In deze zaak, die op 26 juli 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die sinds februari 2012 samenwonen. De vrouw vordert het uitsluitend gebruik van de woning, waarin ook haar twee minderjarige kinderen wonen, en stelt dat de relatie met de man is ontwricht. De man verzet zich hiertegen en vordert eveneens het uitsluitend gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw geen recht heeft op medehuurderschap, omdat de man niet bereid is om zijn medewerking te verlenen aan een verzoek daartoe. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en bepaald dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning. De vrouw moet de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis verlaten en alle sleutels aan de man overhandigen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man toegewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.