ECLI:NL:RBMNE:2024:4622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
C/16/572972 / KL ZA 24-82 BW 31650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming geheimhoudingsbeding en verbod op onrechtmatige concurrentie door voormalig werknemers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en haar voormalige werknemers, aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s. De eiseres vorderde nakoming van een geheimhoudingsbeding en een verbod op onrechtmatige concurrentie, omdat de gedaagden een concurrerend bedrijf waren begonnen en contact hadden gehad met klanten van de eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de gedaagden het geheimhoudingsbeding hadden geschonden of onrechtmatig concurreerden. De rechter wees de vorderingen van de eiseres af en stelde dat er geen grondslag was voor de gevraagde maatregelen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 1.605,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in kort geding procedures en de voorwaarden waaronder onrechtmatige concurrentie kan worden aangenomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/572972 / KL ZA 24-82 BW 31650
Vonnis in kort geding van 18 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. A. Robustella,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S. Corbeij.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. (in mannelijk meervoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
  • De betekende dagvaarding van 16 april 2024 met 9 producties,
  • De e-mail van 11 april 2024 mr. Corbeij waarin zij verzoekt een nieuwe datum te bepalen voor het kort geding en de e-mail van mr. Robustella die daarmee akkoord gaat als mr. Corbeij bevestigt dat [gedaagde sub 1] c.s. dan vrijwillig zullen verschijnen,
  • De e-mail van 24 april 2024 mr. Corbeij waarin zij namens [gedaagde sub 1] c.s. bevestigt dat zij vrijwillig verschijnen op de zitting van 4 juni 2024,
  • De producties 1 tot en met 4 namens [gedaagde sub 1] c.s. van 3 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024 op de locatie van deze rechtbank in Almere. Namens [eiseres] zijn de heren [A] (directeur),
[B] (mede directeur) en [C] (mede directeur) verschenen, bijgestaan door mr. Robustella. [gedaagde sub 1] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door mr. Corbeij als gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is met partijen. Namens beide partijen zijn de standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat uiterlijk 18 juni 2024 uitspraak zou worden gedaan.

2.Wat is de kern?

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben gewerkt bij [eiseres] en zijn in januari 2024 hun eigen bedrijf “ [onderneming] ” begonnen. [gedaagde sub 1] c.s. hebben zakelijk contact gehad met diverse klanten en leveranciers van [eiseres] en hebben ook producten geleverd aan een aantal klanten van [eiseres] . Partijen verschillen van mening of dit [gedaagde sub 1] c.s. is toegestaan.
De voorzieningenrechter vindt dat [eiseres] te weinig heeft gesteld om aan te nemen dat [gedaagde sub 1] c.s. het geheimhoudingsbeding hebben geschonden of onrechtmatig met [eiseres] concurreren en zal daarom de vorderingen van [eiseres] afwijzen. Dat wordt hierna uitgelegd.

3.Wat willen partijen?

3.1.
[eiseres] vindt dat [gedaagde sub 1] c.s. hun geheimhoudingsbeding hebben geschonden en onrechtmatig met haar concurreren. [eiseres] vraagt daarom [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om het geheimhoudingsbeding uit hun arbeidsovereenkomsten na te komen en het opleggen van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding, en een verbod te geven op het benaderen van relaties op straffe van een dwangsom en afgifte van diverse omzet- en klantgegevens.
[gedaagde sub 1] c.s. betwisten dat zij hun geheimhoudingsbeding schenden en dat zij [eiseres] onrechtmatig beconcurreren en vragen om de vorderingen af te wijzen.

4.De beoordeling

Wat moet de rechter beoordelen?
4.1.
In een kortgedingprocedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kortgedingprocedure een gewone rechtszaak zal komen, dit heet een ‘bodemprocedure’. Een kortgedingprocedure loopt op een bodemprocedure vooruit. De voorzieningenrechter probeert in te schatten of een bodemrechter de vordering waarschijnlijk zal toewijzen. Een kortgeding uitspraak is daarom niet meer dan een voorlopige beslissing waar een spoedeisend belang bij is. Daarom moeten belangrijke feiten duidelijk zijn, want tijd voor bewijslevering is er niet. Daarnaast moet een spoedeisend belang bij de gestelde vordering aanwezig zijn.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
4.2.
Omdat [eiseres] zich geconfronteerd ziet met concurrentie van [gedaagde sub 1] c.s. en vreest voor verdere aantasting van haar bedrijfsdebiet heeft zij een spoedeisend belang deze vorderingen in kort geding voor te leggen.
[gedaagde sub 1] c.s. schenden het geheimhoudingsbeding niet
4.3.
Tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. is een geheimhoudingsbeding van kracht. In dat beding staat:
“Zowel tijdens, als na beëindiging van het dienstverband is het voor de werknemer verboden om aan derden, direct of indirect, in welke vorm en op welke wijze dan ook, enige mededeling te doen over kennis met betrekking tot zaken en belangen van de bedrijven van de werkgever, haar klanten of andere relaties. Dit geldt wanneer het contact door de werknemer is beëindigd, maar ook wanneer het contact door de werkgever is beëindigd.
Bij beëindiging van het dienstverband zal de werknemer alle eigendommen van de werkgever die in zijn bezit zijn teruggeven aan de werkgever. Hieronder vallen alle eigendommen en ook kopieën van eigendommen.
Ingeval van overtreding van het bepaalde met betrekking tot geheimhouding en documenten verbeurt de werknemer aan werkgever een terstond en zonder nadere aanmaning, ingebrekestelling en/of rechterlijke tussenkomst, opeisbare boete van € 10.000,- per overtreding."
4.4.
[gedaagde sub 1] c.s. leveren net als [eiseres] voornamelijk vis en aanverwante bijproducten (hierna: vis) aan onder meer Aziatische restaurants en zijn beide gevestigd in [plaats] . [eiseres] zegt dat [gedaagde sub 1] c.s. hun privé telefoons bij haar gebruikte om klanten en leveranciers te contacten. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] c.s. deze contactgegevens (de telefoonnummers van leveranciers en klanten) gebruikt voor [onderneming] . Dat mag niet volgens [eiseres] gelet op het geheimhoudingsbeding. [eiseres] wil daarom nakoming van het geheimhoudingsbeding op straffe van een hogere dwangsom dan overeengekomen in de arbeidsovereenkomsten.
4.5.
De voorzieningenrechter wijst die vordering af. Dat [gedaagde sub 1] c.s. zich moeten houden aan het geheimhoudingsbeding volgt al uit de arbeidsovereenkomsten van [gedaagde sub 1] c.s. en zij hebben tijdens de zitting ook gezegd het geheimhoudingsbeding te respecteren. Bij deze vordering bestaan dan ook geen zelfstandig belang.
4.6.
Ook voor toewijzing van een hogere dwangsom bij overtreding van de geheimhoudingsbedingen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. [eiseres] heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding. Daarvoor is eerst van belang vast te stellen wat de strekking van het geheimhoudingsbeding is. Boven het beding staat “Geheimhouding”. Niet gesteld of gebleken is dat over het beding is onderhandeld. Daarom gaat de voorzieningenrechter uit van de strekking zoals die ook in het beding staat, namelijk: het niet mogen doen van mededelingen aan derden over belangrijke zaken van [eiseres] , haar klanten of relaties. Het beding is dus, anders dan [eiseres] lijkt te stellen, geen verkapt relatiebeding. Dit houdt in dat uit de arbeidsovereenkomsten niet volgt dat [gedaagde sub 1] c.s. geen relaties mogen benaderen of doen benaderen. Daarbij mogen ze gebruik maken van hun kennis en ervaring bij [gedaagde sub 1] c.s. De grens vormt aan de ene kant het geheimhoudingsbeding als hiervoor genoemd, en anderzijds dat [gedaagde sub 1] c.s. uiteraard niet onrechtmatig mogen concurreren.
4.7.
Dat [gedaagde sub 1] c.s. mededelingen over belangrijke zaken van [eiseres] hebben gedaan is niet gesteld en gebleken. Dat de gegevens van leveranciers en klanten kwalificeren als geheim te houden gegevens in de zin van het geheimhoudingsbeding volgt de voorzieningenrechter niet. Het is [gedaagde sub 1] c.s. dus toegestaan om de klantgegevens uit hun telefoons te gebruiken. Bovendien: ook wanneer zij de klantgegevens van [eiseres] niet in hun telefoons hadden staan, hadden [gedaagde sub 1] c.s. eenvoudig contact kunnen leggen met klanten en leveranciers van [gedaagde sub 1] c.s. door hun nummers op te zoeken. Dat die klanten ook ver buiten [plaats] zijn gevestigd, maakt dat niet anders. Die schending is dus niet aannemelijk gemaakt.
[gedaagde sub 1] c.s. concurreren met [eiseres] , maar niet onrechtmatig
4.8.
De tweede vraag is of aanleiding bestaat om een verbod aan [gedaagde sub 1] c.s. op te leggen om relaties van [eiseres] te benaderen. Dat kan alleen het geval zijn wanneer aannemelijk is gemaakt door [eiseres] dat [gedaagde sub 1] c.s. zich schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie. [eiseres] heeft dat niet aannemelijk gemaakt.
4.9.
Tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. is geen concurrentie- of relatiebeding overeengekomen. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] c.s. in principe vrij zijn om te concurreren met [eiseres] , ook wanneer [eiseres] daar nadeel van ondervindt. Voor het aannemen van onrechtmatige concurrentie moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden. De Hoge Raad heeft uitgangspunten gegeven om te kunnen beoordelen of in een specifiek geval sprake is van onrechtmatige concurrentie, daarvoor gelden drie vereisten:
(a) het stelselmatig en substantieel afbreken van
(b) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de (arbeids)overeenkomst heeft meehelpen opbouwen
(c) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
4.10.
[eiseres] zegt dat [gedaagde sub 1] c.s. haar leveranciers en klanten stelselmatig hebben benaderd en daarmee het bedrijfsdebiet van [eiseres] afbreken.
De onderbouwing daarvan ontbreekt. [eiseres] benoemt diverse vermoedens over hoe [gedaagde sub 1] c.s. volgens haar zaken doen, maar [eiseres] maakt niet concreet waar nou uit blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. stelselmatig en substantieel haar klantenbestand zouden afbreken. Dat [gedaagde sub 1] c.s. het hele klantenbestand in hun telefoon hebben staan en dat volledig afbellen is door [gedaagde sub 1] c.s. betwist en door [eiseres] ook niet nader onderbouwd. Ook is niet zonder meer gezegd dat als [gedaagde sub 1] c.s. dit wel zouden doen, dat meteen met zich mee brengt dat zij onrechtmatig met [eiseres] concurreren. In dat geval gelden dezelfde criteria zoals hiervoor in 4.9 uiteen zijn gezet.
[eiseres] heeft wel een lijst met een selectie van klantnamen overgelegd en daarop diverse klanten gemarkeerd die volgens haar niet meer (of veel minder) afnemen bij haar, maar bij [gedaagde sub 1] c.s.. [gedaagde sub 1] c.s. betwist dit en zegt dat zij inmiddels ongeveer 100 klanten hebben, waarvan circa tien klanten overeenkomen met die van [eiseres] . Die klanten hebben zij deels zelf benaderd en het andere deel heeft zelf contact met hen opgenomen. Dat het om veel meer klanten zou gaan (circa 25) zoals [eiseres] zegt en zij daar schade door lijdt, heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt.
[eiseres] heeft ook geen inzicht gegeven in haar omzet en totale klantenbestand en wat het effect daarop de afgelopen maanden is geweest door de concurrentie van [gedaagde sub 1] c.s.. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] , op de vraag van de voorzieningenrechter naar het vermeende omzetverlies door het handelen van [gedaagde sub 1] c.s., geantwoord dat zij denkt per week ongeveer 10 tot 15% omzetverlies te lijden. Dat [eiseres] dit denkt en dit verder niet heeft kunnen onderbouwen is – ook in kort geding – onvoldoende.
Ook de door [eiseres] overgelegde berichten van een aantal klanten en leveranciers waaruit volgt dat [gedaagde sub 1] c.s. een aantal klanten en leveranciers hebben benaderd is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Het benaderen van enkele relaties brengt niet met zich mee dat daarmee dus ook sprake is van het stelselmatig benaderen van relaties waarmee het bedrijfsdebiet van [eiseres] wordt afgebroken.
4.11.
Het beeld dat door [eiseres] is geschetst over het onrechtmatige concurreren door [gedaagde sub 1] c.s. is onvoldoende om vooruitlopend op de bodemprocedure tot het oordeel te komen dat aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 1] c.s. [eiseres] zich schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie.
Hoewel de voorzieningenrechter zich kan voorstellen dat [eiseres] zich zorgen maakt om de concurrentie door haar voormalig werknemers is dat echt onvoldoende om [gedaagde sub 1] c.s. een verbod op te leggen om de relaties van [eiseres] te benaderen. Had [eiseres] dit willen voorkomen, dan had zij met [gedaagde sub 1] c.s. een relatiebeding moeten overeenkomen.
Verstrekken van namen klanten/relaties en omzetgegevens
4.12.
Omdat niet aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde sub 1] c.s. hun geheimhoudingsbeding hebben geschonden en evenmin dat zij onrechtmatig concurreren met [eiseres] , bestaat er ook geen grondslag voor de vorderingen (c tot en met e) van [eiseres] . [gedaagde sub 1] c.s. kunnen alleen daarom al niet veroordeeld worden om gegevens te verstrekken van de relaties die zij hebben benaderd/met wie zij een klantrelatie onderhouden en van de daaruit genoten omzet.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
4.13.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris gemachtigde
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. van
€ 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.