ECLI:NL:RBMNE:2024:4659
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Exclusief gebruik van de woning door contractuele medehuurders na beëindiging van de relatie
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, staat het exclusieve gebruik van een huurwoning centraal na de beëindiging van de relatie tussen twee contractuele medehuurders. De eiser, die eenhoofdig gezag heeft over hun tweejarige dochter, vordert het exclusieve gebruik van de woning, terwijl de gedaagde, de andere medehuurder, een tegenvordering indient om het huurrecht aan hem toe te wijzen. De zaak is ontstaan na de beëindiging van hun relatie op 12 november 2023, waarna de eiser in kort geding het voorlopig gebruik van de woning heeft gevorderd en toegewezen gekregen. De gedaagde heeft de woning op 10 februari 2024 verlaten, maar is het niet eens met de vordering van de eiser.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak op 24 juli 2024 zal volgen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de belangen van beide partijen, waarbij het belang van de minderjarige dochter zwaar heeft meegewogen. De kantonrechter oordeelt dat de eiser een groter belang heeft bij het behoud van de woning, gezien de huidige zorgsituatie van de dochter en de vertrouwde omgeving die de woning biedt. De vordering van de eiser wordt toegewezen, terwijl de tegenvordering van de gedaagde wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de eiser het vonnis kan afdwingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.