ECLI:NL:RBMNE:2024:4547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/4097
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 juli 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld op 10 juni 2024. Eiser heeft beroep aangetekend omdat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn beslist op een aanvraag, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft zijn Woo-verzoek op 8 maart 2024 ingediend, waarop verweerder de beslistermijn heeft opgeschort tot 29 april 2024. Echter, de rechtbank stelt vast dat het preciseringsverzoek van eiser te laat is ingediend en dat de beslistermijn al was verstreken. Eiser heeft verweerder op 3 mei 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank concludeert dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is het beroep kennelijk gegrond verklaard, wat betekent dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75 en het griffierecht van € 187,- moet ook door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.F. Raven)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 10 juni 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn Woo-verzoek ingediend op 8 maart 2024. Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de Woo moet verweerder binnen vier weken beslissen op het verzoek. Bij brief van 15 april 2024 heeft verweerder de ontvangst van het Woo-verzoek bevestigd en heeft hij de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Awb jo. artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo opgeschort tot en met 29 april 2024 in verband met het preciseringsverzoek. Op 23 april 2024 heeft eiser het verzoek gepreciseerd.
4. De rechtbank stelt vast dat het preciseringsverzoek te laat is gedaan en de beslistermijn ten tijde van het preciseringsverzoek reeds was verstreken. Verweerder had uiterlijk op 5 april 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 3 mei 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.