ECLI:NL:RBMNE:2024:4597
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschil over discriminatie en aanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 23 juli 2024, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank vastgesteld in een bestuursrechtelijk geschil. De eiser had op 2 februari 2023 een brief gestuurd naar de Minister van Justitie en Veiligheid, waarin hij stelde dat er sprake was van discriminatie op basis van geslacht en geaardheid met betrekking tot de lijst van toegestane voorwerpen in de cel. Eiser vroeg om gelijke rechten voor mannen en vrouwen met betrekking tot huid- en haarverzorgingsproducten. De rechtbank oordeelt dat de brief van eiser niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is er geen sprake van een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, en is de rechtbank kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het geschil. De rechtbank wijst erop dat de inhoud en strekking van de brief onvoldoende concreet zijn om als een aanvraag te worden beschouwd. De overige beroepsgronden worden niet besproken, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter L.M. Henderson, in aanwezigheid van griffier M. Ait-Imchi.