ECLI:NL:RBMNE:2024:4554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
11155413 \ MV EXPL 24-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak vordert de verhuurder in kort geding de ontruiming van een woning vanwege een huurachterstand van drie maanden. De huurder heeft kort voor de mondelinge behandeling de volledige huurachterstand voldaan, waardoor er geen sprake meer is van een spoedeisend belang dat vereist is voor een kort geding. De kantonrechter wijst de vorderingen van de verhuurder af, maar veroordeelt de huurder wel in de proceskosten. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juni 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 juli 2024. De huurder had sinds 1 november 2016 de woning gehuurd voor € 1.000,00 per maand, maar had een huurachterstand van € 3.000,00 opgebouwd over de maanden april, mei en juni 2024. De kantonrechter concludeert dat, ondanks de substantiële huurachterstand, het spoedeisend belang ontbreekt omdat de huurder inmiddels heeft betaald. De kantonrechter legt de proceskosten op aan de huurder, die in totaal € 1.063,21 bedragen, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11155413 \ MV EXPL 24-83
Vonnis in kort geding van 24 juli 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.A. Oskamp,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.

1.De kern van de zaak

In dit kort geding vordert [eiser] (onder meer) ontruiming van de woning die hij aan [gedaagde sub 1] c.s. verhuurt, vanwege een huurachterstand van drie maanden. Kort vóór de mondelinge behandeling in deze zaak heeft [gedaagde sub 1] c.s. de gehele huurachterstand voldaan. Reeds daarom is geen sprake (meer) van een spoedeisend belang, dat in een kortgedingprocedure is vereist. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten te veroordelen. Deze beslissingen worden onder punt 4 toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2024;
  • de conclusie van antwoord;
  • het e-mailbericht van 19 juli 2024 met een samenvatting van [eiser] .
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2024. Beide partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis gewijzigd en hiervan een schriftelijke akte overgelegd, waartegen geen bezwaar is gemaakt. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken op de zitting.
2.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
[eiser] verhuurt sinds 1 november 2016 aan [gedaagde sub 1] c.s. de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) voor een huurprijs van op dit moment € 1.000,00 per maand.
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft een huurachterstand laten ontstaan die steeds verder opliep. Daarom heeft [eiser] hem in kort geding gedagvaard. Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand € 3.000,00 (over de maanden april, mei en juni 2024).
3.3.
[eiser] vordert (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. tot:
I. ontruiming van de woning;
II. betaling van de huurachterstand van € 3.000,00, berekend tot en met juni 2024;
III. betaling van € 1.000,00 per maand na 1 juni 2024 tot de ontruiming van de woning;
IV. betaling van € 450,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
V. betaling van (primair) een boete van € 25,00 per dag conform artikel 20.6 AB of
– na eiswijziging – (subsidiair) de rente van 1% per maand conform artikel 20.2 AB;
VI. betaling van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer.
3.5.
De kantonrechter zal hierna – voor zover voor de beoordeling van belang – ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Geen spoedeisend belang
4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Hiervan is sprake als de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en het gerechtvaardigd is om in kort geding daarop vooruit te lopen door de ontruimingsvordering, bij wijze van voorlopige voorziening, toe te wijzen.
4.2.
Het spoedeisend belang is volgens [eiser] gelegen in het slechte betalingsgedrag: [gedaagde sub 1] c.s. betaalt niet en biedt geen enkel perspectief waardoor [eiser] en zijn gezin in financiële problemen komen.
4.3.
Hoewel [gedaagde sub 1] c.s. het spoedeisend belang betwist en [eiser] dit (ook op de zitting) niet nader heeft onderbouwd, doet het niet meer ter zake. Inmiddels heeft [gedaagde sub 1] c.s. immers de gehele huurachterstand (en de huur van juli en augustus) betaald, waardoor het gestelde spoedeisend belang – wat hier verder ook van zij – er niet (meer) is.
Voor zover [eiser] meent dat deze betalingen eerst van de door hem gemaakte kosten moeten worden afgetrokken, gaat de kantonrechter hieraan voorbij: [gedaagde sub 1] c.s. heeft namelijk onweersproken gesteld dat deze betalingen zijn aangemerkt als huurbetalingen. Die betalingen moeten daarom worden toegerekend aan de huur (artikel 6:43 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
4.4.
Gelet op het voorgaande moeten de vorderingen van [eiser] , in het kader van deze kortgedingprocedure, worden afgewezen.
Proceskosten
4.5.
Daargelaten dat een spoedeisend belang ontbreekt en [eiser] – bij gebrek daaraan – een bodemprocedure had moeten starten, stelt de kantonrechter vast dat sprake was van een substantiële huurachterstand en dat dit [gedaagde sub 1] c.s. valt aan te rekenen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde sub 1] c.s. (tijdelijk) in moeilijke (financiële) omstandigheden is komen te verkeren, maar die kunnen – hoe vervelend ook – niet aan [eiser] worden tegengeworpen en moeten voor zijn eigen rekening en risico blijven. [eiser] heeft dus op goede gronden een gerechtelijke procedure mogen starten. Dat dit nodig is geweest blijkt ook uit het feit dat [gedaagde sub 1] c.s. pas na de dagvaarding tot betaling van de huurachterstand is overgegaan en dat hij daarvoor (om hem moverende redenen) weigerde te betalen, terwijl hij, zoals hij zelf aangaf, wel over het geld beschikte.
4.6.
Onder deze omstandigheden ziet de kantonrechter voldoende aanleiding om [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten (inclusief nakosten) te veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 137,21
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten € 135,00 +
totaal € 1.063,21‬

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.063,21‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen;
5.3
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
1298