ECLI:NL:RBMNE:2024:4651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
16/284764-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige, inclusief gevangenisstraf en taakstraf

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ruim vier maanden, van 1 oktober 2022 tot en met 8 februari 2023, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer dat op het moment van de feiten 14 jaar oud was. De verdachte heeft bekend dat hij met het slachtoffer heeft afgesproken en seksuele handelingen heeft verricht, waaronder vaginale seks. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft laten weerhouden door de jonge leeftijd van het slachtoffer en dat hij de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer niet heeft overwogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 500 dagen, waarvan 454 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook een immateriële schadevergoeding van € 7.500,- toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van de verdachte, die een blanco strafblad had en zich in een sociaal isolement bevond. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/284764-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. A. Dam, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. van Rooij, advocaat te Purmerend, alsmede mr. C.H. Dijkstra namens de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 8 februari 2023 te Scherpenzeel en/of in Lelystad en/of in Harderwijk en/of in Putten, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het zoenen op de mond en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het strelen en/of betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer]
- het ejaculeren over het lichaam van die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode dient te worden bekort door de aanvangsdatum daarvan te stellen op 1 oktober 2022.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, met de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de aanvangsdatum van het gepleegde feit dient te worden gesteld op 1 oktober 2022. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, die de gang van zaken en pleegplaatsen genoemd in de aangifte onderschrijft, geen herinnering heeft aan de op de tenlastelegging onder het vierde gedachtestreepje genoemde seksuele handelingen in de auto bij een tankstation, zodat hij daarvan partieel dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik 4 of 5 keer met het slachtoffer heb afgesproken en ieder geval twee keer seks met haar heb gehad. Eigenlijk alle op de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen, kloppen. Ik woonde destijds in [woonplaats] .
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blijkens de aangifte geboren op [2008] , voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Wij [de rechtbank begrijpt: verdachte en het slachtoffer] besloten in augustus 2022 een relatie aan te gaan. [2] Twee weken nadat school weer begon vroeg hij om af te spreken. Toen hebben we in zijn huis gezoend.
Twee maanden later hebben we weer afgesproken. We zijn toen naar het strand Nulde gegaan. We hebben daar ook gezoend met elkaar. We zijn toen naar Harderwijk gegaan. Vervolgens zijn we weer met de auto richting Lelystad gereden. We zijn nog bij een tankstation gestopt. Toen hadden we ook gezoend en had hij mij gevingerd.
We spraken weer af. Ik ben toen naar de parkeerplaats achter de gymzaal van mijn school gelopen. Daar had hij mij met de auto opgehaald. Toen hebben we ook heel kort gezoend. [3] We zijn toen naar zijn huis gegaan. We begonnen weer te zoenen en werd het intiem. Hij zoende mij in mijn nek en ging beneden naar mijn borsten. Uiteindelijk hadden we seks, vagina seks. [4]
We hebben nog een keer afgesproken. We waren weer bij hem thuis. Ik zat op zijn schoot. Begon hij me te zoenen en raakte mij aan. Toen hadden we seks, vaginaal. Weer met zijn lul.
Wij hebben in totaal twee keer vaginale seks gehad. De eerste keer is [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] op mijn buik klaargekomen omdat het zoveel pijn deed bij mij. De tweede keer kwam het wel door mij, maar ging hij uit mij en kwam hij op mijn buik. Hij had mij ook nog gevingerd en gebeft. [5]
In januari had hij mij voor de vijfde en laatste keer opgehaald. We zijn toen weer met zijn auto naar zijn huis gegaan. Ik heb hem toen gepijpt en we hebben toen gezoend. [6]
Bewijsoverwegingen
Op basis van de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie en de raadsman stelt de rechtbank vast dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden vanaf 1 oktober 2022, zodat deze datum wordt aangemerkt als begin van de bewezenverklaarde periode. Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank ook de seksuele handelingen onder het vierde gedachtestreepje op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, óók bij het, niet nader gespecificeerde gelegen tankstation. Het slachtoffer heeft daarover gedetailleerd en geloofwaardig verklaard, terwijl verdachte ter zitting heeft bekend dat alle de op de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Dat verdachte – zoals hij ter zitting heeft verklaard – zich het tankstation niet specifiek kan herinneren, is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van het slachtoffer ter zake.
Uit de verklaringen van het slachtoffer en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de tenlastegelegde handelingen plaats hebben gevonden in de woning van verdachte in [woonplaats] , bij de school van het slachtoffer in [plaats] , op het strand Nulde, dat in de gemeente Putten ligt en bij een tankstation gelegen op de route tussen Harderwijk en Lelystad, gelegen in Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 8 februari 2023 in Scherpenzeel, in Lelystad en in Putten, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het zoenen op de mond en het lichaam van die [slachtoffer] en
- het strelen en betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het met zijn handen en vingers betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer]
- het ejaculeren over het lichaam van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan een ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft benadrukt dat, ondanks de ontoelaatbaarheid van de verweten gedragingen, het een affectieve relatie betrof waarbij het slachtoffer heeft ingestemd met de seksuele handelingen. Mede vanwege het dreigende verlies van de huurwoning en de slechte gezondheid van verdachte verzoekt de raadsman te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die niet langer is dan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en daarnaast eventueel een taakstraf. Ten aanzien van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsman opgemerkt dat oplegging van een contact- en locatieverbod overbodig is, omdat verdachte sinds de einddatum van de bewezenverklaarde periode (8 februari 2023) geen contact heeft opgenomen met het slachtoffer en dit ook in de toekomst niet zal doen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, op 55 jarige leeftijd, over een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met het toen 14-jarige slachtoffer, waaronder het tweemaal seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte wist ook naar eigen zeggen van meet af aan dat het slachtoffer nog maar 14 jaar was, maar heeft zich hierdoor niet laten weerhouden. Dit terwijl verdachte, zo heeft hij ter zitting verklaard, ook gedurende de bewezen verklaarde periode heeft beseft dat het plegen van seksuele handelingen met iemand van deze jonge leeftijd ontoelaatbaar is. Desondanks heeft verdachte opnieuw met het slachtoffer afgesproken en seksuele gedragingen met haar verricht. Verdachte heeft daarmee kennelijk zijn eigen belangen geplaatst boven de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de ernstige gevolgen die zijn handelen op langere termijn zou hebben voor de (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. Bovendien waren dit de eerste seksuele ervaringen van het slachtoffer. Ook dit wist verdachte en hiermee heeft hij het slachtoffer de mogelijkheid ontnomen om, te zijner tijd, haar eerste seksuele ervaringen op te doen met een leeftijdsgenoot. Dat de seksuele handelingen consensueel zouden hebben plaatsgevonden, zoals de verdediging nog heeft betoogd, vormt geen excuus, omdat juist de jonge leeftijd van het slachtoffer en het grote leeftijdsverschil met verdachte maken dat het slachtoffer niet geacht kan worden haar wil goed te kunnen bepalen. Verdachte had het slachtoffer tegen zichzelf in bescherming moeten nemen. Dat het slachtoffer tot op heden psychische schade ondervindt van de verregaande seksuele handelingen in die kwetsbare fase van haar leven, is namens haar door haar raadsvrouw op zitting verwoord.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte een blanco strafblad heeft. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 8 maart 2024, opgesteld door mevrouw S. Jansen, reclasseringswerker. Daarin schrijft de reclassering, onder andere, dat in de periode voor, tijdens en na het bewezen verklaarde bij verdachte sprake was van instabiliteit op meerdere leefgebieden en verdachte zich in een sociaal isolement bevond. De reclassering vindt het zorgelijk dat betrokkene destijds geheel uit het oog verloor dat wat hij deed strafbaar was aangezien van een gelijkwaardige relatie (gezien het leeftijdsverschil) geen sprake was. Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat hij in de Coronapandemie zijn partner en bedrijf heeft verloren, dat het destijds niet goed met hem ging en hij zich eenzaam voelde en een luisterend oor zocht. Inmiddels zijn de schulden van verdachte afgelost en heeft hij zijn sociaal netwerk nieuw leven in geblazen. De reclassering beschouwt dit vooralsnog als beschermende factoren. Verder komt uit de toegepaste risicotaxatie-instrumenten van de reclassering naar voren dat het risico op seksuele recidive ‘laag’ wordt ingeschat. Die conclusie heeft de reclassering echter niet overgenomen, omdat verdachte de reclassering geen toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de psycholoog bij wie hij in behandeling was. Hierdoor kon de reclassering onvoldoende inschatten hoe betrokkene in een soortgelijke situatie zal reageren en of hij dan voldoende heeft geleerd van wat hem is aangeboden in de behandeling. De reclassering acht daarom een plan van aanpak met reclasseringsbemoeienis aangewezen. Mocht een voorwaardelijke straf worden opgelegd, adviseert de reclassering daaraan te verbinden als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod (met politiecontrole), een locatieverbod (met politiecontrole) en het volgen van een ambulante behandeling (gericht op diagnostiek en delictanalyse).
Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij niet wilde dat reclassering contact op zou nemen met zijn psycholoog uit angst dat hetgeen hij daar heeft besproken over zijn familie naar buiten zou komen en hij daarmee nog meer mensen kwetst. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij sinds maart 2022 in de ziektewet zit en er momenteel onderzoek plaatsvindt naar zijn fysieke klachten. Tot slot heeft verdachte aangeven dat hij zijn medewerking zal verlenen aan bijzondere voorwaarden als die worden opgelegd.
De op te leggen straf
Met inachtneming van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. Het feit waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt is zeer ernstig. Tegelijkertijd heeft verdachte daarvoor, naar de inschatting van de rechtbank, oprecht berouw getoond. Verdachte heeft verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en volledige openheid van zaken gegeven. Ook heeft hij hulp gezocht door uit eigen beweging een psycholoog te benaderen. Tot slot weegt de rechtbank in zijn voordeel mee dat hij een blanco strafblad heeft.
Bij die stand van zaken ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om verdachte nu nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen bovenop de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat is voor de rechtbank mede aanleiding om te kiezen voor andere strafmodaliteiten dan de, door de officier van justitie geëiste, langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Wel acht de rechtbank het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf geboden als stok achter de deur, opdat de verdachte in de toekomst niet nog eens de fout ingaat. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 500 dagen opleggen, waarvan 454 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan die aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich bij de reclassering meldt zo vaak als de reclassering dat nodig acht en een ambulante behandeling volgt bij de Waag, gericht op diagnostiek en delict analyse. Tot het opleggen van een contact- en locatieverbod ziet de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, geen noodzaak.
Ook zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert.
Het voorgaande betekent dat het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar jurisprudentie, betoogd dat de schadevergoeding beperkt zou moeten blijven tot € 1.000, en daarmee het meerdere betwist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de bewezenverklaring staat vast dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens het slachtoffer, waardoor hij gehouden is haar schade te vergoeden. Dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden doordat zij ‘op andere wijze’ in haar persoon is aangetast, acht de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, voldoende aannemelijk. Hierbij overweegt de rechtbank dat tussen slachtoffer en verdachte meerdere malen seksueel contact heeft plaatsgevonden. De lichamelijke integriteit van het jeugdige slachtoffer is daardoor in ernstige mate aangetast.
De rechtbank acht, gelet op de toewijzing van schadevergoedingen in vergelijkbare zaken, een bedrag van € 7.500,- billijk en zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023. De rechtbank zal de vordering van het slachtoffer voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. Voor dat deel kan het slachtoffer zich desgewenst wenden tot de civiele rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 8 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van het slachtoffer te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijk vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 500 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
454 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt de navolgende bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclasseringsinstelling op het adres Nieuwe Oeverstaat 65 te Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (diagnostiek en delictanalyse)
Verdachte laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk waarbij in eerste instantie ingezet dient te worden op het opstellen van een delictscenario en een terugvalpreventieplan. Mocht daaruit voortvloeien dat diagnostiek en behandeling eveneens nodig zijn om recidive te voorkomen dan werkt verdachte daar aan mee. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Taakstraf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 februari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.500 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule.
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door het slachtoffer als benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door C.A.J. van Yperen, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juli 2024.
Mr. J. Edgar en mr. T.M. Sanders zijn verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 januari 2024, genummerd 23121812003624, opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee, brigade Recherche afdeling Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 280. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 18.
4.Pagina 19.
5.Pagina 20.
6.Pagina 21.