In deze zaak vorderden eisende partijen, [procesdeelnemer II] c.s., betaling van schadevergoeding van hun aannemer, [procesdeelnemer III], wegens wanprestatie. In een incident stelde [procesdeelnemer III] dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat volgens hem de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij wel degelijk bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. De rechtbank overwoog dat de arbitragebedingen in de UAV 2012 en AVA 2013 niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomst tussen [procesdeelnemer II] c.s. en [procesdeelnemer III] niet onder de UAV 2012 valt, omdat de offerte van [procesdeelnemer III] niet naar het bestek verwees en enkel naar de AVA 2013. Bovendien bleek uit de herziene versie van de AVA 2013 dat consument-opdrachtgevers de keuze hebben om het geschil door de gewone rechter te laten beslechten. De rechtbank wees de incidentele vordering van [procesdeelnemer III] af en veroordeelde hem in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 25 september 2024 weer op de rol komen voor een conclusie van antwoord door [procesdeelnemer III].