ECLI:NL:RBMNE:2024:4638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/16/565979 / HA ZA 23-718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Rabobank voor schade door niet verstrekte hypotheek

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een financieringsaanvraag ingediend bij de Coöperatieve Rabobank U.A. voor de aankoop van een penthouse. Rabobank heeft deze aanvraag afgewezen, wat eiser noopte om een hypotheek af te sluiten bij een andere instelling tegen een hogere rente. Eiser stelt dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig te communiceren over de afwijzing van de financieringsaanvraag, en vordert schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat er geen zorgplicht is geschonden. De rechtbank oordeelt dat Rabobank niet verplicht was om de afwijzing van de financieringsaanvraag eerder te communiceren, aangezien de aanvraag op dat moment nog niet volledig was en er geen gewijzigde beleidsregels waren die de afwijzing zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat Rabobank voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de communicatie met eiser geen verkeerde verwachtingen heeft gewekt. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Rabobank, die zijn begroot op € 2.094,00.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/565979 / HA ZA 23-718
Vonnis bij vervroeging van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S.H.O. Aben,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rabobank,
advocaat: mr. L. Hageman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 november 2023;
  • de akte indienen producties van [eiser] ;
  • de akte tot rectificatie van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de akte indienen productie van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling van 25 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. Aben.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken op 7 augustus 2024. Deze uitspraakdatum is met twee weken vervroegd.

2.De kern van de zaak

[eiser] heeft in november 2021 bij Rabobank een financiering aangevraagd vanwege de aankoop van een penthouse. Rabobank heeft geen hypotheek verstrekt, waardoor [eiser] bij [bedrijf] tegen een hogere hypotheekrente een hypotheek heeft moeten afsluiten. [eiser] stelt dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden en dat zij aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. De rechtbank komt hierna tot de conclusie dat er geen zorgplicht is geschonden. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
In januari 2021 heeft [eiser] bij Rabobank een financiering aangevraagd voor de aankoop van een woningbouwkavel. Ter behandeling van de financieringsaanvraag is eerst een inkomensverklaring door Rabobank opgesteld, aan de hand van door [eiser] aangeleverde stukken. Daarna is het adviestraject gestart en is er op 25 maart 2021 een ‘klantrapport lenen en wonen’ aan [eiser] toegezonden. [eiser] heeft op 25 maart 2021 een offerte voor de financiering ondertekend.
3.2.
Op 10 november 2021 heeft [eiser] opnieuw een financiering aangevraagd bij Rabobank. Deze aanvraag is gedaan vanwege de aankoop van een penthouse zonder financieringsvoorbehoud. Op 2 december 2021 heeft Rabobank aan [eiser] verzocht om diverse documenten, waaronder de jaarcijfers van de verschillende ondernemingen van [eiser] , zodat er een nieuwe inkomensverklaring kon worden opgesteld. Deze documenten zijn in de week van 31 januari 2022 bij Rabobank aangeleverd en op 22 februari 2022 is de inkomensverklaring opgesteld.
3.3.
Bij de toetsing van de financieringsaanvraag heeft Rabobank rekening gehouden met het feit dat er binnen tien jaar een inkomensdaling werd verwacht vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarom is deze financieringsaanvraag afgewezen. Dat heeft Rabobank op 22 april 2022 aan [eiser] weten.
3.4.
In een voorlopig getuigenverhoor zijn in het najaar van 2023 op verzoek van [eiser] gehoord: de heer [A] (financieel adviseur Rabobank; hierna [A] ), de heer [B] (bankier Rabobank; hierna [B] ), de heer [C] (specialist Inkomensverklaringen Rabobank; hierna te noemen [C] ) en de heer [D] (voormalig directeur Particulieren bij Rabobank Peel, Maas en Leudal; hierna [D] ).
3.5.
Volgens [eiser] heeft Rabobank haar zorgplicht tegenover hem geschonden in het traject van de tweede financieringsaanvraag. Daarom vordert hij verklaringen voor recht dat Rabobank de zorgplicht heeft geschonden en dat Rabobank aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. Rabobank betwist de vorderingen.

4.De beoordeling

Rabobank had in november 2021 niet kunnen en hoeven communiceren over afwijzing van de financieringsaanvraag vanwege een gewijzigd beleid
4.1.
Op 29 april 2022 heeft [A] aan [eiser] een e-mail verzonden, waarin
de financieringsaanvraag van [eiser] wordt afgewezen. De reden daarvoor is het bereiken
van de AOW datum door [eiser] [1] .
Volgens [eiser] had Rabobank in november 2021 al aan hem moeten communiceren dat zijn financieringsaanvraag werd afgewezen vanwege het toekomstig pensioeninkomen, omdat Rabobank toen al met een gewijzigd beleid bekend was en wist dat dit een obstakel vormde voor de financiering. Die stelling wordt niet gevolgd. De redenen daarvoor zijn de volgende.
  • Er is niet gebleken dat Rabobank in november 2021 al een gewijzigd beleid had, dat inhield dat [eiser] vanwege zijn toekomstig pensioeninkomen geen financiering zou kunnen verkrijgen. Dat blijkt niet uit het citaat van de brief van 22 september 2022 (productie 41 bij dagvaarding): “
  • De financieringsaanvraag van [eiser] is als zelfstandig ondernemer wat complexer. Daarom moet een hypotheekadviseur voor een inkomensverklaring een interne specialist inschakelen. Er moet immers worden vastgesteld wat het huidige inkomen is en wat het te verwachten toekomstige inkomen is. Daarvoor moet ook worden beoordeeld hoe zijn bedrijf zich in de toekomst zal gaan ontwikkelen. Daarom heeft [A] de heer [E] , werkzaam als specialist Inkomensverklaring-C; hierna [E] , ingeschakeld. Gezien die complexiteit kon er in november 2021 nog niets worden gezegd over de aanvraag van [eiser] .
  • Daarnaast betwist Rabobank dat op het moment van het indienen van een financieringsaanvraag er een toetsing (aan de hand van het geldende beleid) plaatsvindt. Die toetsing vindt pas plaats in de adviesfase, zo heeft Rabobank toegelicht. Dat was in februari/maart 2022 en niet in november 2021. Toetsing van een aanvraag in november 2021 is ook niet logisch, want op dat moment zijn nog niet alle stukken compleet en is er nog geen volledig beeld van het inkomen. Er valt dan nog geen volledig advies te geven. Zo moest er nog onderzoek worden gedaan naar de gevolgen van de coronasteunmaatregelen die [eiser] had ontvangen en zijn verdere inkomensverwachtingen worden bekeken.
  • Bovendien is onweersproken aangevoerd dat het beleid bij Rabobank steeds verder aangescherpt werd, inhoudende dat de regelruimte voor hypotheekadviseurs beperkter werd. De hypotheekadviseurs hadden minder mogelijkheden bij het verstrekken van hypotheken. Dat is ook een tendens die landelijk merkbaar is.
Het was geen verplichting van Rabobank om het gebrek in de eerste inkomensverklaring te communiceren aan [eiser]
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat op de inkomensverklaring, behorend bij de eerste financieringsaanvraag van [eiser] , een handtekening is geplaatst door een persoon die niet bevoegd was om toestemming te verlenen voor dividenduitkeringen aan [eiser] . Om toekomstige dividendinkomsten mee te kunnen nemen, zoals toen is gebeurd, was een verklaring van de daarvoor bevoegde instantie wel nodig. Hoewel hiermee een gebrek kleeft aan de eerste inkomensverklaring, bestond er geen verplichting bij Rabobank om dit te laten weten aan [eiser] . Nog daargelaten dat [eiser] niet inzichtelijk heeft gemaakt op grond waarvan Rabobank die verplichting heeft, zijn de cijfers in de inkomensverklaring verder wel juist. Volgens [eiser] zou er een onterechte vertraging zijn ontstaan in de behandeling van die tweede aanvraag doordat [E] , verantwoordelijk voor de eerste inkomensverklaring, door die fout aan zichzelf is gaan twijfelen en hulp heeft gevraagd van [B] . Dat volgt echter niet uit de stukken. Uit de e-mail van 19 november 2021 [2] van [E] aan [B] blijkt [E] niet weet hoe hij om moet gaan met Coronasteun bij het bepalen van inkomen uit overwinst [3] .
Rabobank heeft voldoende voortvarend gehandeld bij behandeling van de financieringsaanvraag
4.3.
Op 2 december 2021 zijn diverse documenten bij [eiser] opgevraagd. [eiser] verwijt Rabobank dat zij te lang heeft gewacht met het opvragen van documenten, waardoor er veel meer documenten benodigd waren. Hij verwijst daarvoor naar een e-mailbericht van
11 november 2021 van [A] , waarin een beslistool van Rabobank is opgenomen (productie 21 bij dagvaarding). In deze beslistool is uiteengezet welke documenten er per periode nodig zijn voor de behandeling van een financieringsaanvraag. [eiser] stelt aan de hand van deze beslistool dat er in de maand november bij ‘
Winst- en verliesrekening’geen benodigde gegevens staan vermeld, terwijl dat bij de maand december wel het geval is (namelijk gegevens ten aanzien van ‘
Q2 2021’). Hoewel dat op zich juist is, leidt dat niet tot de conclusie dat er meer documenten zijn opgevraagd door een vertraging van Rabobank. In de kolom van de maand november is namelijk vermeld dat bij ‘
dividend uit minderheidsdeelneming’ook overgelegd moet worden ‘
Halfjaarcijfers t/m 30 jun’en ‘
Prognose 2021’. Omdat sprake was van dividend uit minderheidsdeelneming waren die gegevens hoe dan ook nodig. Het had daarom voor de hoeveelheid documenten niet uitgemaakt als Rabobank in november 2021 de documenten had opgevraagd. Dit standpunt van [eiser] wordt daarom niet gevolgd.
4.4.
[eiser] wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat de behandeltermijn voor een financieringsaanvraag ruimschoots is overschreden. Het dossier van [eiser] betrof geen standaarddossier. Vanwege de coronasteunmaatregelen en de ontwikkeling daarin waren er bijzonderheden die tijd en aandacht vergden. Daardoor is het logisch dat de behandeltermijn van 4 tot 8 weken niet haalbaar was. Bovendien heeft [eiser] geen aanleiding gezien om er meer haast achter te zetten. Hij heeft zelf beslist dat hij het volledige plaatje aan definitieve cijfers wilde overleggen in plaats van een voorlopige prognose. Daardoor waren de stukken pas in de week van 31 januari 2022 compleet en kon op dat moment pas een
inkomensverklaring worden opgesteld. Onweersproken is ook tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd door Rabobank dat zij in de adviesfase nog geprobeerd hebben om oplossingen te zoeken voor [eiser] , wat niet is gelukt. De conclusie is daarom dat Rabobank in de omstandigheden voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Rabobank heeft met haar communicatie geen verkeerde verwachtingen gewekt bij [eiser]
4.5.
[eiser] stelt dat hij uit bewoordingen van Rabobank heeft afgeleid dat een financiering mogelijk was. Dat kan echter niet worden afgeleid uit de correspondentie. Daaruit blijkt juist het tegendeel. Op 22 februari 2022 [4] heeft [A] aan [eiser] bericht dat er perspectief is maar geen uitsluitsel over de gewenste financiering [5] . Er zijn geen toezeggingen gedaan door Rabobank en ook geen verwachting gewekt waar [eiser] zich op kan beroepen.
Rabobank heeft haar zorgplicht niet geschonden
4.6.
Gelet op de overwegingen 4.1. tot en met 4.5. is de conclusie dat Rabobank niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht tegenover [eiser] . Dit betekent dat de gevorderde verklaringen voor recht worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten van Rabobank betalen
4.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.

Voetnoten

1.Er staat in die afwijzing:
2.productie 23 bij dagvaarding
3.[E] schrijft:
4.productie 29 bij dagvaarding
5.Hij schrijft: “