Uitspraak
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
(het Uwv), verweerder
[derde partij] B.V.(de ex-werkgever van eiser), vertegenwoordigd door [gemachtigde] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn WIA-uitkering, die was gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts van het Uwv. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek, omdat er geen medische informatie was opgevraagd bij zijn behandelend specialist over een geplande operatie. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig was, aangezien deze eiser fysiek had onderzocht en geen aanvullende informatie van de behandelend specialist nodig was. Eiser had tijdens het onderzoek aangegeven dat het goed ging met zijn pols en had geen klachten.
Daarnaast voerde eiser aan dat de beslissing in strijd was met artikel 2 van het Schattingsbesluit, omdat hij binnen drie maanden een operatie zou ondergaan en daardoor volledig arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank stelde vast dat er geen concrete plannen waren voor een operatie, aangezien eiser nog steeds niet was geopereerd. Daarom was de verwachting dat eiser binnen drie maanden volledig arbeidsongeschikt zou raken niet realistisch. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Uwv geen griffierecht of proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. R. van Manen, en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.