ECLI:NL:RBMNE:2024:4550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/16/556702
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van erkenning door biologische vader afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning door de biologische vader van verzoekster. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.S. Bernard, heeft verzocht om de erkenning door haar vader te vernietigen, omdat zij van mening is dat dit in strijd is met haar privéleven en dat er sprake is van 'verbroken family life'. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.F.M. Maas, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader de biologische vader van verzoekster is en dat de erkenning niet kan worden vernietigd op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de erkenning een familierechtelijke rechtshandeling is die in overeenstemming met de werkelijkheid wordt vermoed. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, omdat de wettelijke voorwaarden voor vernietiging van de erkenning niet zijn vervuld. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat verzoekster mogelijk haar geslachtsnaam kan wijzigen via de Dienst Justis. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/556702 / FO RK 23-589 (vernietiging erkenning)
Beschikking van 24 juli 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. B.S. Bernard,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.M.F.M. Maas,
met als belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van verzoekster, binnengekomen op 6 juni 2023;
  • de brief met bijlagen van verzoekster van 16 juni 2023 ;
  • de brief van verzoekster van 30 juni 2023;
  • de brief met bijlagen van verzoekster van 9 augustus 2023.
  • het F-formulier van verzoekster van 23 oktober 2023.
1.2.
Het verzoek is eerder besproken tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 24 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig: verzoekster, haar advocaat en de moeder. Omdat de vader niet aanwezig was, is de zaak aangehouden.
1.3.
De zaak is verder besproken door de meervoudige kamer van deze rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gehouden van 19 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • verzoekster met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder.
1.4.
De moeder heeft tijdens de zitting nog een brief overgelegd van de vader.
2. Waar de procedure over gaat
2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad.
2.2.
Tijdens deze relatie is de moeder bevallen van een dochter. De dochter van de moeder en de vader is:
[verzoekster], geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] .
2.3.
De vader heeft verzoekster erkend. Tussen partijen staat vast dat de vader de verwekker is van verzoekster.
2.4.
De vader heeft ook [A] , de oudste dochter van de moeder, erkend. Bij beschikking van deze rechtbank van [2020] is de erkenning op verzoek van [A] vernietigd. [A] heeft een andere biologische vader dan verzoekster.
2.5.
Verzoekster vraagt de rechtbank om de erkenning door haar vader te vernietigen. Dat wil zeggen dat hij, in juridische zin, niet meer als haar vader wordt aangemerkt.
2.6.
De vader is het niet eens met het verzoek. Hij heeft tijdens de zitting mondeling gemotiveerd verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Conclusie
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van verzoekster om de erkenning van haar vader te vernietigen, afwijzen. De beslissing wordt hierna toegelicht.
Het wettelijk kader
3.2.
Uit de wet volgt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. [1] Het verzoek moet door het kind worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden worden ingediend. [2]
De toelichting
3.3.
Zoals hierboven is beschreven kan de erkenning alleen worden vernietigd op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. In dit geval is de vader wél de biologische vader van verzoekster. Dat staat tussen partijen niet ter discussie. Dit betekent dat op grond van de wet de erkenning van verzoekster door de vader niet kan worden vernietigd. Vernietiging van een erkenning door een biologische vader past bovendien niet in het wettelijk systeem. Erkenning is een familierechtelijke rechtshandeling die gericht is op het doen ontstaan van een familierechtelijke betrekking met een kind. De erkenning wordt vermoed in overeenstemming met de werkelijkheid te zijn. Erkenning houdt dus een vermoeden in van een biologisch verwantschap met de man die erkent. [3]
3.4.
Namens verzoekster is betoogd dat buiten de wet omgegaan moet worden en dat op basis van een belangenafweging het verzoek alsnog kan worden toegewezen. Allereerst wordt door verzoekster gewezen op de noot bij het arrest van de Hoge Raad van 8 december 1995. [4] In dit arrest ging het echter om een hele andere situatie. Daar moest de toestemming voor de erkenning nog worden gegeven en gaat het om het recht van een kind om onder omstandigheden niet erkend te worden door zijn biologische vader, terwijl het in deze zaak gaat het om de vernietiging van de erkenning. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit arrest dan ook geen grond op om de erkenning van verzoekster door de vader te kunnen vernietigen.
3.5.
Verder heeft verzoekster gesteld dat het in stand laten van de erkenning door de vader in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verzoekster stelt dat het feit dat zij moet dulden dat de vader haar juridische vader is een onrechtvaardige inmenging oplevert in haar privéleven, maar dit wordt verder niet onderbouwd. De enkele stelling dat moet worden getoetst aan artikel 8 EVRM is onvoldoende om te komen tot een door haar bepleite belangenafweging. Daarnaast stelt verzoekster dat sprake is van ‘verbroken family life’ en dat op basis daarvan een belangenafweging gemaakt moet worden, maar ook daarin volgt de rechtbank haar niet. De vader en verzoekster hebben immers tot aan de scheiding met elkaar samengewoond in een gezin en ook na de scheiding nog contact met elkaar gehad als vader en dochter. De stelling dat geen sprake is van family life tussen de vader en verzoekster, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onjuist.
3.6.
Concluderend leveren de stellingen van verzoekster naar het oordeel van de rechtbank geen grond op om, buiten de wet om, te kunnen oordelen dat de erkenning van de vader kan worden vernietigd. Dit betekent dat de erkenning in stand blijft.
Geslachtsnaam
3.7.
Nu de erkenning niet wordt vernietigd houdt verzoekster de geslachtsnaam van de vader. Verzoekster heeft duidelijk de wens uitgesproken om haar geslachtsnaam te wijzigen. De rechtbank geeft verzoekster mee dat zij mogelijk via de Dienst Justis van het ministerie van Justitie en Veiligheid op grond van het Besluit geslachtsnaamswijziging alsnog tot een wijziging van haar geslachtsnaam kan komen. Zij zal daarvoor zelf een verzoek kunnen indienen bij de Dienst Justis.
Gesprek
3.8.
Tot slot merkt de rechtbank op dat tijdens de zitting duidelijk werd dat er over en weer andere interpretaties zijn over wat er in het verleden is gebeurd en hoe het contact tussen de vader en verzoekster is verlopen na de scheiding van de ouders. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat hij ervoor openstaat om met verzoekster samen in gesprek te gaan. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit een kans is om samen nader tot elkaar te komen en mogelijk biedt dit ook een basis voor verzoekster om verder te kunnen leven met de gedachte dat de vader haar juridische vader is en blijft.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van verzoekster af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, (voorzitter),
mr. M.C. Oostendorp, mr. A.G. van Doorn, rechters, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:205 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 1:205 lid 4 BW
3.Kamerstukken 1995–1996, 24 649, nr. 3, pagina 8
4.HR 8 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1917.