8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, op 55 jarige leeftijd, over een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met het toen 14-jarige slachtoffer, waaronder het tweemaal seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte wist ook naar eigen zeggen van meet af aan dat het slachtoffer nog maar 14 jaar was, maar heeft zich hierdoor niet laten weerhouden. Dit terwijl verdachte, zo heeft hij ter zitting verklaard, ook gedurende de bewezen verklaarde periode heeft beseft dat het plegen van seksuele handelingen met iemand van deze jonge leeftijd ontoelaatbaar is. Desondanks heeft verdachte opnieuw met het slachtoffer afgesproken en seksuele gedragingen met haar verricht. Verdachte heeft daarmee kennelijk zijn eigen belangen geplaatst boven de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de ernstige gevolgen die zijn handelen op langere termijn zou hebben voor de (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. Bovendien waren dit de eerste seksuele ervaringen van het slachtoffer. Ook dit wist verdachte en hiermee heeft hij het slachtoffer de mogelijkheid ontnomen om, te zijner tijd, haar eerste seksuele ervaringen op te doen met een leeftijdsgenoot. Dat de seksuele handelingen consensueel zouden hebben plaatsgevonden, zoals de verdediging nog heeft betoogd, vormt geen excuus, omdat juist de jonge leeftijd van het slachtoffer en het grote leeftijdsverschil met verdachte maken dat het slachtoffer niet geacht kan worden haar wil goed te kunnen bepalen. Verdachte had het slachtoffer tegen zichzelf in bescherming moeten nemen. Dat het slachtoffer tot op heden psychische schade ondervindt van de verregaande seksuele handelingen in die kwetsbare fase van haar leven, is namens haar door haar raadsvrouw op zitting verwoord.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte een blanco strafblad heeft. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 8 maart 2024, opgesteld door mevrouw S. Jansen, reclasseringswerker. Daarin schrijft de reclassering, onder andere, dat in de periode voor, tijdens en na het bewezen verklaarde bij verdachte sprake was van instabiliteit op meerdere leefgebieden en verdachte zich in een sociaal isolement bevond. De reclassering vindt het zorgelijk dat betrokkene destijds geheel uit het oog verloor dat wat hij deed strafbaar was aangezien van een gelijkwaardige relatie (gezien het leeftijdsverschil) geen sprake was. Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat hij in de Coronapandemie zijn partner en bedrijf heeft verloren, dat het destijds niet goed met hem ging en hij zich eenzaam voelde en een luisterend oor zocht. Inmiddels zijn de schulden van verdachte afgelost en heeft hij zijn sociaal netwerk nieuw leven in geblazen. De reclassering beschouwt dit vooralsnog als beschermende factoren. Verder komt uit de toegepaste risicotaxatie-instrumenten van de reclassering naar voren dat het risico op seksuele recidive ‘laag’ wordt ingeschat. Die conclusie heeft de reclassering echter niet overgenomen, omdat verdachte de reclassering geen toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de psycholoog bij wie hij in behandeling was. Hierdoor kon de reclassering onvoldoende inschatten hoe betrokkene in een soortgelijke situatie zal reageren en of hij dan voldoende heeft geleerd van wat hem is aangeboden in de behandeling. De reclassering acht daarom een plan van aanpak met reclasseringsbemoeienis aangewezen. Mocht een voorwaardelijke straf worden opgelegd, adviseert de reclassering daaraan te verbinden als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod (met politiecontrole), een locatieverbod (met politiecontrole) en het volgen van een ambulante behandeling (gericht op diagnostiek en delictanalyse).
Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij niet wilde dat reclassering contact op zou nemen met zijn psycholoog uit angst dat hetgeen hij daar heeft besproken over zijn familie naar buiten zou komen en hij daarmee nog meer mensen kwetst. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij sinds maart 2022 in de ziektewet zit en er momenteel onderzoek plaatsvindt naar zijn fysieke klachten. Tot slot heeft verdachte aangeven dat hij zijn medewerking zal verlenen aan bijzondere voorwaarden als die worden opgelegd.
De op te leggen straf
Met inachtneming van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. Het feit waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt is zeer ernstig. Tegelijkertijd heeft verdachte daarvoor, naar de inschatting van de rechtbank, oprecht berouw getoond. Verdachte heeft verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en volledige openheid van zaken gegeven. Ook heeft hij hulp gezocht door uit eigen beweging een psycholoog te benaderen. Tot slot weegt de rechtbank in zijn voordeel mee dat hij een blanco strafblad heeft.
Bij die stand van zaken ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om verdachte nu nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen bovenop de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat is voor de rechtbank mede aanleiding om te kiezen voor andere strafmodaliteiten dan de, door de officier van justitie geëiste, langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Wel acht de rechtbank het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf geboden als stok achter de deur, opdat de verdachte in de toekomst niet nog eens de fout ingaat. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 500 dagen opleggen, waarvan 454 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan die aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich bij de reclassering meldt zo vaak als de reclassering dat nodig acht en een ambulante behandeling volgt bij de Waag, gericht op diagnostiek en delict analyse. Tot het opleggen van een contact- en locatieverbod ziet de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, geen noodzaak.
Ook zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert.
Het voorgaande betekent dat het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.