ECLI:NL:RBMNE:2024:4625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
11133347 / MV EXPL 24-73
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling in kort geding met betrekking tot arbeidsrelatie en functioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde], een stichting. [eiseres] is sinds 1 november 2003 in dienst bij [gedaagde] en is in september 2022 ziek uitgevallen. Na een periode van re-integratie in andere werkzaamheden, is [eiseres] per 1 november 2023 tijdelijk geplaatst als Verhuurcoördinator. Tijdens de zitting op 11 juli 2024 heeft [eiseres] verzocht om wedertewerkstelling in deze functie, omdat [gedaagde] haar tijdelijke plaatsing had beëindigd na drie maanden, met als argument dat haar functioneren onvoldoende was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [eiseres] na drie maanden uit de functie te plaatsen, zonder een concreet verbetertraject te hebben ingezet. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] [eiseres] een daadwerkelijke kans moet geven in de functie van Verhuurcoördinator en heeft de vordering tot wedertewerkstelling toegewezen, maar niet voor de door [eiseres] gevorderde periode van acht maanden en 24 dagen. De kantonrechter heeft [gedaagde] een termijn van vijf werkdagen gegeven om [eiseres] te werk te stellen, met een dwangsom van € 250,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 20.000,00. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van € 1.176,17.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 25 juli 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 11133347 / MV EXPL 24-73 BW 31650 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.M. Draaijer,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.A.M. Ágoston.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
  • de betekende dagvaarding van 7 juni 2024 met 19 producties,
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 14 van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2024. [eiseres] is verschenen (in bijzijn van haar echtgenoot), bijgestaan door mr. Draaijer. Namens [gedaagde] zijn Mw. [A] (Teamleider afdeling Verhuurcoördinatoren), Dhr. [B] (Teamleider afdeling Reparatie en Interventie) en Mw. [C] (Adviseur M&O) verschenen, bijgestaan door mr. Ágoston. Beide gemachtigden hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Deze zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen besproken is op de zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is sinds 1 november 2003 in dienst bij [gedaagde] . In september 2022 is [eiseres] ziek uitgevallen in de functie van Claimbehandelaar. Omstreeks mei 2023 is [eiseres] gaan re-integreren in andere werkzaamheden. In september 2023 heeft de arbeidsdeskundige geoordeeld dat [eiseres] als gevolg van gezondheidsklachten niet meer in staat is om haar werk als Claimbehandelaar uit te voeren, zodat gezocht moet worden naar ander werk dat wel aansluit bij haar mogelijkheden. Volgens de arbeidsdeskundige is de functie van Verhuurcoördinator een passend alternatief. Per 31 oktober 2023 is [eiseres] volledig hersteld gemeld. Na een sollicitatie op de functie van Verhuurcoördinator is [eiseres] middels een tijdelijke plaatsing als Verhuurcoördinator begonnen per 1 november 2023. [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [eiseres] in de functie van Verhuurcoördinator start voor de duur van 1 jaar per 1 november 2023 en dat bij gebleken geschiktheid per 1 november 2024 de tijdelijk plaatsing als Verhuurcoördinator wordt omgezet naar een definitieve plaatsing voor onbepaalde tijd. Ook is afgesproken dat ieder kwartaal wordt geëvalueerd over het functioneren en ontwikkeling en dat bij niet voldoende functioneren [eiseres] terugkeert naar de functie van Claimbehandelaar op de afdeling Reparatie en Interventieteam.
Op 13 december 2023 heeft [A] aan [eiseres] laten weten dat diverse punten in haar functioneren verbetering behoeven. Op 7 februari 2024 heeft [A] aan [eiseres] medegedeeld dat zij de tijdelijke plaatsing als Verhuurcoördinator zal beëindigen.
2.2.
[eiseres] vraagt om [gedaagde] te veroordelen haar binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten in de werkzaamheden van Verhuurcoördinator voor de periode van 8 maanden en 24 dagen en haar daarbij toegang te geven tot alle middelen die zij daarbij nodig heeft, op verbeurte van een dwangsom. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van € 500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en vraagt zij veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . [gedaagde] wijst erop dat zij op voorhand met [eiseres] afspraken heeft gemaakt dat zij bij niet voldoende functioneren zou terugkeren naar haar oorspronkelijke functie en zij daarom deze beslissing heeft mogen maken. Het functioneren in de functie van Verhuurcoördinator was niet voldoende en op dezelfde punten als in eerder door [eiseres] verrichte functies schoot zij tekort. [gedaagde] stelt daarnaast dat zij een zwaarwegend belang heeft [eiseres] niet langer in de functie van Verhuurcoördinator te werk te stellen.

3.De beoordeling

Wat moet de rechter beoordelen?

3.1.
In een kortgedingprocedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kortgedingprocedure een gewone rechtszaak zal komen, dit heet een ‘bodemprocedure’. Een kortgedingprocedure loopt op een bodemprocedure vooruit. De voorzieningenrechter probeert in te schatten of een bodemrechter de vordering waarschijnlijk zal toewijzen. Een kortgeding uitspraak is daarom niet meer dan een voorlopige beslissing waar een spoedeisend belang bij is. Daarom moeten belangrijke feiten duidelijk zijn, want tijd voor bewijslevering is er niet. Daarnaast moet een spoedeisend belang bij de gestelde vordering aanwezig zijn.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.2.
Omdat [eiseres] al sinds 1 maart 2024 haar werkzaamheden in de functie van Verhuurcoördinator niet meer kan uitvoeren, heeft zij een spoedeisend belang deze vorderingen in kort geding voor te leggen.
[gedaagde] mocht de tijdelijke plaatsing van [eiseres] als verhuurcoördinator niet nu al beëindigen
3.3.
De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] in redelijkheid na drie maanden heeft mogen besluiten [eiseres] niet langer te werk te stellen in de tijdelijk overeengekomen functie van Verhuurcoördinator. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en legt dat hierna uit.
3.4.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting uitgelegd dat zij vanwege het onvoldoende functioneren van [eiseres] in de functie van Verhuurcoördinator in redelijkheid heeft kunnen besluiten de tijdelijke plaatsing na drie maanden te beëindigen. Volgens [gedaagde] is als duidelijke voorwaarde bij de tijdelijke plaatsing gesteld dat iedere drie maanden het functioneren wordt besproken en dat ook aanleiding kan geven tot terugkeer naar de oude afdeling. Ter onderbouwing dat sprake is van onvoldoende functioneren van [eiseres] heeft [gedaagde] niet alleen diverse verklaringen van collega’s overgelegd over de periode vanaf november 2023, maar ook diverse verklaringen en functioneringsverslagen over de periode vanaf 2010 overgelegd. Uit die verslagen volgt dat [gedaagde] , ook toen [eiseres] werkzaam was in andere functies, vindt dat [eiseres] op meerdere aspecten onvoldoende functioneert en verbetering zou moeten laten zien in een aantal steeds terugkerende punten. Kort samengevat gaat het dan om haar wijze van communiceren en samenwerken, het prioriteren door onvoldoende scheiden van hoofd- en bijzaken, haar perfectionisme, de onrust en de emotionele reacties van [eiseres] . Deze punten worden ook nu in de functie van Verhuurcoördinator als onvoldoende beschouwd.
3.5.
Kennelijk is volgens [gedaagde] sprake van een patroon in het functioneren van [eiseres] dat onvoldoende is. [gedaagde] heeft daar echter nooit een concreet verbetertraject voor ingezet. Weliswaar heeft [eiseres] op initiatief van [gedaagde] in 2017 en in 2021 een coach & leertraject doorlopen, maar niet in het kader van een (formeel) verbetertraject.
De reden van herplaatsing van [eiseres] in de functie van Verhuurcoördinator had ook niets te maken met vermeend disfunctioneren van [eiseres] , maar komt rechtstreeks voort uit het advies van de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige heeft na een periode van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] geoordeeld dat de functie van Claimbehandelaar voor [eiseres] niet meer geschikt is en ook niet geschikt te maken is door het treffen van aanpassingen.
Dat [eiseres] niet zou inzien dat op haar functioneren een en ander is aan te merken, is niet gebleken. Tijdens de zitting heeft [eiseres] te kennen gegeven wel degelijk in te zien dat zij weet qua communicatie niet altijd goed uit de hoek te komen en dat zij ook nog een traject bij een psycholoog heeft lopen om aan zichzelf te werken.
3.6.
Hoewel [gedaagde] heeft benadrukt dat zij er niet op uit is om tot een einde van het dienstverband te komen van [eiseres] , is dat wel de angst die bij [eiseres] speelt. [gedaagde] wil zich volgens [eiseres] voornamelijk richten op outplacement. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat ook intern nog andere mogelijke opties kunnen worden verkend, maar ook voor die functies zullen dan nog steeds dezelfde verbeterpunten aan de orde komen. Indien geen passende functie voorhanden is, dan zal tot outplacement worden overgegaan. Dat zou ook betekenen dat het verbeteren van het functioneren niet meer ter sprake zal komen op een later moment. Omdat de punten waarop [eiseres] nu wordt afgerekend in de functie van Verhuurcoördinator voor [gedaagde] een terugkerend probleem lijken te zijn in het functioneren van [eiseres] , mag verwacht worden van [gedaagde] dat zij daar wat aan doet. Dat bij de tijdelijke plaatsing in de functie van Verhuurcoördinator is afgesproken dat iedere drie maanden een evaluatie plaatsvindt en het voorbehoud tot terugkeer naar de oude functie is gemaakt, brengt niet met zich mee dat [gedaagde] haar beslissing [eiseres] al na drie maanden uit de functie te plaatsen lichtvaardig kan nemen. Los daarvan is ook de vraag hoe reëel de verwachting van [gedaagde] is dat [eiseres] binnen een tijdsbestek van een paar maanden, na een moeizame opstart door nog niet werkende systemen voor [eiseres] en na een vrij lange ziekteperiode van [eiseres] , volledig zelfstandig zou kunnen functioneren in de functie van Verhuurcoördinator.
3.7.
Dat van [gedaagde] niet kan worden verwacht [eiseres] nog terug te laten keren in de functie van Verhuurcoördinator vanwege de ontstane onrust op die afdeling zoals [gedaagde] heeft toegelicht, valt in de risicosfeer van [gedaagde] . Het belang van [eiseres] om een daadwerkelijke kans te krijgen in de functie van Verhuurcoördinator weegt zwaarder. Dat de diverse collega’s negatieve verklaringen hebben afgelegd over hun ervaring met (het functioneren van) [eiseres] leidt niet tot een andere beslissing, omdat het aan [gedaagde] als werkgever is aan [eiseres] een daadwerkelijke (verbeter)kans te geven in deze functie. Overigens lijkt [gedaagde] door al voorafgaand aan de plaatsing van [eiseres] op deze afdeling de collega’s te hebben ingelicht over de mogelijkheid tussentijds afscheid te nemen als het toch niet bevalt, een bepaald beeld te hebben geschetst over [eiseres] dat ook niet in positieve zin lijkt te hebben bijgedragen aan het geven van een volwaardige kans aan [eiseres] .
3.8.
De kantonrechter vindt het gelet op voorgaande aannemelijk dat de bodemrechter de vordering van [eiseres] tot wedertewerkstelling zal toewijzen en wijst in dit kort geding de wedertewerkstelling dan ook toe, maar niet voor de door [eiseres] gevorderde periode van acht maanden en 24 dagen. Een dusdanig afgebakende periode kan tot onwenselijke situaties leiden, omdat niet op voorhand is te bepalen hoe lang de periode moet zijn voor het bieden van een daadwerkelijke kans aan [eiseres] om zich de functie eigen te maken en omdat zich in de praktijk onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen. [gedaagde] zal [eiseres] een serieuze en daadwerkelijke kans moeten geven door het inzetten van een (verbeter)traject waarbij [eiseres] de benodigde begeleiding en/of scholing krijgt die wenselijk wordt geacht, waarbij als vanzelfsprekend nog steeds de terugkeergarantie naar de afdeling Reparatie en Interventieteam heeft te gelden. De kantonrechter zal [gedaagde] , anders dan [eiseres] heeft verzocht, een redelijke termijn van 5 werkdagen geven na de betekening van dit vonnis om [eiseres] te werk te stellen in haar functie van Verhuurcoördinator.
3.9.
De gevraagde dwangsom van € 250,00 per dag is toewijsbaar, zij het dat de kantonrechter deze maximeert tot € 20.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. [eiseres] heeft voldaan aan de stelplicht terzake de verrichte werkzaamheden, maar de door haar gespecificeerde werkzaamheden zijn niet aan te merken als buitengerechtelijke werkzaamheden die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
3.11.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 140,17
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 814,00
nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening
zoals vermeld in de beslissing)
Totaal €1.176,17
Ook de gevorderde wettelijke rente over de nakosten is toewijsbaar, op de in de beslissing vermelde wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres] binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis toegang te verlenen tot de werkplek inclusief de complete digitale werkomgeving, mobiele telefoon, tablet en zakelijke auto, en haar in staat te stellen haar gebruikelijke werkzaamheden als Verhuurcoördinator voor 32 uur per week te laten verrichten, op verbeurte van een door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat [gedaagde] nalatig is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 20.000,00;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.176,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024.