ECLI:NL:RBMNE:2024:4590

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
C/16/577008 / KG ZA 24-311
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het gebruik van de woning door samenlevers zonder samenlevingsovereenkomst

In deze zaak, die op 26 juli 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die sinds februari 2012 samenwonen. De vrouw vordert het uitsluitend gebruik van de woning, waarin ook haar twee minderjarige kinderen wonen, en stelt dat de relatie met de man is ontwricht. De man verzet zich hiertegen en vordert eveneens het uitsluitend gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw geen recht heeft op medehuurderschap, omdat de man niet bereid is om zijn medewerking te verlenen aan een verzoek daartoe. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en bepaald dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning. De vrouw moet de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis verlaten en alle sleutels aan de man overhandigen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man toegewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/577008 / KG ZA 24-311
Vonnis in kort geding van 26 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.B. Janssens,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Raaijmakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2024 met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie en producties 1 t/m 5;
  • de notitie van de vrouw tevens houdende antwoord in reconventie;
  • de brief van 17 juli 2024 van de vrouw met aanvullende producties 3 t/m 10;
  • de akte vermeerdering eis van de vrouw;
  • productie 11 van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling van 18 juli 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen in persoon verschenen. Zij werden bijgestaan door hun voornoemde advocaten.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter, na bezwaar daartegen van de man, beslist dat producties 3 t/m 10 van de vrouw buiten beschouwing worden gelaten voor het oordeel in deze zaak. Deze producties maken dus geen onderdeel uit van de processtukken. De producties zijn niet tijdig (vierentwintig uur vóór de zitting) door de vrouw in het geding gebracht.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen wonen vanaf februari 2012 samen in de woning aan de [adres] in [woonplaats 1] (hierna: de woning). Partijen wonen daar samen met de twee minderjarige kinderen van de vrouw uit haar eerdere relatie: [minderjarige 1] van 14 jaar en [minderjarige 2] van 17 jaar.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

In conventie
3.1.
De vrouw stelt dat de relatie tussen partijen is ontwricht en dat zij vanwege de spanningen niet langer samen in de woning kunnen blijven. De vrouw maakt aanspraak op het uitsluitend gebruik van de woning. Volgens haar hebben partijen evenveel rechten ten aanzien van de woning.
3.2.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair
 bepaalt dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel;
 de man veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden en om alle sleutels aan de vrouw te overhandigen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 15.000,-;
 de vrouw, indien de man de woning niet verlaat, machtigt dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm;
 de man veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan een nieuwe huurovereenkomst die alleen op naam van de vrouw zal staan, althans de man te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het verkrijgen van medehuurderschap voor de vrouw met betrekking tot de woning, bij het uitblijven waarvan het vonnis als medewerking van de man dient te worden aangemerkt;
 bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder medewerking van de man aan de nieuwe huurovereenkomst, indien hij daarmee in gebreke blijft;
subsidiair
 bepaalt dat de vrouw, onder uitsluiting van de man, het gebruiksrecht toekomt van de woning en de zich daarin bevindende inboedel;
 de man veroordeelt tot het verlaten van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, en om alle sleutels aan de vouw te overhandigen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 15.000,-, waarbij de man zich ook voor de Basisregistratie Personen dient uit te schrijven van dit adres.
3.3.
De man voert verweer en concludeert tot ongegrond verklaring van de vorderingen van de vrouw, dan wel tot ontzegging daarvan, onder veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
In reconventie
3.4.
De man vindt ook dat partijen niet langer samen in de woning kunnen verblijven. Hij maakt eveneens aanspraak op het uitsluitend gebruik van de woning. De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair
 bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel;
 de vrouw veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden en om alle sleutels aan de man te overhandigen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 15.000,-;
 de man, indien de vrouw de woning niet verlaat, machtigt dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm;
subsidiair
 bepaalt dat de man, onder uitsluiting van de vrouw, het gebruiksrecht toekomt van de woning en de zich daarin bevindende inboedel;
 de vrouw veroordeelt tot het verlaten van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, en om alle sleutels aan de man te overhandigen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 15.000,-, waarbij de vrouw zich ook voor de Basisregistratie Personen dient uit te schrijven van dit adres.
3.5.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, onder compensatie van de proceskosten tussen partijen omdat partijen elkaars ex-partners zijn.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie zal de voorzieningenrechter de vorderingen hierna gezamenlijk beoordelen.
De woning en de huurovereenkomst
4.2.
De voorzieningenrechter vindt dat partijen een spoedeisend belang hebben bij een beslissing op de vorderingen over de woning (het uitsluitend gebruik en de huurovereenkomst). Van partijen kan niet verlangd worden dat zij een bodemprocedure afwachten. Partijen zijn het erover eens dat zij, gelet op de spanningen, niet langer samen in de woning kunnen verblijven.
4.3.
Volgens de huurovereenkomst zijn de man en [A] (de voormalige partner van de man) huurders van de woning. De kern van het geschil tussen partijen komt neer op de vraag of voorshands aangenomen kan worden of de vrouw medehuurder zal worden van de woning en, gelet daarop, van de man verwacht kan worden dat hij zijn medewerking verleent aan het medehuurderschap van de vrouw en daarom aan haar het uitsluitend gebruik van de woning kan worden toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet het geval. De voorzieningenrechter zal daarom het uitsluitend gebruik van de woning en de inboedel toewijzen aan de man. Daarbij zal de voorzieningenrechter de vrouw veroordelen om de woning binnen vier weken na betekening van dit vonnis te verlaten en alle sleutels aan de man te overhandigen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw over de woning zal afwijzen.
4.4.
Volgens de wet, en de door de man overgelegde voorwaarden van de verhuurder, kan de vrouw het medehuurderschap slechts verkrijgen met medewerking van de huurder(s), in dit geval: de man en zijn voormalige vriendin. [1] Zij kunnen enkel tezamen een verzoek tot medehuurderschap indienen bij de verhuurder, en als de verhuurder dit verzoek afwijst (of hierop niet tijdig beslist), kunnen zij gezamenlijk een verzoek indienen bij de rechter. De man heeft echter te kennen gegeven dat hij niet bereid is om zijn medewerking aan een dergelijk verzoek te verlenen. Of zijn voormalige partner hiertoe bereid is, is niet gesteld of gebleken. Zij is ook geen partij in deze procedure. Volgens de man heeft zijn voormalig vriendin afstand gedaan van de woning, maar dit heeft niet automatisch tot gevolg dat zij niet meer als huurder van de woning kan worden aangemerkt. In beginsel is dus ook haar medewerking vereist.
4.5.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vindt de voorzieningenrechter ook niet dat de man gedwongen kan worden om zijn medewerking aan het medehuurderschap te verlenen. De voorzieningenrechter ziet, anders dan de vrouw, voorshands geen aanleiding om aan te nemen dat de verhuurder de vrouw als medehuurder zou accepteren. In de voorwaarden van de verhuurder is namelijk opgenomen dat het medehuurderschap niet aangevraagd mag worden als dit tot doel heeft op korte termijn huurder te worden van de woning. Dit zou bij een gezamenlijk verzoek dat de vrouw beoogd echter wel het doel zijn. Bovendien valt, zoals hiervoor reeds overwogen, niet te verwachten dat alleen de medewerking van de man voldoende zal zijn, nu vooralsnog ook de voormalige vriendin van de man als huurder kan worden aangemerkt.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat partijen, in tegenstelling tot wat de vrouw betoogt, geen gelijke rechten hebben met betrekking tot de woning en dit evenmin verwacht kan worden. Een belangenafweging voor een antwoord op de vraag aan wie van partijen bij uitsluiting het recht op voortgezet gebruik van de woning toekomt, nu verdere samenwoning niet meer mogelijk is, is daarom niet aan de orde. Dit recht komt toe aan de man. Hierbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de voormalige vriendin geen aanspraak wenst te maken op het gebruik van de woning, gelet op de door de man overlegde verklaring waarin zij afstand doet van de woning.
4.7.
De voorzieningenrechter vindt dat de vrouw enige tijd gegund moet worden om een ander onderkomen te vinden voor haar en de kinderen. De voorzieningenrechter begrijpt dat de vrouw met deze beslissing in een lastig parket wordt gebracht. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter een termijn van vier weken na betekening van het vonnis redelijk.
Uitschrijving bij de BRP
4.8.
De voorzieningenrechter zal de vordering(en) over de uitschrijving op het adres van de woning afwijzen. Gesteld, noch gebleken is wat het spoedeisend belang is bij deze vordering. Daarbij heeft een dergelijke beslissing een constitutief en daarmee een definitief karakter. Voor zulke beslissingen is in een kort geding, met een voorlopig karakter, in beginsel geen plaats. De man heeft geen bijzondere omstandigheden aangedragen waarom in deze situatie anders moet worden geoordeeld.
Dwangsom en sterke arm
4.9.
De voorzieningenrechter zal de vordering tot een dwangsom en een machtiging tot tenuitvoerlegging met de sterke arm afwijzen. De voorzieningenrechter heeft onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de vrouw, nu zij daartoe veroordeeld wordt, de woning niet vrijwillig zal verlaten.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
De voorzieningenrechter zal haar vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep tegen deze beslissing instelt. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. Het vonnis is uitvoerbaar op de grosse.
Proceskosten
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
In reconventie
5.2.
bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] in [woonplaats 1] en de zich daarin bevindende inboedel;
5.3.
veroordeelt de vrouw om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden en om alle sleutels aan de man te overhandigen,
5.4.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat meer of anders is verzocht;
In conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Chedra, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. K.A.H. Verhoeven als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.

Voetnoten

1.Productie 5 van de man en artikel 7:267 van het Burgerlijk Wetboek.