ECLI:NL:RBMNE:2024:4599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/2928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake belastingaanslag zonder machtiging

In deze zaak heeft eiser op 29 juni 2023 beroep ingesteld tegen een belastingaanslag die aan [A] is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Urk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk is. Eiser is niet de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd en heeft geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij namens [A] het beroep kan instellen. De rechtbank heeft eiser eerder verzocht om een machtiging in te dienen, maar hij heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat eiser bevoegd was om het beroep in te stellen. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Urk, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 29 juni 2023 tegen het besluit van verweerder van 15 juni 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft op 29 juni 2024 een beroepschrift ingediend. Dit beroepschrift is gericht tegen een aanslag die aan [A] is opgelegd,
3. Op grond van artikel 30 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) en artikel 26a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awir) kan, voor zover hier relevant, beroep alleen worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd. Op grond van het tweede lid van artikel 26a van de Awir kan daarnaast ook beroep worden ingesteld door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser niet degene is aan wie de belastingaanslag is opgelegd.
Dit betekent dat hij alleen beroep kan instellen namens [A] , indien deze hem daartoe heeft gemachtigd. Of wanneer eiser onder het bepaalde in artikel 26a, tweede lid, van de Awir valt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer hij mede-eigenaar van de gewaardeerde woning is.
5. Bij het beroepschrift is geen machtiging gevoegd waaruit blijkt dat eiser gemachtigd is het beroep in te stellen namens [A] . De rechtbank heeft eiser op 7 september 2023 een brief gestuurd, waarin staat dat eiser binnen vier weken een machtiging moet indienen. Op 16 februari 2024 heeft de rechtbank eiser een aangetekende brief gestuurd. Hierin is eiser gevraagd om aan te tonen dat hij bevoegd is om beroep in te stellen en wat zijn relatie tot [A] is, en om indien hij niet bevoegd is, een machtiging van [A] over te leggen. Deze brief is volgens de track and trace bezorgd en voor ontvangst getekend op 17 februari 2024. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief. De rechtbank heeft dus niet kunnen vaststellen dat eiser bevoegd is om beroep in te stellen.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.