verdachte] zegt dat de
blikjes bij die gozer gestald moeten worden. [medeverdachte 1] zegt dat hij daar nu is.
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] de telefoon aan die gozer wil geven.
Vervolgens komt [medeverdachte 2] aan de lijn. [verdachte] zegt dat [H] vijftig Red Bulls komt brengen en dat deze bij hem geklemd moeten worden. [verdachte] zegt dat hij er zeker twintig wil hebben. [medeverdachte 2] zegt dat hij de andere dertig dan neemt. Ze bespreken dat ze er beiden twintig nemen en [medeverdachte 1] er tien krijgt. Vervolgens zegt [verdachte] dat 'ze' er allebei vijf krijgen.
Datum: 5 oktober 2023
Tijdstip: 21:38 uur
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[I] vraagt of [verdachte] crack heeft. [verdachte] zegt dat [I] al een keer eerder
bij hem gekocht heeft. [I] wil twee gram crack hebben op de [adres] . Vraagt vervolgens hoe duur één gram is, waarop [verdachte] 75 zegt. [verdachte] zegt dat hij vijftien minuten op zich laat wachten.
Datum: 5 oktober 2023
Tijdstip: 21:42
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[medeverdachte 1] zegt dat hij zijn telefoon niet bij zich had, omdat hij met [J] bij de [straat]
was. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] naar de [adres] moet gaan voor een gram witte
en [medeverdachte 1] vraagt voor hoeveel. [verdachte] zegt 75. [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal zijn alle belangrijke tapgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] weergegeven, waarbij de stem van [medeverdachte 2] is herkend als de gebruiker van het telefoonnummer. De bijnaam van [medeverdachte 2] is [bijnaam medeverdachte 2] .
Datum: 8 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[bijnaam] vraagt of [medeverdachte 2] naar haar huis kan komen voor 1 wit.
[medeverdachte 2] zegt 20 minuten.
[bijnaam] vind dit te lang en vraagt waar zij naar toe kan komen.
[medeverdachte 2] zegt wil ie naar mij toe komen. Kom naar die bus sluis in [straat] , die […] . [bijnaam] zegt: Ja doei!
[medeverdachte 2] zegt dan laat ik hem toch gewoon komen toch.
[bijnaam] zegt bus sluis ik denk je bent gewoon in de [straat] man. Maar je bent helemaal niet in de [straat] .
[medeverdachte 2] nee nee ik ben [bijnaam medeverdachte 2] die [bijnaam verdachte] is effe thuis.
[bijnaam] zegt ja nu hoor ik het aan je stem.
[medeverdachte 2] zegt dat hij hem wel snel naar haar huis kan sturen.
[bijnaam] zegt dat ze hard gefeest heeft en dat hij haar een goed brokje moet geven.
Tevens werd de telefonie geïntercepteerd van het privénummer van [medeverdachte 2] . Er werd geconstateerd dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Datum: 5 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[medeverdachte 2] tegen [verdachte] : [medeverdachte 2] zegt dat die doeroe niet op die van de foto lijkt. Het is veel lichter dan normaal. [medeverdachte 2] zegt dat toen hij het afbrak het direct uit elkaar viel, doordat dat kanker hoerenkind het verkeerd verpakt heeft. [5]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werden de telefonische gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] geïntercepteerd.
Datum: 16 september 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
NNM8932 (1) belt uit met [medeverdachte 1] (2)
2: Hallo.
1: Jo, [bijnaam] heeft je nodig man.
2: [bijnaam] ?
1: Bij Albert Heijn […]
2: […] ?
1: Ja. Die Albert Heijn van […] .
2: Oh van [straat] . Ohja, die. Welke [bijnaam] ? Die van [K]
1: Nee, gewoon [L] .
2: Oh [L] .
1: Ja.
2: Ja. toch. Maar vraag hem wel gelijk of hij compleet heeft.
1: Ja hij heeft compleet.
2: Ja is goed neef
1: Als hij twee donnies heeft, verkoop je hem gewoon één om één of twee witte.
2: Ja.
Datum: 17 september 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
NNM8923 = NNM
[medeverdachte 1] [telefoonnummer] = [medeverdachte 1]
NNM: Yo waar ben je?
[medeverdachte 1] : ik ben nu in [straat]
NNM: Na [G] moet je die Pool pakken bij [naam 2]
[medeverdachte 1] : Ja is goed man
NNM: oke Ciao
[medeverdachte 1] : Ciao
Datum: 18 september 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
NNM8923 (1) belt uit met [medeverdachte 1] (2)
2: Hallo?
1: Yo NTV is over vijftien minuten bij rotsen.
2: Ja? Wat wilt 'ie?
1: Weet ik niet.
2: Hoe veel zal ik voor hem meenemen?
1: Neem gewoon twee om twee mee of zo.
2: Ja toch.
Datum: 25 september 2023
Tijdstip: 16:14 uur
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[verdachte] zegt dat [bijnaam G] twaalf lichte en een bankoe doeroe wil. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] vier chawa's en zes doeroe's aan [bijnaam G] moet geven. [medeverdachte 1] zegt dat het goed komt.
Datum: 1 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud: [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] naar bruggetje achter [straat] moet brengen 3 licht. [6]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023 tussen 14.00 en 16.30 uur bevonden wij ons in de omgeving
van Lelystad. Wij hebben op de bovengenoemde datum, tijd en omgeving de volgende waarnemingen gedaan:
Vanuit het onderzoeksteam kregen wij de informatie dat er een overdacht van verdovende middelen zou gaan plaatsvinden bij de bus sluis. Omstreeks 16.20 uur: [medeverdachte 1] kwam uit de richting van de [adres] gefietst en fietste de bus sluis voorbij in de richting van de [straat] . Vanuit daar fietste hij de […] over en ging een steeg achter een appartementencomplex aan de [adres] . Omstreeks 16.26 uur: [medeverdachte 1] maakte contact met een man in de genoemde steeg. Deze was in het zwart gekleed, grijskleurig haar en had een voorovergebogen houding. [medeverdachte 1] was in een tasje aan het rommelen en dan man keek hiernaar. Kort hierna gaf [medeverdachte 1] iets over aan deze man, waarna beiden direct uit elkaar gingen. Wij konden niet zien wat er precies werd overgegeven. De man stapte vervolgens op een bromfiets voorzien van kenteken [kenteken] . Uit het Rijksdienst van Wegverkeer register bleek de tenaamgestelde te zijn: [G] , geboren op [1964] te [geboorteplaats] . [7]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] (zie ook feit 2).
Verdachte heeft verklaard dat hij enkel in de maanden september en oktober 2023 heeft gehandeld in harddrugs. Volgens de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte vóór die periode heeft gehandeld in harddrugs. Hiervoor zijn de Snapchatberichten van verdachte vanaf 17 augustus 2023, aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] , van onvoldoende gewicht, omdat er niet daadwerkelijk overdrachten zichtbaar zijn, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn Snapchatberichten van verdachte aangetroffen, beginnend vanaf 17 augustus 2023. Uit politieonderzoek volgt dat verdachte in deze berichten meerdere adressen, namen van drugsgebruikers en aantallen aan [medeverdachte 1] doorgeeft. Verdachte heeft op geen enkel moment een redelijke verklaring afgelegd over waar deze berichten op zien. Deze berichten staan niet op zichzelf, maar leest de rechtbank in de context van de (gedeeltelijke) bekentenis van verdachte, de bekentenis van medeverdachte [medeverdachte 1] en de latere observaties en tapgesprekken waarvan de inhoud soortgelijk is aan de inhoud van de Snapchatberichten vanaf 17 augustus 2023. In onderling verband en in samenhang beschouwd acht de rechtbank deze bewijsmiddelen voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte vanaf 17 augustus 2023 in harddrugs heeft gehandeld.
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van de handel in harddrugs in de ten laste gelegde periode 2 juni 2023 tot en met 16 augustus 2023. Hiervoor zit onvoldoende bewijs in het dossier. Weliswaar is bij de doorzoeking van de woning van verdachte een mobiele telefoon aangetroffen waarmee middels ‘ [Whatsappaccount] [geboorteplaats] @s.whatsapp.net’ vanaf 16 augustus 2023 vermoedelijk een andere drugslijn werd aangestuurd, maar naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderzoek naar deze lijn gedaan om te spreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte vanaf 16 augustus 2023 daadwerkelijk handelde in drugs. Zo bevinden zich in het dossier bijvoorbeeld geen observaties van mogelijke drugstransacties die kunnen worden gekoppeld aan het Whatsappaccount ‘ [Whatsappaccount] ’. Kortom, het steunbewijs dat verdachte vanaf 16 augustus 2023 (ook) een tweede drugslijn heeft aangestuurd en dus vanaf die datum handelde in harddrugs ontbreekt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Het verweer van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat er slechts sprake is van handel in harddrugs voor de duur van anderhalf dan wel twee maand(en). Deze periode is zo kort dat niet kan worden gesproken van een duurzaam en bestendig samenwerkingsverband, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie, zoals onder 2 ten laste is gelegd. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op deelname aan de onder 2 ten laste gelegde criminele organisatie.
Het juridisch kader
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het duurzaam en gestructureerd karakter kan blijken uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden of de onderlinge afstemming van de activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.
Organisatie – duurzaamheid en structuur
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte betrokken zijn geweest bij het dealen in cocaïne en heroïne en dat sprake was van een interne structuur waarbij [medeverdachte 2] en verdachte een leidende rol hadden en [medeverdachte 1] de drugs rondbracht. Er is sprake geweest van een samenwerkingsverband tussen voornoemde personen. Een ieder had een eigen rol en taak die cruciaal was voor het welslagen van de door de organisatie beoogde misdrijven.
Dat sprake was van een organisatie met een duurzaam karakter en een bestendige samenwerking leidt de rechtbank onder meer af uit de intensiteit van de contacten in de bewezen verklaarde periode en de inhoud van de tapgesprekken waaruit ook de eerder omschreven rolverdeling blijkt. [medeverdachte 1] had van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 structureel contact met [medeverdachte 2] en verdachte over de verkoop van cocaïne en heroïne. Ook werd er volgens een vast patroon samengewerkt. De afnemers belden naar [medeverdachte 2] of verdachte, waarna [medeverdachte 1] van één van hen instructies kreeg, deze instructies opvolgde en de drugs naar de afnemers bracht. De handel in harddrugs heeft in ieder geval twee maanden geduurd. Daarmee is ook voldaan aan het vereiste van een duurzaam en bestendig samenwerkingsverband. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Opzet van verdachte
Zoals reeds overwogen, stuurde verdachte [medeverdachte 1] aan door hem instructies te geven. Zo volgt onder meer uit de bewijsmiddelen dat verdachte aan [medeverdachte 1] adressen gaf om daar drugs af te leveren. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en de andere aanstuurder van de drugslijn, [medeverdachte 2] , in (direct) contact stonden. Uit voornoemde handelingen van verdachte kan niets anders worden afgeleid dan dat verdachte opzet had op deelname aan de criminele organisatie, zoals onder 2 ten laste is gelegd, en hij een belangrijk aandeel had in de gedragingen die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, met als oogmerk het dealen in cocaïne en heroïne, en dat de handelingen van verdachte zijn aan te merken als deelneming aan die criminele organisatie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] ( [2003] ) en [medeverdachte 1] ( [2007] ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:deelnemen aan een Organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf
als bedoeld in art. 10 lid 3-5 en art. 10a lid 1 van de Opiumwet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van tachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de (bijzondere) voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte sinds zijn schorsing hard aan zichzelf heeft gewerkt. Bovendien is hij ‘first offender’. Hij is bereid zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden. De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten gedurende een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne en in die context deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van Opiumwetmisdrijven. Hierbij heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] een jongen van nog maar vijftien jaar oud, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , aangestuurd en hem de drugs laten afleveren. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk en strafverzwarend.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld, omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij veel (financieel) nadeel. De criminele organisatie waartoe verdachte behoorde heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank acht verdachte dan ook medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en enkel gehandeld uit eigen winstbejag.
Op de zitting heeft verdachte deels zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, maar hij heeft zijn rol zo veel mogelijk getracht te marginaliseren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 31 mei 2024;
- een reclasseringsrapport van 24 juni 2024, opgemaakt door J.A.M. Schiks, reclasseringswerker.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het reclasseringsadvies
Uit het rapport van de reclassering volgt het advies om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verder ziet de reclassering op basis van het huidige schorsingstoezicht geen meerwaarde in een reclasseringstoezicht. Indien de rechter een (deels) voorwaardelijke straf oplegt, adviseert de reclassering alsnog oplegging van een meldplicht, dagbesteding, inzage in zijn financiën en een contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan een maand, doch minder dan drie maanden, met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Verder acht de rechtbank het strafverzwarend dat verdachte een jongen van vijftien jaar voor hem en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] harddrugs heeft laten afleveren en maar deels verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Bovendien heeft verdachte zich niet enkel schuldig gemaakt aan handel in harddrugs, maar heeft hij ook deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het dealen van harddrugs.
De rechtbank houdt in strafverlagende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte, namelijk twintig jaar, en het feit dat sprake is van meerdaadse samenloop van de feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn leven nu redelijk goed op de rit lijkt te hebben. Zo werkt verdachte nu bij een schoonmaakbedrijf, gaat hij een zorgopleiding volgen en komt hij zijn afspraken met de reclassering goed na.
Alles overwegende, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan tachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, opleggen. De rechtbank acht verder de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd op zijn plaats. Het voorgaande betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Wel zal de rechtbank verdachte nog een taakstraf opleggen voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Dit om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen.
Door het opleggen van een gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van voormelde duur beoogt de rechtbank niet alleen aan verdachte, maar ook aan de samenleving duidelijk te maken dat de rechtbank dergelijke feiten zeer ernstig vindt en fors bestraft.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte, gelet op zijn jonge leeftijd, de noodzakelijk geachte begeleiding en toezicht in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat hij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de straf die zij aan verdachte zal opleggen, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten € 325,-, € 10,- en € 1.200,-contant geld en een Nokia burner-telefoon verbeurd verklaren.
De rechtbank gaat ervan uit dat het contante geld uit baten van het bewezenverklaarde is verkregen.
Met behulp van de burner-telefoon is het feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland gevestigd aan de Middendreef 293 te Lelystad. Verdachte dient zich vervolgens bij de reclassering te blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich inspant voor het vinden en behouden van een structurele dagbesteding in de vorm van het volgen van een opleiding en/of betaald werk;
* de reclassering inzage geeft in zijn inkomsten, uitgaven en schulden. Indien nodig geacht door de reclassering werkt hij mee aan het aflossen van zijn schulden of treffen van betalingsregelingen;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen:
 [medeverdachte 2] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] ;
 [medeverdachte 1] , geboren op [2007] te [geboorteplaats] (Tunesië).
De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 325 EUR (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237581);
  • 10 EUR (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237578);
  • 1200 EUR (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237589);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237593, (Burner) telefoon, zwart, merk: nokia).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, en mrs. I.L Gerrits en S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te
Lelystad, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal
bevattende cocaïne en/of heroïne
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
feit 2:
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te
Lelystad, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere)
[medeverdachte 2] ( [2003] ) en
[medeverdachte 1] ( [2007] ),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of
11a Opiumwet.
(art 11b lid 1 Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2023, onderzoeksnummer MD2R023125 / Santana, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 422. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het (separaat in het dossier opgenomen) vonnis in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] van 14 mei 2024 (parketnummer 16.265854.23), pagina 3.
3.Pagina’s 330 t/m 333.
4.Pagina’s 136 t/m 150.
5.Pagina’s 118 t/m 134.
6.Pagina’s 152 t/m 169.
7.Pagina 184.