Uitspraak
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
de burgemeester van de gemeente Utrecht
[derde-partij]uit [vestigingsplaats] , (gemachtigde: J. Jeuring).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 19 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Schilder, een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van zijn huurwoning door de burgemeester van Utrecht. De burgemeester had op 17 juni 2024 besloten de woning van verzoeker te sluiten voor een periode van zes maanden, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze sluiting en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij ook de gemachtigden van de burgemeester en een derde partij aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting evenredig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de inbreuk op het fundamentele woonrecht van verzoeker. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs en drugsgerelateerde voorwerpen in de woning rechtvaardigden de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er geen sprake was van drugsbestemming voor handel en dat de burgemeester niet verplicht was om andere scenario's te onderzoeken.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De argumenten van verzoeker over de noodzaak en evenwichtigheid van de sluiting werden verworpen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester artikel 8 van het EVRM niet had geschonden en dat het besluit voldoende gemotiveerd was. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekende dat de burgemeester de woning voor zes maanden mocht sluiten. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.