ECLI:NL:RBMNE:2024:4533

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/4463
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen informatieve brief van het Uwv

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Grijpstra, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. R.H.M. Rokebrand. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat het bezwaar tegen de brief van 15 juni 2023 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van het Uwv geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, maar een informatieve brief die niet gericht is op rechtsgevolg. Dit betekent dat er geen mogelijkheid is om hiertegen beroep in te stellen of bezwaar te maken.

De zaak betreft de vraag of het Uwv het bezwaarschrift van eiser tegen de informatieve brief van 15 juni 2023 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank benadrukte dat deze procedure niet gaat over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser, aangezien dit eerder al door de rechtbank is beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de brief van 15 juni 2023 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waardoor het Uwv geen griffierecht of proceskosten hoeft te vergoeden.

Eiser had eerder een bezwaarschrift ingediend tegen de brief van 15 juni 2023, waarin het Uwv aangaf dat er geen lopend onderzoek was naar de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiser. De rechtbank stelde vast dat de bezwaarprocedure over de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiser was beëindigd met de beslissing op bezwaar van 7 februari 2023. Eiser heeft op 21 juli 2023 een bezwaarschrift ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv dit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. R. van Manen, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4463
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: mr. R.H.M. Rokebrand).

Zitting

In deze zaak heeft de rechtbank een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 15 juli 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv aanwezig. De rechtbank heeft hen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;

Motivering van de beslissing

1. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv het bezwaarschrift van eiser tegen de brief van 15 juni 2023 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hieraan ging het volgende vooraf:
  • Met de brief van 7 februari 2023 heeft het Uwv aan eiser de beslissing op bewaar over zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering toegezonden. In deze brief stond: “Verder delen wij u mee dat wij de afdeling Sociaal medische zaken (SMZ) zullen wijzen op de afronding van het medische en arbeidskundige onderzoek dat nog lopende is.”
  • Eiser vraagt het Uwv met de brief van 26 mei 2023 naar de stand van zaken van dit onderzoek.
  • Het Uwv reageert hierop met de brief van 15 juni 2023 dat er geen lopend onderzoek is en dat abusievelijk een standaard zin in de brief van 7 februari 2023 is opgenomen. De bezwaarprocedure over de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiser is met de beslissing op bezwaar van 7 februari 2023 beëindigd.
  • Eiser dient op 21 juli 2023 een bezwaarschrift in tegen de brief van 15 juni 2023. Het Uwv reageert hierop met het besluit van 28 juli 2023 waarin het Uwv aangeeft dat het schrijven van 15 juni 2023 geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
  • Eiser stelt beroep in bij de rechtbank en vult op 9 oktober 2023 zijn gronden aan. Het Uwv reageert hierop met een verweerschrift van 17 oktober 2023.
2. De rechtbank stelt voorop dat deze procedure niet gaat over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser. Daar is eerder al naar gekeken door de rechtbank. Dit kan in hoger beroep opnieuw aan de orde worden gesteld, als tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
3. De rechtbank is het met het Uwv eens dat de brief van 15 juni 2023 een informatieve brief is die niet gericht is op rechtsgevolg. Of de informatie in die brief juist of onjuist is, maakt niet uit. Het is geen besluit in de zin van artikel 1:3 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het is daarom niet mogelijk om hiertegen beroep in te stellen en voorafgaand daaraan bezwaar te maken. De rechtbank merkt het besluit van 28 juli 2023 aan als beslissing op eisers bezwaar, waarbij het bezwaar terecht niet-ontvankelijk wordt verklaard om dezelfde reden.
4. Het beroep is ongegrond. Het Uwv hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.