In deze zaak vordert de verhuurder in kort geding de ontruiming van een woning vanwege een huurachterstand van drie maanden. De huurder heeft kort voor de mondelinge behandeling de volledige huurachterstand voldaan, waardoor er geen sprake meer is van een spoedeisend belang dat vereist is voor een kort geding. De kantonrechter wijst de vorderingen van de verhuurder af, maar veroordeelt de huurder wel in de proceskosten. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juni 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 juli 2024. De huurder had sinds 1 november 2016 de woning gehuurd voor € 1.000,00 per maand, maar had een huurachterstand van € 3.000,00 opgebouwd over de maanden april, mei en juni 2024. De kantonrechter concludeert dat, ondanks de substantiële huurachterstand, het spoedeisend belang ontbreekt omdat de huurder inmiddels heeft betaald. De kantonrechter legt de proceskosten op aan de huurder, die in totaal € 1.063,21 bedragen, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.