Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2024;
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Studenten Huisvesting en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Studenten Huisvesting, vorderde ontruiming van een huurwoning die door [gedaagde] werd bewoond. Studenten Huisvesting stelde dat [gedaagde] ernstig tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat hij prostitutieactiviteiten in de woning liet verrichten. De huurder had de woning sinds 1 juni 2023 gehuurd en was eerder al betrokken geweest bij een huurkwestie met betrekking tot een andere woning, waar ook illegale prostitutieactiviteiten plaatsvonden.
De kantonrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de vordering tot ontruiming en dat het zeer waarschijnlijk was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De rechter concludeerde dat [gedaagde] in strijd had gehandeld met de afspraken uit een vaststellingsovereenkomst, waarin was vastgelegd dat hij de woning niet voor prostitutie mocht gebruiken. Ondanks de verdediging van [gedaagde] dat hij pas per 1 november 2024 andere woonruimte had, woog het belang van Studenten Huisvesting zwaarder. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde een termijn van veertien dagen voor de ontruiming vast, evenals de proceskosten die door [gedaagde] moesten worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders om zich aan de voorwaarden van de huurovereenkomst te houden en de gevolgen van het niet naleven daarvan, vooral in situaties die de leefomgeving van andere huurders kunnen beïnvloeden.