ECLI:NL:RBMNE:2024:4657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
16.216474.23; 16.179712.23 (gev. ttz); 16.222517.22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel met bijkomende straf voor binnensmokkelen van hasjiesj in een penitentiaire inrichting

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en drugshandel. De verdachte, geboren in 2003, werd ervan beschuldigd in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad samen met anderen opzettelijk te hebben gehandeld in cocaïne en heroïne. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode samen met medeverdachten actief betrokken was bij de handel in harddrugs, waarbij hij een leidende rol had en anderen aanstuurde om de drugs af te leveren. De rechtbank heeft de verdachte (partieel) vrijgesproken van de handel in harddrugs in de periode van 2 juni tot en met 16 augustus 2023, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de feiten die zich in de latere periode hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is er een geldboete van vijfhonderd euro opgelegd voor het binnensmokkelen van hasjiesj in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.216474.23; 16.179712.23 (gev. ttz); 16.222517.22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M. de Nooij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank nummert de bij de dagvaarding met het parketnummer 16.216474.23 ten laste gelegde feiten als de feiten 1 en 2 en het bij de dagvaarding met het parketnummer 16.179712.23 ten laste gelegde feit als feit 3.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad met anderen
heeft gehandeld in heroïne en/of cocaïne;
feit 2:in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad heeft
deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven
als bedoeld in de Opiumwet;
feit 3:op 19 juli 2023 in Lelystad ongeveer 10 gram hasjiesj heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt, in elk geval aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (partiële) vrijspraak bepleit van feit 1 voor zover het tenlastegelegde ziet op de periode juni en juli 2023. Het dealen van heroïne en cocaïne kan wel worden bewezen in de periode van 1 augustus tot en met 17 oktober 2023. Van het onder 2 tenlastegelegde moet verdachte integraal worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf midden augustus 2023 ben ik begonnen met het dealen van cocaïne en heroïne. Om drugs te kopen, kon er worden gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het wisselde af wie de drugs afleverde. [medeverdachte 1] nam het meeste risico. Hij fietste meer dan ik. Ik bracht soms ook drugs rond, maar [medeverdachte 1] liep vaker rond met de drugs.
De
verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2024, volgend uit het vonnis in zijn eigen zaak, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in de zomer van 2023 heb gedeald in heroïne en cocaïne. Ik heb heroïne en cocaïne verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Ik bracht de drugs rond op mijn elektrische fiets. Ik kreeg het van anderen te horen als er drugs moest worden bezorgd en dan bezorgde ik de drugs bij de afnemers. De afnemers gaven mij hiervoor geld, wat ik daarna aan iemand gaf. Ik kreeg vervolgens een deel van de opbrengst. [2]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] meermaals telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Wij troffen een gesprek aan tussen de mobiele telefoon en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft het privételefoonnummer van [verdachte] . Er wordt gesproken over 'Koffie en Melk', waarvan het ons bekend is dat dit heroïne en cocaïne betekent. Er wordt gesproken over een persoon genaamd ' [bijnaam medeverdachte 2] '.
Chat 1:
Datum Tijd Afzender Bericht
11/10/23 22.13 [medeverdachte 1] “Yo neef ik heb nog Shi 2
pakken melk en 4 koffie ik
neem morge mee ja”
13/10/23 10.16 [verdachte] “Yo”
13/10/23 10.16 [verdachte] “Heeft die [bijnaam medeverdachte 2] je gebeld”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Nee”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Hij zou me om 8 uur bellen
maar ik zie niks staan in die
gemiste gesprekken”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 1] “Hij staat achter”
13/10/23 17.27 [verdachte] “Ik ben ff verpakken”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 1] “Saffie is goed neef'
In de telefoon van [medeverdachte 1] troffen wij een gesprek middels de applicatie SnapChat tussen de gebruikers ' [SnapChat account medeverdachte 1] ' en ' [SnapChat account medeverdachte 2] '. Naar onderzoek bleken deze accounts respectievelijk toe te behoren aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In deze chat is waarneembaar dat [medeverdachte 2] meerdere adressen, namen van drugsgebruikers en
aantallen doorgeeft aan [medeverdachte 1] .
Chat 3:
Datum Afzender Bericht
17/08/23 [medeverdachte 2] "Safg"
19/08/23 [medeverdachte 2] "Saff'”
21/08/23 [medeverdachte 2] “ [A] [straat] ” (1)
21/08/23 [medeverdachte 2] “ [B] hij wil die gram” (2)
21/08/23 [medeverdachte 2] “Voor […] ”
21/08/23 [medeverdachte 2] “Daarna”
21/08/23 [medeverdachte 2] “ [adres] ” (3)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan […] ”
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [bijnaam D] ” (4)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [bijnaam E] ” (5)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [F] ” (6)
22/08/23 [medeverdachte 2] “En dab pas [bijnaam G] ” (7 )
(1) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [A] gestuurd. Vermoedelijk staat [A] op de [straat] te [woonplaats] op [medeverdachte 1] te wachten.
(2) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [B] gestuurd.
Neve was woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
(3) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [C]
gestuurd. [C] is woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] .
(4) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [D] gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam D] de bijnaam [D] betreft. [D] is woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] .
(5) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [E] gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam E] de bijnaam [E] betreft.
(6) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [F] gestuurd.
(7) Vermoedelijk wordt [medeverdachte 1] naar drugsgebruiker [G]
gestuurd. Het is ons bekend dat [bijnaam G] de bijnaam van [G] betreft. [3]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is mij ambtshalve bekend dat [bijnaam medeverdachte 2] de bijnaam is van een persoon genaamd [medeverdachte 2] , geboren op [2004] te [telefoonnummer] . [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal zijn alle belangrijke tapgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] weergegeven, waarbij de stem van [verdachte] is herkend als de gebruiker van het telefoonnummer. De bijnaam van [verdachte] is [bijnaam verdachte] .
Datum: 8 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[bijnaam] vraagt of [verdachte] naar haar huis kan komen voor 1 wit.
[verdachte] zegt 20 minuten.
[bijnaam] vind dit te lang en vraagt waar zij naar toe kan komen.
[verdachte] zegt wil ie naar mij toe komen. Kom naar die bus sluis in [straat] , die [naam] . [bijnaam] zegt: Ja doei!
[verdachte] zegt dan laat ik hem toch gewoon komen toch.
[bijnaam] zegt bus sluis ik denk je bent gewoon in de [straat] man. Maar je bent helemaal niet in de [straat] .
[verdachte] nee nee ik ben [bijnaam verdachte] die [bijnaam medeverdachte 2] is effe thuis.
[bijnaam] zegt ja nu hoor ik het aan je stem.
[verdachte] zegt dat hij hem wel snel naar haar huis kan sturen.
[bijnaam] zegt dat ze hard gefeest heeft en dat hij haar een goed brokje moet geven.
Tevens werd de telefonie geïntercepteerd van het privénummer van [verdachte] . Er werd geconstateerd dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Datum: 5 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[verdachte] tegen [medeverdachte 2] : [verdachte] zegt dat die doeroe niet op die van de foto lijkt. Het is veel lichter dan normaal. [verdachte] zegt dat toen hij het afbrak het direct uit elkaar viel, doordat dat kanker hoerenkind het verkeerd verpakt heeft. [5]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werden de telefonische gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer]
geïntercepteerd door het onderzoeksteam. In dit proces-verbaal zijn alle belangrijke
tapgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] weergegeven, waarbij de stem van
[medeverdachte 2] is herkend als de gebruiker van het telefoonnummer.
Datum: 4 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[medeverdachte 2] zegt dat [H] naar [straat] komt en dat ze vijftig Red Bulls voor hen
heeft en dat [medeverdachte 1] hem daarvoor 1 om 1 moet geven.
Er wordt bepaald dat ze de blikjes wel goed moeten tellen. [medeverdachte 2] zegt dat de
blikjes bij die gozer gestald moeten worden. [medeverdachte 1] zegt dat hij daar nu is.
[medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] de telefoon aan die gozer wil geven.
Vervolgens komt [verdachte] aan de lijn. [medeverdachte 2] zegt dat [H] vijftig Red Bulls komt brengen en dat deze bij hem geklemd moeten worden. [medeverdachte 2] zegt dat hij er zeker twintig wil hebben. [verdachte] zegt dat hij de andere dertig dan neemt. Ze bespreken dat ze er
beiden twintig nemen en [medeverdachte 1] er tien krijgt. Vervolgens zegt [medeverdachte 2] dat 'ze' er allebei vijf krijgen. [6]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werden de telefonische gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] geïntercepteerd.
Datum: 25 september 2023
Tijdstip: 16:14 uur
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud:
[medeverdachte 2] zegt dat [bijnaam G] twaalf lichte en een bankoe doeroe wil. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] vier chawa's en zes doeroe's aan [bijnaam G] moet geven. [medeverdachte 1] zegt dat het goed komt.
Datum: 1 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer]
Ontvanger: [telefoonnummer]
Inhoud: [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] naar bruggetje achter [straat] moet brengen 3 licht. [7]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was 17 oktober en 18 oktober 2023 belast met het verdachtenverhoor van de aangehouden [medeverdachte 2] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] . Hierbij herkende ik de stem van [medeverdachte 2] direct en volledig als zijnde één van de gebruikers van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik herkende de stem van [medeverdachte 2] als de stem van de persoon die zich kenbaar maakte als de persoon [bijnaam medeverdachte 2] . [8]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] een gesprek voerde met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde de stem van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarvan ik de stem direct en volledig herkende als de stem van een persoon genaamd [medeverdachte 1] , geboren op [2007] te [geboorteplaats] . [9]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023 tussen 14.00 en 16.30 uur bevonden wij ons in de omgeving
van Lelystad. Wij hebben op de bovengenoemde datum, tijd en omgeving de volgende waarnemingen gedaan:
Vanuit het onderzoeksteam kregen wij de informatie dat er een overdacht van verdovende middelen zou gaan plaatsvinden bij de bus sluis. Omstreeks 16.20 uur: [medeverdachte 1] kwam uit de richting van de [adres] gefietst en fietste de bus sluis voorbij in de richting van de [straat] . Vanuit daar fietste hij de […] over en ging een steeg achter een appartementencomplex aan de [adres] . Omstreeks 16.26 uur: [medeverdachte 1] maakte contact met een man in de genoemde steeg. Deze was in het zwart gekleed, grijskleurig haar en had een voorovergebogen houding. [medeverdachte 1] was in een tasje aan het rommelen en dan man keek hiernaar. Kort hierna gaf [medeverdachte 1] iets over aan deze man, waarna beiden direct uit elkaar gingen. Wij konden niet zien wat er precies werd overgegeven. De man stapte vervolgens op een bromfiets voorzien van kenteken [kenteken] . Uit het Rijksdienst van Wegverkeer register bleek de tenaamgestelde te zijn: [G] , geboren op [1963] te [geboorteplaats] . [10]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] (zie ook feit 2).
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf midden augustus 2023 is begonnen met de handel in harddrugs. De rechtbank zal 17 augustus 2023 als beginpunt nemen van deze handel gelet op de op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen Snapchatberichten van medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit politieonderzoek volgt dat [medeverdachte 2] in deze berichten meerdere adressen, namen van drugsgebruikers en aantallen aan [medeverdachte 1] doorgeeft. Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich in ieder geval in de periode van 17 augustus tot en met 17 oktober 2023 gezamenlijk bezig hebben gehouden met de handel in cocaïne en heroïne.
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van de handel in harddrugs in de ten laste gelegde periode 2 juni tot en met 16 augustus 2023. Er zitten wel aanwijzingen in het dossier dat verdachte zich al in die periode heeft schuldig gemaakt aan handel in harddrugs. Zo heeft de politie in juni en juli 2023 van drie verschillende personen, die als drugsgebruikers bekend staan, te horen gekregen dat [bijnaam verdachte] (de bijnaam van verdachte) in Lelystad (weer) in cocaïne en heroïne handelt. Hij zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] en hij zou een jonge jongen op pad sturen om de drugs af te leveren. Nadat één van deze drugsgebruikers een foto werd getoond van medeverdachte [medeverdachte 1] , bevestigde deze drugsgebruiker dat dit de persoon betrof die verdovende middelen aflevert voor verdachte.
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op 2 juni 2023 actief is geworden en dat het laatste inkomende en/of uitgaande contact op 3 juli 2023 was. De door de politie gehoorde getuigen, namelijk drugsgebruikers [F] , [I] , [J] , [G] en [K] (de twee laatstgenoemde zijn ook gehoord bij de rechter-commissaris) hebben verklaard dat via [bijnaam verdachte] drugs kon worden besteld. Echter, deze getuigen verklaren niet over het telefoonnummer [telefoonnummer] (actief van 2 juni tot en met 3 juli 2023), maar enkel over het telefoonnummer [telefoonnummer] (actief vanaf 2 september 2023). Het telefoonnummer waarnaar in de tussentijd gebeld zou moeten zijn geweest, volgt niet uit het politieonderzoek. Wel volgt dat op 2 september 2023 een SMS-Bom is verstuurd vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarin hoogstwaarschijnlijk het telefoonnummer [telefoonnummer] aan meerdere drugsgebruikers kenbaar is gemaakt. Naar het in juli/augustus gebruikte telefoonnummer is echter geen nader onderzoek gedaan. Het voorgaande in ogenschouw genomen, in combinatie met het feit dat verdachte heeft ontkend gebruik te hebben gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] en hij ook niet door middel van tapgesprekken dan wel observaties aan het telefoonnummer kan worden gekoppeld, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte vanaf 2 juni tot en met 16 augustus 2023 heeft gehandeld in harddrugs.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Het verweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat, er slechts sprake is van handel in harddrugs voor de duur van hooguit tweeëneenhalve maand. Deze periode is zo kort dat niet kan worden gesproken van een duurzaam samenwerkingsverband, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie, zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Het juridisch kader
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het duurzaam en gestructureerd karakter kan blijken uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden of de onderlinge afstemming van de activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.
Organisatie – duurzaamheid en structuur
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte betrokken zijn geweest bij het dealen in cocaïne en heroïne en dat sprake was van een interne structuur waarbij [medeverdachte 2] en verdachte een leidende rol hadden en [medeverdachte 1] de drugs rondbracht. Er is sprake geweest van een samenwerkingsverband tussen voornoemde personen. Een ieder had een eigen rol en taak die cruciaal was voor het welslagen van de door de organisatie beoogde misdrijven.
Dat sprake was van een organisatie met een duurzaam karakter en een bestendige samenwerking leidt de rechtbank onder meer af uit de intensiteit van de contacten in de bewezen verklaarde periode, bijna dagelijks, en de inhoud van de tapgesprekken waaruit ook de eerder omschreven rolverdeling blijkt. [medeverdachte 1] had van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 structureel contact met [medeverdachte 2] en verdachte over de verkoop van cocaïne en heroïne. Ook werd er volgens een vast patroon samengewerkt. De afnemers belden naar [medeverdachte 2] of verdachte, waarna [medeverdachte 1] van één van hen instructies kreeg, deze instructies opvolgde en de drugs naar de afnemers bracht. De handel in harddrugs heeft in ieder geval twee maanden geduurd. Daarmee is ook voldaan aan het vereiste van een duurzaam en bestendig samenwerkingsverband. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Rol van verdachte
Ieder had zijn eigen rol binnen het samenwerkingsverband. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , de medeverdachte [medeverdachte 1] aanstuurde om de drugs af te leveren. Uit de aard van de tapgesprekken is gebleken dat verdachte een belangrijk aandeel had in de gedragingen die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, met als oogmerk het dealen in cocaïne en heroïne, en dat de handelingen van verdachte zijn aan te merken als deelneming aan die criminele organisatie.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 [11]
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 juli 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 19 juli 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende
de verklaring van getuige [getuige] (medewerker bij de Dienst Justitiële Inrichtingen) [12] ;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport, opgemaakt door rapporteur 30133166, werkzaam bij [verblijfplaats] [13] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 19 juli 2023, genummerd PL0900-2023219100-12, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland [14] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] ( [2004] ) en [medeverdachte 1] ( [2007] ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet;
feit 3:
op 19 juli 2023 te Lelystad heeft afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van ongeveer 10,1 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:deelnemen aan een Organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf
als bedoeld in art. 10 lid 3-5 en art. 10a lid 1 van de Opiumwet.
feit 3:handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 1 en 2 bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de (bijzondere) voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat het contactverbod geldt ten aanzien van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] én [L] , en dat ten aanzien van de geadviseerde dagbesteding verdachte een dagbesteding volgt die door de reclassering passend wordt geacht, niet zijnde werken in het bedrijf van zijn ouders.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 3 bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van vijfhonderd euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet is gerecidiveerd sinds hij met ingang van 24 januari 2024 is geschorst. Hij heeft sinds zijn schorsing niet stil gezeten. Zo heeft hij vele sollicitaties de deur uit gedaan en het traject bij [naam] in [plaats] met een goed resultaat afgerond. Verder heeft verdachte zich gedurende de schorsing begeleidbaar opgesteld en heeft hij een goede vertrouwensband met de reclasseringsmedewerker opgebouwd.
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, op te leggen. Bij een detentie van langer dan drie maanden, stopt de behandeling bij de Waag. Het belang om de behandeling voort te zetten is groot in verband met het verkleinen van het recidivegevaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten gedurende een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne en in die context deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van Opiumwetmisdrijven. Hierbij heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] een jongen van nog maar vijftien jaar oud, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , aangestuurd en hem de drugs laten afleveren. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk en strafverzwarend.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld, omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij veel (financieel) nadeel. De criminele organisatie waartoe verdachte behoorde heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank acht verdachte dan ook medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en enkel gehandeld uit eigen winstbejag.
Op de zitting heeft verdachte slechts deels zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft hij zijn rol zo veel mogelijk getracht te marginaliseren. Dit ondanks de nodige belastende feiten en omstandigheden volgend uit het dossier. Het heeft er de schijn van dat verdachte slechts dat heeft bekend, waar hij gelet op de onderzoeksbevindingen niet omheen kon. De rechtbank vindt dit zorgelijk en strafverzwarend.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het binnensmokkelen van hasjiesj in de [verblijfplaats] en het vervolgens afgeven hiervan aan een gedetineerde. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten op de interne orde die het bezit en gebruik van drugs veroorzaken in de P.I. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit in de [verblijfplaats] . De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij op lichtzinnige wijze is overgegaan tot het binnensmokkelen van voornoemde drugs.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 20 juni 2024;
- een reclasseringsrapport van 5 juli 2024, opgemaakt door M. Broekstra, reclasseringswerker.
Eerdere veroordeling
Verdachte is onder meer op 20 december 2022 door deze rechtbank onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met oplegging van bijzondere voorwaarden, wegens onder meer handel in harddrugs. Deze veroordeling heeft verdachte niet ervan weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Verdachte is, gelet op de veroordelingen in onderhavige zaak, herhaaldelijk gerecidiveerd in zijn proeftijd.
Het reclasseringsadvies
In het hiervoor genoemde reclasseringsadvies staat onder meer het volgende:
Betrokkene is reeds meermaals met justitie in aanraking gekomen. Hij kwam onder andere in beeld wegens drugs- en geweldsdelicten. Betrokkene wordt besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis en heeft de Top X status. Ten tijde van onderhavige verdenkingen was er sprake van een lopend reclasseringstoezicht inzake parketnummer 16.222517-22. Indien veroordeeld voor beide feiten, is betrokkene tweemaal gerecidiveerd tijdens een lopende proeftijd. De reclassering acht het zorgelijk dat betrokkene ondanks een lopend reclasseringstoezicht opnieuw in beeld komt voor vergelijkbare verdenkingen. Hoewel betrokkene zich tijdens het lopende reclasseringstoezicht ogenschijnlijk meewerkend opstelde, kunnen wij stellen dat betrokkene onvoldoende openheid heeft gegeven en, bij veroordeling, willens en wetens door is gegaan met het plegen van delicten. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden lijkt hem hiervan niet te hebben weerhouden, indien veroordeeld. Sinds schorsing uit preventieve hechtenis in onderhavige zaak is het reclasseringstoezicht inzake parketnummer 16.222517-22 hervat. Er is ingezet op een ambulante behandeling. Betrokkene heeft geruime tijd op de wachtlijst gestaan. Inmiddels heeft er een intakegesprek plaatsgevonden waaruit is gebleken dat betrokkene in behandeling kan worden genomen. Er zouden hulpvragen zijn opgesteld en tot op heden zou betrokkene op de afspraken zijn verschenen. Daarnaast heeft betrokkene een betalingsregeling voor zijn schulden getroffen, werkt hij in het bedrijf van zijn ouders en is hij druk bezig met solliciteren. Op dit moment zien wij de grootste risicofactoren gelegen in het psychosociaal functioneren, de houding en het sociale netwerk. (…) Om toekomstige recidive te voorkomen zal betrokkene openheid moeten geven, risicofactoren bespreekbaar moeten maken en zal hij intrinsiek gemotiveerd moeten zijn om met het delictgedrag te stoppen. Gelet op het feit dat betrokkene jong is, hulpvragen uit en hij sinds de schorsing uit preventieve hechtenis in onderhavige zaak heeft meegewerkt aan de gestelde voorwaarden, zien wij op dit moment nog mogelijkheden zien om hem te begeleiden. Wel wensen wij op te merken dat wij van mening zijn dat betrokkene zijn uiterste best zal moeten doen om zich te bewijzen in de toekomst en dat alles valt of staat met zijn houding, motivatie en inzet.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met oplegging van de in het rapport genoemde (bijzondere) voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan een maand, doch minder dan drie maanden, met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Verder acht de rechtbank het strafverzwarend dat verdachte een jongen van vijftien jaar voor hem en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] harddrugs heeft laten afleveren en maar deels verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Bovendien heeft verdachte zich niet enkel schuldig gemaakt aan handel in harddrugs, maar heeft hij ook deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het dealen van harddrugs. Daarnaast is hij gerecidiveerd in zijn proeftijd en heeft hij zich niet laten afschrikken door de hem eerder opgelegde gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, wegens soortgelijke feiten. Ook dit acht de rechtbank strafverzwarend.
De rechtbank houdt in strafverlagende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte, namelijk éénentwintig jaar, en het feit dat sprake is van meerdaadse samenloop van de feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de prille positieve ontwikkeling van verdachte die zich lijkt te hebben ingezet na zijn schorsing.
Alles overwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank acht verder de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd op zijn plaats. De rechtbank komt tot een lagere straf dan is gevorderd door de officier van justitie. Dit komt mede doordat de rechtbank ook tot een kortere bewezen verklaarde periode komt dan de officier van justitie.
Door het opleggen van een gevangenisstraf van voormelde duur beoogt de rechtbank niet alleen aan verdachte, maar ook aan de samenleving duidelijk te maken dat de rechtbank dergelijke feiten zeer ernstig vindt en fors bestraft.
Gelet op de op te leggen straf zal verdachte weer terug naar de gevangenis moeten. De behandeling bij De Waag kan weer worden hervat op het moment dat verdachte uit detentie komt, zo volgt uit het reclasseringsrapport.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte, gelet op zijn jonge leeftijd en psychosociaal functioneren, de noodzakelijk geachte begeleiding en toezicht in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat hij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten.
De rechtbank zal verdachte een aparte straf opleggen voor de onder 3 bewezen en strafbaar verklaarde overtreding. Hiervoor acht de rechtbank een geldboete van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. De rechtbank ziet op dit moment geen noodzaak in het opnieuw gevangenhouden van verdachte.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten een IPhone SE en een weegschaal verbeurd verklaren.
Met behulp van de IPhone SE is het onder 1 en 2 bewezenverklaarde begaan.
De weegschaal is bestemd tot het begaan van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een T-shirt met de opschrift ‘Politie’, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten 1 en 2 aangetroffen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 december 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde zestig dagen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, gelet op het belang van het voorzetten van de behandeling bij de Waag.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland
,locatie Lelystad, van 20 december 2022 (parketnummer 16.222517.22) is verdachte een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. Uit het rapport van de reclassering volgt dat de behandeling bij De Waag weer kan worden hervat op het moment dat verdachte uit detentie komt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 11b van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte voor het onder 1 en 2 bewezen en strafbaar verklaarde tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als
de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen:
 [medeverdachte 2] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] ;
 [medeverdachte 1] , geboren op [2007] te [geboorteplaats] (Tunesië);
 [L] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] .
De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur en
door de reclassering controleerbaar, niet zijnde werk bij het bedrijf van zijn ouders. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden. Indien geïndiceerd werkt
verdachte mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
* de reclassering inzicht geeft in zijn sociale netwerk;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte voor het onder 3 bewezen en strafbaar verklaarde tot een
geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 (tien) dagen;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237730; IPHONE SE);
  • 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237580);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK Shirt (Omschrijving: PL0900-2023240851-G3237592; OPSCHRIFT POLITIE; ADIDAS);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.222517.22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 20 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, en mrs. I.L. Gerrits en S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te
Lelystad, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal
bevattende cocaïne en/of heroïne
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
feit 2:
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te
Lelystad, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere)
[medeverdachte 2] ( [2004] ) en
[medeverdachte 1] ( [2007] ),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of
11a Opiumwet.
(art 11b lid 1 Opiumwet)
feit 3:
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Lelystad heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk
geval aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 10,1 gram, in elk geval
een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
(art 3 ahf/ond B Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2023, onderzoeksnummer MD2R023125 / Santana, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 422. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het (separaat in het dossier opgenomen) vonnis in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] van 14 mei 2024 (parketnummer 16.265854.23), pagina 3.
3.Pagina’s 330 t/m 333.
4.Pagina 115.
5.Pagina’s 118 t/m 134.
6.Pagina’s 118 en 149.
7.Pagina’s 152 t/m 169.
8.Pagina 378.
9.Pagina 170.
10.Pagina 184.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2023, genummerd PL0900-2023219100, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 33. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Pagina’s 8 t/m 10.
13.Pagina 11.
14.Pagina 11.