Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. D.W. van Putten- de Waard
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen.
1.Het verloop van de procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
Die vaststellingsovereenkomst heeft [verweerder] ondertekend, maar [verweerder] heeft binnen de bedenktermijn de ontbinding van die overeenkomst ingeroepen.
3.De beoordeling
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van:
[C] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij op 29 januari 2024 navraag heeft gedaan onder werknemers die roken, waaronder [A] . [A] heeft toen aan [C] verteld dat hij sigaretten heeft gekocht van [verweerder] , waarbij [A] een lade zou hebben opengetrokken en de bewuste sigaretten zou hebben laten zien aan [C] . [C] zegt dat hij toen heeft gezien dat dit een aangebroken slof Marlboro sigaretten betrof en dat op die pakjes sigaretten geen accijnszegels zaten.
Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 34 en 40, en nr. 4, p. 15-16).
Daarbij komt ook dat als vast komt te staan dat op de sigaretten van [verweerder] geen accijnszegels zaten, dit ook betekent dat [verweerder] over de door hem verkochte sigaretten niet de waarheid heeft verklaard. In dat geval is de handelwijze van [verweerder] dusdanig, het plegen van een strafbaar feit door verkoop van illegale sigaretten en het ontkennen daarvan en in het bijzonder in de setting waarin [verweerder] werkzaam is, dat [verweerder] met die handelwijze zijn recht op de transitievergoeding heeft verspeeld. Dat betekent ook dat de kantonrechter bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst dan geen rekening zal houden met een opzegtermijn.
Duidelijk is daarmee ook dat dan geen ontbinding wegens een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie aan de orde is. [verzoekster] heeft namelijk aangevoerd dat zij geen enkel vertrouwen meer heeft in [verweerder] vanwege het verwijt dat zij hem maakt ten aanzien van de verkoop van illegale sigaretten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] ook aangegeven dat als [verweerder] legale sigaretten heeft verkocht dat aanleiding is voor een officiële waarschuwing en niet voor ontbinding. Het verzoek op de g-grond is dan ook niet toewijsbaar.
De ontbinding zal alleen worden toegewezen als [verzoekster] bewijst dat [verweerder] illegale sigaretten heeft verkocht en in dat scenario is dan ook geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] , zodat ook het verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding zal worden afgewezen.
4.De beslissing
28 juni 2024, bij nader verzoekschrift,:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) gemachtigden en de getuigen in de drie maanden nadien verhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend;
- indien [verzoekster] geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
op 28 juni 2024bij nader verzoekschrift in het geding moet brengen;