In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. De eiseres vorderde terugbetaling van een bedrag van € 317.916,85, dat zij volgens eigen zeggen onterecht had betaald aan de gedaagde partij voor transport- en montagewerkzaamheden. Dit bedrag was het gevolg van een softwarefout in het administratiesysteem van eiseres, die ervoor zorgde dat er in de periode van december 2021 tot en met augustus 2022 te veel vergoedingen waren betaald. Eiseres vorderde daarnaast schadevergoeding, twee boetes, een verklaring voor recht en een verwijzing naar een schadestaatprocedure. De rechtbank heeft alle vorderingen van eiseres toegewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 3 oktober 2023, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 7 juni 2024. De gedaagde partij verscheen niet op de mondelinge behandeling, omdat een faillissement werd verwacht. De rechtbank oordeelde dat het faillissement geen schorsende werking had op de uitspraak. Eiseres stelde dat de gedaagde partij onterecht transportvergoedingen had ontvangen voor werkzaamheden die enkel montagediensten betroffen. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde partij in de genoemde periode onterecht vergoedingen had ontvangen.
Daarnaast vorderde eiseres schadevergoeding van € 3.997,84 voor schade veroorzaakt door de gedaagde partij tijdens transport en montagediensten, wat ook werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij aansprakelijk was voor boetes die door de Arbeidsinspectie aan eiseres waren opgelegd wegens het niet naleven van de Wet arbeid Vreemdelingen. De rechtbank wees ook de vordering tot betaling van deze boetes toe. Tot slot werd de vordering van de gedaagde partij in reconventie afgewezen, evenals de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten, die ook aan eiseres werden toegewezen.