ECLI:NL:RBMNE:2024:4491
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake terugvordering Bbz zonder spoedeisend belang
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had tegen het dagelijks bestuur van Ferm Werk een verzoek ingediend, omdat het dagelijks bestuur op 21 september 2023 de aan verzoeker toegekende Bbz-uitkering had teruggevorderd over de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022. Dit gebeurde omdat het recht op de uitkering niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur handhaafde zijn besluit in een daaropvolgend besluit van 11 juni 2024. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Dit oordeel is gebaseerd op de overgelegde stukken, waaruit blijkt dat verzoeker geen acute financiële of medische noodsituatie heeft aangetoond. Verzoeker stelde dat zijn gezondheid lijdt onder de situatie en dat hij noodzakelijke medische zorg niet kan betalen, maar de voorzieningenrechter concludeert dat er geen bewijs is van schulden of achterstanden bij betalingen. Ook blijkt uit de bankafschriften dat verzoeker regelmatige inkomsten heeft en een maandelijkse uitkering ontvangt. De medische verklaring die verzoeker overlegt, toont aan dat er geen acute medische noodsituatie is.
Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de gevraagde voorziening alleen worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter concludeert dat dit niet het geval is, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.