ECLI:NL:RBMNE:2024:4645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/16/569374/ FO RK 24-95
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over hoofdverblijfplaats van minderjarige na ondertoezichtstelling en verzoek om wijziging

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 3 juni 2024, wordt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 1] besproken. De minderjarige heeft na een periode bij haar vader te hebben verbleven, weer gekozen om bij haar moeder te wonen. Dit besluit volgt op een eerdere zitting waarbij de kinderrechter de Raad voor de Kinderbescherming had gevraagd om onderzoek te doen naar de meest geschikte hoofdverblijfplaats voor [minderjarige 1]. De Raad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te handhaven, gezien de recente veranderingen in de gezinssituatie, waaronder de beëindiging van de relatie van de moeder met haar partner, die eerder als onveilig werd ervaren door [minderjarige 1]. De kinderrechter concludeert dat het in het belang van [minderjarige 1] is om bij haar moeder te blijven wonen, ondanks haar wensen om bij haar vader te verblijven. De kinderrechter heeft geen ambtshalve beslissingen genomen naar aanleiding van de wensen van [minderjarige 1]. De beschikking is in het openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de beslissing. De kinderrechter heeft ook een brief aan [minderjarige 1] gestuurd om haar te informeren over de uitkomst van de procedure en haar te bedanken voor haar geduld en vertrouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/569374 / FO RK 24-95
Gezag en omgang
Beschikking van 3 juni 2024
in de zaak van:
[minderjarige 1], geboren op [2011] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
kind van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.M. Bongers,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Wielinga- van Dillen.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 20 maart 2024 wordt verwezen naar de beschikking van die datum. In die beschikking heeft de kinderrechter de beslissing, om al dan niet ambtshalve een beslissing een beslissing te nemen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zoals [minderjarige 1] dat wil, nog uit te stellen. De kinderrechter heeft toen ook aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) gevraagd om te onderzoeken welke hoofdverblijfplaats het meest in [minderjarige 1] ’s belang is, en als dat bij de vader is, welke zorgregeling met de moeder het meest in haar belang is.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad van 7 mei 2024;
  • de e-mail van mr. Wiellinga- van Dillen van 21 mei 2024;
  • de e-mail van mr. Bongers van 21 mei 2024.
1.3.
De kinderrechter heeft het verzoek van [minderjarige 1] verder besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 27 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • [A] namens de Raad;
  • [B] en [C] namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (hierna: de GI).
1.4.
De kinderrechter heeft het dictum (de uitspraak) op 3 juni 2024 ter beschikking gesteld aan de ouders en de Raad. Op die dag konden zij telefonisch contact opnemen met de griffie van de rechtbank voor de uitspraak. In deze beschikking is de motivering vastgelegd.
1.5.
De informele rechtsingang van [minderjarige 1] is tegelijk behandeld met het verzoek van de Raad om [minderjarige 1] en haar broer [minderjarige 2] onder toezicht te stellen (zaak- en rekestnummer C/16/57364/ JE RK 24- 575). De kinderrechter zal op dat verzoek in een afzonderlijke beschikking beslissen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen. Deze procedure heeft alleen betrekking op
[minderjarige 1], geboren op [2011] in [geboorteplaats] .
2.3.
[minderjarige 1] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.5.
Bij beschikking van 30 november 2022 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van
30 november 2022 tot 30 mei 2023. De ondertoezichtstelling is daarna niet verlengd.
2.6.
Bij beschikking van 3 juni 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] opnieuw onder toezicht gesteld van de GI tot 3 juni 2025.
2.7.
De kinderrechter moet nog bepalen of zij ambtshalve beslissingen neemt naar aanleiding van de wensen van [minderjarige 1] . Die wensen houden in dat zij voortaan haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, waarbij zij wil wel graag een zorgregeling met haar moeder wil, maar alleen als de (ex-) partner van de moeder er dan niet is.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal geen ambtshalve beslissing nemen op basis van de wensen van [minderjarige 1] . De kinderrechter zal deze beslissing hierna uitleggen.
Het advies van de Raad
3.2.
De Raad heeft onderzoek gedaan naar welke hoofdverblijfplaats het meest in [minderjarige 1] ’s belang is. Uit het Raadsrapport volgt dat [minderjarige 1] na een verblijf bij haar vader sinds 12 maart 2024 weer bij haar moeder woont en dat de moeder de relatie met haar partner heeft verbroken. De Raad vindt het goed voor [minderjarige 1] dat zij weer bij haar moeder woont en adviseert daarom om het hoofdverblijf niet te wijzigen. Daarnaast vindt de Raad het positief dat het hele gezinssysteem (moeder, vader, broer en stiefmoeder) hier achter staat en dat uitdragen naar [minderjarige 1] . Ook volgt uit het rapport dat [minderjarige 1] het bij moeder goed vindt gaan. Ten slotte vindt de Raad het positief dat ouders weer contact met elkaar hebben, ondersteuning krijgen vanuit solo parallel ouderschap en dat zij coaching krijgen voor hun onderlinge communicatie.
Wat vindt de kinderrechter?3.3. De kinderrechter constateert dat er na de vorige zitting, op 16 februari 2024, het een en ander is veranderd. Tijdens die zitting vertelde de vader dat hij een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling met de moeder zou indienen. De vader heeft er uiteindelijk voor gekozen om dat niet te doen. Reden daarvan was dat [minderjarige 1] in de periode dat ze bij haar vader verbleef toch heeft gemerkt dat haar vertrouwde omgeving de omgeving bij moeder is. De vader wil niet dat zij ongelukkig is bij hem, op afstand van haar sociale leven en school. De vader maakt zich evenwel nog wel zorgen over [minderjarige 1] .
3.4.
Omdat [minderjarige 1] ervoor gekozen heeft niet nogmaals met de kinderrechter te komen praten – wat de kinderrechter helemaal begrijpt – weet de kinderrechter niet precies of de wensen uit haar brief nog steeds is wat zij graag wil. Wel ziet de kinderrechter dat [minderjarige 1] ’s brief veel in beweging heeft gebracht. Haar moeder heeft haar relatie met haar partner verbroken, zij heeft even ‘op adem’ kunnen komen bij haar vader, en de Raad heeft onderzoek gedaan waarna een ondertoezichtstelling is verzocht en toegewezen. De kinderrechter vindt het nu niet in het belang van [minderjarige 1] dat zij haar hoofdverblijfplaats bij haar vader zal hebben. Zij deelt het oordeel van de Raad dat dat te ingrijpend is voor [minderjarige 1] . En met de hulp aan en het zicht op het gezin heeft de kinderrechter er ook vertrouwen in dat de plek bij [minderjarige 1] voor haar in de toekomst fijner en veiliger zal zijn. De kinderrechter neemt dan ook geen ambtshalve beslissingen naar aanleiding van de wensen van [minderjarige 1] .
Brief aan [minderjarige 1]3.5. De kinderrechter heeft een brief aan [minderjarige 1] gestuurd om haar te informeren over de zitting en haar beslissing.
In die brief is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige 1] ,
Begin juni heb ik jouw ouders weer gezien bij een zitting. Een paar dagen na de zitting heb ik ook [minderjarige 2] gesproken, die ik had uitgenodigd. Ik had jou ook uitgenodigd om nog een keer te komen praten maar dat heb je niet gedaan, en dat begrijp ik ook heel goed. Er is veel gebeurd in de afgelopen maanden.
Je hebt vast al gehoord dat ik heb besloten dat [minderjarige 2] en jij weer onder toezicht worden gesteld, dit keer voor een jaar. De situatie tussen iedereen is best lastig. Je moeder en jij, je ouders onderling en je vader en [minderjarige 2] – er speelt best veel. Daarom vind ik het belangrijk dat er iemand komt die goed kijkt wat iedereen nodig heeft en goede hulp inzet.
Verder is mijn beslissing dat jouw hoofdverblijf bij je moeder blijft, en dat je de zorgregeling met je vader houdt zoals die is. In jouw brief schreef je dat je graag bij je vader wil wonen. Dat is inmiddels een half jaar geleden. Je hebt even bij je vader gewoond. Ik heb begrepen dat je toen je moeder miste en ook je hele sociale omgeving. Dat kan ik me goed voorstellen. Ik vind het ook wel een grote stap, té groot, om nu bij je vader te gaan wonen. Juist omdat er hulp komt voor jullie denk ik dat het beter is dat je bij je moeder blijft wonen, zodat het daar fijner voor jou wordt. Je moeder heeft de relatie met [D] verbroken vertelde ze. Dat is voor jou een fijn idee kan ik mij voorstellen.
Dat jij een brief hebt geschreven en daarmee duidelijk hebt gemaakt dat er iets moest gebeuren vind ik echt heel knap. Want door die brief heeft iedereen ingezien dat het zo niet langer verder kon. Je bent goed voor jezelf opgekomen en dat is in zo’n situatie niet makkelijk. Ik wil je bedanken voor je vertrouwen en ook voor het geduld, want het heeft allemaal best lang geduurd sinds je je brief schreef.
De procedure is nu geëindigd. Ik wens je een hele fijne zomervakantie en alvast een goed nieuw schooljaar!”

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
neemt geen ambtshalve beslissingen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.J.R. Stoffels , griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024 en op schrift gesteld op 9 juli 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.