Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 op het verzet van
[opposant] , te [woonplaats] , opposant.
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 8 september 2023, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling en het beroep prematuur waren, omdat de opposant op 9 februari 2023 een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens had ingediend, dat door verweerder op 13 februari 2023 was ontvangen. De opposant betwistte de juistheid van de eerdere uitspraak en stelde dat hij geen verzoek had ingediend bij verweerder, en dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) een duidelijk onderscheid maakt tussen het uitoefenen van een recht en het indienen van een verzoek.
De rechtbank overwoog dat de AVG mechanismen biedt voor betrokkenen om hun rechten uit te oefenen, waaronder het recht op inzage. De rechtbank concludeerde dat de opposant zijn verzoek om inzage correct had ingediend en dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst. De rechtbank volgde de opposant niet in zijn stelling dat de uitspraak van 8 september 2023 onjuist was, en oordeelde dat de ingebrekestellingen en het beroep prematuur waren. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak.
De rechtbank benadrukte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.