ECLI:NL:RBMNE:2024:4493

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
10821742 UC EXPL 23-8190 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling achterstallige huurtermijnen en eindafrekening bij autoverhuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen over een huurovereenkomst voor een Volkswagen ID.3. De eiser, [eiser] B.V., vorderde betaling van achterstallige huurtermijnen, kosten van een verkeersboete en een eindafrekening na de inlevering van de auto door de gedaagde, [gedaagde] B.V. De gedaagde betwistte een deel van de vordering en stelde dat er mondeling was afgesproken dat zij 3.000 vrije kilometers per maand mocht rijden, in plaats van de 1.000 kilometers die op de eindafrekening stonden vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de overeenkomst 1.000 vrije kilometers per maand omvatte. De rechter wees het deel van de vordering dat betrekking had op de 1.000 kilometers af, maar kende de rest van de vordering toe, inclusief de kosten van de verkeersboete en de huurtermijnen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10821742 UC EXPL 23-8190 VL/58599
Vonnis van 31 juli 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: BVCM Collections B.V.,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door een van haar drie algemeen directeuren: de heer [A] .

1.Procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 24 november 2023 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft hier op 6 december 2023 op gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2024. Aan de zijde van [eiser] waren [B] , commercieel manager, en [C] , credit controler, aanwezig. Aan de zijde van [gedaagde] waren [A] (hierna: [A] ), een van de drie algemeen directeuren van [gedaagde] , en de heer [D] (hierna: [D] ), business development manager, aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen besproken is.
1.3.
Tot slot heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
Partijen hebben op 22 juli 2021 een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) gesloten met betrekking tot een Volkswagen ID.3 (hierna: de auto). Op basis van deze huurovereenkomst heeft [gedaagde] de auto gebruikt voor een bedrag van € 845,79 inclusief btw per maand. Op 24 april 2023 heeft [gedaagde] de auto weer bij [eiser] ingeleverd.
2.2.
[gedaagde] heeft de maandelijkse termijn van € 845,79 voor de maanden januari, februari, maart en april 2023 niet (tijdig) betaald.
[eiser] heeft op 28 maart 2023 een factuur van € 88,65 aan [gedaagde] gestuurd, vanwege een door [eiser] ontvangen boete voor een verkeersovertreding van [gedaagde] . Ook deze factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.3.
Op 24 april 2023, nadat [gedaagde] de auto had ingeleverd, heeft [eiser] een eindafrekening aan [gedaagde] verzonden. In deze eindafrekening heeft [eiser] een bedrag van € 450,- aan schoonmaakkosten en een bedrag van € 8.409,36 (exclusief btw) aan boven de “vrije kilometers” gereden kilometers in rekening gebracht. [eiser] is bij deze laatste post uitgegaan van 1.000 vrije kilometers per maand.
2.4.
[gedaagde] is het niet eens met de eindafrekening. Volgens haar is zij met [eiser] overeengekomen dat zij maandelijks 3.000 vrije kilometers mocht rijden. [gedaagde] heeft gesteld dat zij niet 70.078 kilometers maar 28.076 kilometers boven de vrije kilometers met auto heeft reden. [1] [gedaagde] wilde pas betalen wanneer [eiser] een factuur met het juiste bedrag aan haar toestuurt.
2.5.
Op 8 juni 2023, 6 juli 2023 respectievelijk 7 augustus 2023 heeft [gedaagde] aan de door [eiser] ingeschakelde deurwaarder steeds een bedrag van € 1.000,00 (dus in totaal € 3.000,00) betaald voor de maandelijkse termijn voor de maanden januari, maart en april 2023 alsook de kosten inzake de verkeersovertreding van € 88,65. [2]
2.6.
[eiser] vordert in deze procedure:
- een bedrag van € 12.953,18 bestaande uit:
 de openstaande huurtermijnen € 3.383,16 (= 4 termijnen x € 845,79),
 de kosten van een verkeersboete van € 88,65,
 het bij de eindafrekening gefactureerde bedrag van € 10.681,71,
 de tot de dagvaarding vervallen contractuele rente van € 883,12 en
 buitengerechtelijke incassokosten van € 916,54,
 verminderd met een bedrag van € 3.000,00 dat [gedaagde] vóór de betekening van de dagvaarding had voldaan, met toepassing van artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW),
  • de contractuele rente over de hoofdsom vanaf de dag na de dagvaarding tot algehele voldoening,
  • een bedrag van € 396,00 aan salaris gemachtigde
  • veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.7.
[gedaagde] heeft tegen bepaalde vorderingen verweer gevoerd.
3. De beoordeling
Geen huurovereenkomst met de inhoud 1.000 vrije kilometers per maand
3.1.
[eiser] heeft in de dagvaarding gesteld dat zij met [gedaagde] schriftelijk is overeengekomen dat [gedaagde] 1.000 vrije kilometers per maand mocht rijden met de auto. De kantonrechter is van oordeel dat zij deze stelling onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Schriftelijke huurovereenkomst
3.2.
[eiser] onderbouwt haar stelling dat partijen schriftelijk 1.000 vrije kilometers per maand zijn overeengekomen met een getekende huurovereenkomst [3] waarin staat:
“Vrije kilometers (per 30,0 dagen): 1000 km.”In haar dagvaarding stelt [eiser] dat deze huurovereenkomst is getekend door [A] en dat hiermee duidelijk is dat partijen 1.000 vrije kilometers per maand zijn overeengekomen.
3.3.
[gedaagde] heeft het voormelde weersproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[gedaagde] ontkent dat de handtekening op de huurovereenkomst de handtekening van [A] is. Noch [A] noch [D] heeft een handtekening gezet op de door [eiser] overgelegde huurovereenkomst. Partijen hebben een mondelinge huurovereenkomst gesloten. Over de achtergrond en de totstandkoming van die mondelinge huurovereenkomst heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. [gedaagde] huurde voorheen twee auto’s van het bedrijf Vindiq Moility, maar dit bedrijf ging failliet. [gedaagde] ontving vervolgens bericht dat zij vorenbedoelde voertuigen direct moest inleveren bij [eiser] . [gedaagde] heeft vervolgens telefonisch contact gehad met de heer [E] (manager verhuurafdeling bij [eiser] ; hierna te noemen: [E] ) en zij hebben afgesproken dat [gedaagde] de twee auto’s op 19 juli 2021 in zou leveren. [E] zou in de tussentijd kijken of [gedaagde] (een) andere auto(s) kon huren bij [eiser] . Op 19 juli 2021 hebben [A] en [D] de twee auto’s ingeleverd bij [eiser] en hebben zij weer met [E] gesproken. Op dat moment hebben zij met [E] afgesproken dat [gedaagde] één auto zou huren van [eiser] voor een bedrag van € 699,- exclusief btw per maand onder hetzelfde aantal vrije kilometers per maand als dat [gedaagde] met Vindiq Mobility was overeengekomen, te weten 3.000 vrije kilometers. [E] zou déze afspraken vastleggen en aan [gedaagde] e-mailen, maar het enige dat [gedaagde] van [E] heeft ontvangen is een betaalmachtiging en een accountformulier. Op 22 juli 2021 zijn [A] en [D] opnieuw naar [eiser] gegaan, om de auto op te halen. Op dat moment was het erg druk in de showroom van [eiser] . [A] moest van [eiser] een kopie van zijn rijbewijs laten maken en vervolgens hebben [A] en [D] de sleutel gekregen en mochten zij de auto meenemen. Zij hebben op die dag geen huurovereenkomst getekend.
3.4.
[gedaagde] is gedurende de gehele procedure consequent geweest in haar stellingen over de
mondelingetotstandkoming van een huurovereenkomst met de door haar gestelde afspraak over de vrije kilometers. [eiser] is daarentegen niet consequent geweest in haar stellingen over de
schriftelijketotstandkoming van een huurovereenkomst. Immers, anders dan in de dagvaarding, heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de handtekening op de huurovereenkomst niet van [A] is maar de handtekening van [D] is. Voor deze tegenstrijdigheid in haar stellingen heeft [eiser] geen rechtens acceptabele reden gegeven. Evenmin heeft zij gemotiveerd waarom haar
eerstestelling over wie de huurovereenkomst namens [gedaagde] heeft getekend ter zijde geschoven zou moeten worden en haar
laatstestelling over wie namens [gedaagde] de handtekening op de huurovereenkomst heeft geplaatst, gevolgd zou moeten. De enkele tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling van [eiser] dat [E] heeft gemeld dat [D] de huurovereenkomst heeft getekend, is daarvoor onvoldoende. Gezien het voorgaande bestaat er geen grond om [eiser] in haar stellingen te volgen, dat de handtekening op de huurovereenkomst van Belkasi is en in het verlengde daarvan dat tussen partijen de door [eiser] overgelegde
schriftelijkehuurovereenkomst tot stand is gekomen. Weliswaar is het ongebruikelijk dat een auto wordt verhuurd zonder een getekende huurovereenkomst, maar dit is niet onmogelijk.
De kantonrechter verwerpt dan ook de stelling van [eiser] dat tussen partijen schriftelijk de door [eiser] overgelegde huurovereenkomst tot stand is gekomen, als niet (voldoende) gemotiveerd en onderbouwd.
3.5.
Gelet op het voorgaande bestaat geen ruimte om [eiser] toe te laten tot bewijslevering van de echtheid van de handtekening op de huurovereenkomst.
Mondelinge huurovereenkomst - 3.000 vrije kilometers per maand
3.6.
Daarnaast motiveert [eiser] haar stelling dat partijen 1.000 vrije kilometers per maand zijn overeengekomen door tijdens de mondelinge behandeling aan te voeren dat [E] dit mondeling heeft afgesproken met [D] . [gedaagde] heeft dit gemotiveerd weersproken. Zij blijf bij haar stellingen dat partijen 3.000 vrije kilometers per maand zijn overeengekomen, als beschreven onder 3.3. van dit vonnis.
3.7.
De kantonrechter is van oordeel dat, gezien de hiervoor in dit vonnis weergegeven over een weer ingenomen stellingen van partijen:
  • [eiser] haar stelling dat partijen mondeling 1.000 vrije kilometers per maand zijn overeengekomen, gezien de betwistingen van [gedaagde] , niet voldoende heeft gemotiveerd,
  • [gedaagde] haar stelling dat partijen 3.000 vrije kilometers zijn overeengekomen voldoende heeft gemotiveerd, terwijl [eiser] die stelling niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken.
Vanwege het voormelde stelt de kantonrechter als voldoende gemotiveerd gesteld en niet voldoende gemotiveerd weersproken vast, dat tussen partijen 3.000 vrije kilometers zijn overeengekomen. Op basis van die afspraak moet tussen partijen de door [gedaagde] gereden kilometers worden afgerekend.
Afrekening meer kilometers
3.8.
Tussen partijen staat als door [gedaagde] gesteld en niet door [eiser] weersproken vast, dat uitgaande van 3.000 vrije kilometers per maand [gedaagde] 28.076 km boven de vrije kilometers heeft gereden. Gelet hierop en wat onder 3.7. is overwogen en geoordeeld, is [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van (28.076 km × € 0,12 × 21% btw =) € 4.076,64 inclusief btw aan [eiser]
verschuldigdvoor “meer” gereden kilometers. Dit bedrag is als onderdeel van het bedrag van € 10.681,71 middels de factuur van 24 april 2023 [4] aan [gedaagde] gefactureerd.
Huurtermijnen – verkeersboete – schoonmaakkosten
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] aan [eiser]
verschuldigdis:
  • de gefactureerde huurtermijnen over de maanden januari, februari, maart en april 2023, zijnde in totaal een bedrag van € 3.383,16, inclusief btw;
  • € 88,65 inclusief btw inzake de gefactureerde kosten van een verkeersboete;
  • (€ 450,00 × 21% btw =) € 544,50 inclusief btw voor de gefactureerde schoonmaakkosten.
Contractuele rente
3.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] over de onder 3.8. en 3.9. vermelde bedragen de contractuele rente
verschuldigdis zoals is bepaald in artikel 7.3 van de door
[eiser] gehanteerde algemene voorwaarden. [5] Zie voor de
vervallenverschuldigde contractuele rente ook wat onder 3.16. van dit vonnis staat.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
[eiser] vordert een bedrag van € 916,54 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Gezien de bedragen die [gedaagde] aan [eiser]
verschuldigdis, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger dan wat gelet op het in het Besluit bepaalde tarief toewijsbaar is. [gedaagde] heeft dit ook niet weersproken. [gedaagde] is dit bedrag dan ook aan [eiser]
verschuldigd.
3.12.
[eiser] heeft contractuele rente over de buitengerechtelijke kosten gevorderd. Zij heeft echter niet gemotiveerd op grond waarvan [gedaagde] de contractuele rente over de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. De kantonrechter ziet daarom geen grond om [gedaagde] in die rente te veroordelen. Wel is als het mindere de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar. Omdat [eiser] niet heeft gesteld op welk moment zij die kosten heeft gemaakt wordt de wettelijke rente met ingang van de datum van de dagvaarding toegekend.
[gedaagde] heeft reeds € 3.000,00 betaald – 6:43 en 44 BW3.13. Op 8 juni 2023, 6 juli 2023 en 7 augustus 2023 heeft [gedaagde] steeds een bedrag van € 1.000,- aan [eiser] overgemaakt. [gedaagde] heeft gesteld dat deze betalingen moeten worden toegerekend aan de huurtermijnen van januari, maart en april 2023 en de kosten van de verkeersboete. [gedaagde] heeft dus geen betaling toegerekend aan de voor de maand februari 2023 verschuldigde huurtermijn. Met ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] met de toerekening van déze betalingen dus een beroep heeft gedaan op artikel 6:43 lid 1 en 2 BW.
3.14.
[eiser] heeft een beroep gedaan op artikel 6:44 BW.
3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de betaling van het totaalbedrag van (3 × € 1.000,00 =) € 3.000,00 aan:
  • de huurtermijnen van januari, maart en april 2023 en de kosten van de verkeersboete
  • de
moet worden toegerekend conform de in de artikelen 6:43 en 6:44 BW neergelegde wettelijke systematiek (en niet slechts conform artikel 6:44 BW aan
alle postenzoals
[eiser] in de dagvaarding heeft gedaan).
3.16.
De wettelijke systematiek van de toerekening van betalingen conform de artikelen 6:43 en 44 BW heeft gevolgen voor onder andere de berekening van de
vervallencontractuele rente.
Conclusie
3.17.
Met inachtneming van al het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de nog contractuele verschuldigde bedragen, de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met het betaalde bedrag van € 3.000,00 met toepassing van artikelen 6:43 en 6:44 BW, als in de beslissing is bepaald. Ook wordt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten veroordeeld.
Proceskosten
3.18.
Aangezien beide partijen voor een deel gelijk en een deel ongelijk hebben gekregen, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.19.
[eiser] heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [gedaagde] niet opgekomen. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden dan wel belangen gebleken die aan toewijzing van die vordering in de weg staan. Het vonnis wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
  • € 4.076,64 inclusief btw aan “meer” gereden kilometers als gefactureerd bij de factuur van 24 april 2023,
  • de gefactureerde huurtermijnen over de maanden januari, februari, maart en april 2023, zijnde in totaal een bedrag van € 3.383,16 inclusief btw,
  • € 88,65 inclusief btw inzake de gefactureerde kosten van een verkeersboete,
  • € 544,50 inclusief btw voor de gefactureerde schoonmaakkosten,
  • de in artikel 7.3 van de door [eiser] gehanteerde algemene voorwaarden bedoelde contractuele rente over de voormelde bedragen tot de algehele betaling, bij de berekening waarvan rekening wordt gehouden met de betaling van het onder bedoelde 2.5. totaalbedrag van € 3.000,00 en de toerekening daarvan zoals overwogen en geoordeeld onder 3.15.,
  • € 916,54 aan buitengerechtelijke incassokosten,
verminderd met het totaalbedrag van € 3.000,00 en de toerekening daarvan zoals overwogen en geoordeeld onder 3.15.;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de buitengerechtelijke kosten van € 916,54 met ingang van de datum van de dagvaarding, dus 24 november 2023, tot de algehele betaling;
4.3.
compenseert de proceskosten, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie haar conclusie van antwoord.
2.Zie de 2e pagina van de conclusie van antwoord.
3.Productie 2 van [eiser] .
4.Zie productie 4 van [eiser] ; zijnde de eindafrekening.
5.Zie productie 3 van [eiser] .