ECLI:NL:RBMNE:2024:4464

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
16.298161.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op sociotherapeut in tbs-kliniek met voorbedachte raad

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 november 2023 in een tbs-kliniek een sociotherapeut heeft aangevallen met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte raad handelde, aangezien zij al enige tijd ontevreden was over haar behandeling en opzettelijk een situatie creëerde om naar de gevangenis te worden overgebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 7.342,00 te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks haar psychische problemen, strafbaar was en dat de ernst van het feit een aanzienlijke vrijheidsbeneming rechtvaardigde. De tbs-maatregel die eerder was opgelegd, zal na de gevangenisstraf weer van kracht worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.298161.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Mirshahi en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, alsmede de benadeelde partij, bijgestaan door mr. A. Jhingoer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 10 november 2023 in [plaats] heeft geprobeerd om [slachtoffer] te vermoorden;
subsidiairop 10 november 2023 in [plaats] heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte handelde in een opwelling, zodat geen sprake is van voorbedachte raad en het bovendien de vraag is of sprake is van opzet op de dood.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 10 november 2023 was ik werkzaam op de [adres] te [plaats] . Mijn collega heeft [verdachte] een rood aardappelschilmesje gegeven. [verdachte] wilde naar mijn inziens het mes terug gegeven, die mijn collega haar zojuist had gegeven. Ik wilde gaan opstaan, maar zag dat [verdachte] een snijbeweging richting mij keel maakte. Ik voelde dat het mes mijn keel raakte. Ik zag dat [verdachte] een paar stappen naar achter deed en een mes liet vallen. Ik hoorde [verdachte] zeggen:" Dan maar zo!"
Ik deed mijn hand op mijn keel en voelde bloed op mijn hand. Ik voelde dat het bloed
uit mijn keel liep. [2]
2. Uit het
forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer]volgt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Man met een blanco medische voorgeschiedenis, met links in de hals een
oppervlakkige snijwond van 10 cm. [3]
Gevaarzetting van snijden/steken in de hals met een scherprandig en scherppuntig
voorwerp.
Ter plaatse is in de hals een aantal 'vitale' cq. belangrijke anatomische structuren
oppervlakkig gelokaliseerd, o.a. halsaders, de halsslagader(s), de luchtpijp en de
schildklier. Bij snijden en/of steken met een mes ter plaatse kunnen deze structuren geperforeerd worden. [4]
Zijn de handelingen potentieel dodelijk?
Ja, het uitvoeren van snij-/steekhandelingen in de hals heeft een groot risico op
levensbedreigende letsels. [5]
3. Uit een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 1] volgt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde [verdachte] het volgende verklaren: "Nu zit ik in de TBS kliniek. Ik zit hier al een hele tijd en ik heb nog steeds geen behandeling gekregen. Ik krijg gewoon geen therapie. Dit vond ik te lang duren. Daarom heb ik nu weer met een mes in de keel van een medewerker gesneden. Want weet je wat het is, als zij met mijn leven kan spelen, kan ik ook met hun leven spelen. En dat heb ik gedaan." [6]
4. Uit een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 2] volgt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb [verdachte] het volgende horen zeggen tijdens het vervoer: “Zolang ik niet een behandeling krijg in de kliniek kan ik nog wel heel lang vastzitten. Daarom wil ik naar de gevangenis toe. Ik weet dat je door iemand een klap te geven niet wordt aangehouden in de kliniek dus heb ik iemand met een mes gestoken.
Het was niet mijn bedoeling om hem dood te maken, maar ik wist wel dat ik dan naar de gevangenis gebracht zou worden door dat te doen. Dat was mijn doel. Ik heb er al wel langer over nagedacht om dit te doen. Toen ik dat mes eenmaal vasthad dacht ik dit is het moment en stak ik die man. Nogmaals ik wilde hem niet doodmaken maar deed het om naar de gevangenis te gaan. Als die man dood zou zijn had het me eigenlijk ook niet uitgemaakt om eerlijk te zijn, want het is gewoon niet normaal dat ze me in die TBS kliniek laten zitten en geen therapie geven terwijl ik daar al zo lang op wacht. Ik zeg je wel als ik weer terug moet naar de TBS kliniek en ik krijg weer heel lang mijn therapie niet, dan doe ik het zo weer opnieuw”. [7]
5. De
verklaring van verdachteter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil heel graag worden behandeld, maar er wordt mij van alles beloofd en niets waargemaakt. Ik heb twee keer eerder iemand met een mes in de hals gesneden. Ik heb het elke keer gedaan om naar de gevangenis te kunnen. Ook deze keer. Ik weet dat een vechtpartij niet genoeg is om naar de gevangenis toe te gaan, dus heb ik dit gedaan. [8]
Bewijsoverwegingen
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij komt het aan op een weging en waardering van de omstandigheden die een rol spelen in deze zaak.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte al enige tijd niet tevreden was over haar behandeling in de kliniek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij gefrustreerd was dat zij geen behandeling aangeboden kreeg. Zij wilde daarom weg uit de kliniek en naar de gevangenis. Het is verdachte twee keer eerder ‘gelukt’ om na een steekincident in de gevangenis te belanden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij ook deze keer uit de situatie wilde komen. Zij wist dat een vechtpartij niet voldoende zou zijn om naar de gevangenis te worden overgebracht, dus koos zij eens te meer voor het gebruik van een mes. Toen verdachte een mes in handen kreeg voor het snijden van fruit zag zij haar kans schoon om haar plan uit te voeren en heeft zij [slachtoffer] met een mes in zijn hals gesneden. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden blijk geven van een vooropgezet plan om iemand van de kliniek met een mes in zijn hals te snijden. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van haar daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Dat verdachte in een gemoedsopwelling heeft gehandeld, is in zoverre gebleken dat de rechtbank ervan uitgaat dat het niet zonder meer de bedoeling van verdachte is geweest om specifiek [slachtoffer] aan te vallen. [slachtoffer] was in zekere zin een willekeurig slachtoffer toen verdachte een mes in haar handen kreeg. Maar dat staat niet in de weg aan het aannemen van voorbedachte raad. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het niet haar bedoeling was om [slachtoffer] te doden. Daarmee zou dus geen sprake zijn van opzet. De rechtbank gaat mee in de verklaring van verdachte dat zij niet vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank leidt dit af uit het handelen van verdachte, aangezien zij [slachtoffer] één keer in de hals heeft gesneden, het mes vervolgens gelijk heeft weggegooid en haar handen omhoog heeft gedaan. Verdachte heeft echter wel voorwaardelijk opzet gehad op het om het leven brengen van [slachtoffer] door hem in zijn hals te snijden. Uit het forensisch-medisch onderzoek volgt immers dat het uitvoeren van snij-/steekhandelingen in de hals peen groot risico op levensbedreigende letsel met zich meebrengen, gelet op een aantal vitale structuren van het lichaam die op deze plek dicht onder de huid liggen. Het voorgaande is tevens algemeen bekend en moet dus ook bij verdachte bekend zijn geweest. Verdachte heeft door het snijden met het mes in de hals van [slachtoffer] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daardoor zou komen te overlijden. Dat blijkt ook uit de eigen woorden van verdachte tijdens haar vervoer vlak na het incident: “Als die man dood zou zijn had het me eigenlijk ook niet uitgemaakt om eerlijk te zijn.”
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te vermoorden.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen voor de primair ten laste gelegde poging tot moord.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,- een mes heeft verkregen,- vervolgens naar die [slachtoffer] toe is gelopen, en- vervolgens met dat mes in de hals heeft gesneden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Evenals in het strafdossier, heeft de rechtbank vanwege veiligheidsoverwegingen uitsluitend de voornaam van het slachtoffer in de bewezenverklaring en in de tenlastelegging in de bijlage opgenomen. De volledige namen van het slachtoffer zijn bij de rechtbank bekend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot moord

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte en opnieuw de tbs-maatregel aan verdachte op te leggen. De verdediging heeft verder verzocht geen gevangenisstraf aan verdachte op te leggen en indien de rechtbank wel komt tot oplegging van een gevangenisstraf, een lagere straf aan verdachte op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 10 november 2023 voor de derde keer in haar leven iemand met een mes in de nek gestoken. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord, één van de zwaarste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Verdachte handelde gewelddadig richting [slachtoffer] , omdat zij niet langer in de tbs-kliniek wilde verblijven en door haar handelen in de gevangenis wilde belanden. Verdachte heeft daarmee uitsluitend vanuit eigen gewin gehandeld en niet nagedacht over de ernstige consequenties voor [slachtoffer] . Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte wilde koste wat het koste haar zin doordrijven.
[slachtoffer] heeft gevreesd voor zijn leven. Uiteindelijk bleek het fysieke letsel relatief beperkt en kon [slachtoffer] na het bezoek aan het ziekenhuis met meerdere hechtingen in zijn hals terug naar huis. [slachtoffer] zal echter wel de rest van zijn leven worden herinnerd aan deze nare gebeurtenis door het litteken in zijn hals. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ook psychisch sporen achter gelaten bij [slachtoffer] . [slachtoffer] ervaart een gevoel van onveiligheid tijdens zijn werk. Een en ander is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die door [slachtoffer] is voorgedragen. Verder heeft het handelen van verdachte ook impact gehad op de collega’s van [slachtoffer] . Ook zij hebben gevreesd voor zijn leven en ervaren gevoelens van onveiligheid.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een
uittreksel justitiële documentatiebetreffende verdachte van 9 april 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
- een
reclasseringsadviesvan 25 januari 2024, uitgebracht door Tactus Verslavingszorg.
Uit het advies van de reclassering volgt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek door de reclassering. Op basis van bekende dossierinformatie komt de reclassering tot een negatief advies voor de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
- een multidisciplinair onderzoek Pro Justitie betreffende:
een
psychologisch rapportvan 5 november 2020, uitgebracht door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, en
een
psychiatrisch rapportvan 20 oktober 2020, uitgebracht door T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus.
Verdachte heeft naar aanleiding van het ten laste gelegde feit niet willen meewerken aan onderzoek door een psycholoog en psychiater. Verdachte heeft er echter wel mee ingestemd dat de rapporten die eerder omtrent haar persoon zijn opgemaakt worden gebruikt in de onderhavige procedure.
Uit het psychiatrisch rapport van 20 oktober 2020 volgt eveneens dat verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoek door de psychiater. Verdachte heeft destijds wel meegewerkt aan het onderzoek door de psycholoog. Het psychologisch rapport van 5 november 2020 is opgemaakt naar aanleiding van de verdenking (en inmiddels veroordeling) van het snijden met een geprepareerd scheermes in de hals van een medepatiënt in een GGZ-instelling. Ook dit feit pleegde verdachte om vanuit een kliniek in de gevangenis te worden geplaatst.
De psycholoog heeft in dit onderzoek uit 2020 vastgesteld dat verdachte lijdt aan een schizoaffectieve stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en zwakbegaafd is.
De analyse van de psycholoog over het verband tussen de diagnose en het tenlastegelegde luidde als volgt: “Door de schizoaffectieve stoornis heeft betrokkene psychoses en periodes van manische ontremming. Daarnaast beschikt betrokkene, ook door deze stoornis en door de zwakbegaafdheid, over beperkte emotieregulatie- en probleemoplossende vaardigheden. Betrokkene is sinds 10 jaar in zorg en was het ten tijde van het tenlastegelegde niet eens met haar behandelaars. Ze besloot het tenlastegelegde te plegen om zo weg te komen uit de kliniek. Betrokkene lijkt ten tijde van het tenlastegelegde niet psychotisch te zijn geweest. Wel lijkt, gezien hetgeen beschreven staat in het proces-verbaal, sprake te zijn geweest van enige gestuwd affect en lijkt betrokkene met het tenlastegelegde te hebben gepoogd om een voor haar problematische sitautie op te lossen. Daar haar stemmingsproblematiek en haar beperkte emotieregulatie- en probleemoplossende vaardigheden een rol hebben gespeeld in het tenlastegelegde, maar de stoornis van betrokkene haar gedrag niet volledig bepaalde, adviseert de rapporteur haar het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. ”
Het recidiverisico werd heel hoog ingeschat.
Verdachte was niet gemotiveerd voor behandeling en was niet medicatietrouw. Het ontbrak aan ziektebesef. De psycholoog adviseerde destijds oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen jarenlange vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt echter ook rekening met de bevindingen van de psycholoog van 5 november 2020, waarbij bij verdachte een schizoaffectieve stoornis is vastgesteld. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak grote gelijkenissen met het hierboven opgenomen citaat van de psycholoog uit 2020. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte (net als destijds) verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De officier van justitie heeft haar eis geformuleerd, uitgaande van volledige toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, uitgaande van volledige toerekeningsvatbaarheid, op zichzelf passend. Verdachte heeft opnieuw een grens overschreden en de samenleving zal tegen haar moeten worden beschermd. Verdachte heeft een bewuste keuze gemaakt om een willekeurige sociotherapeut aan te vallen met een mes. Echter, de rechtbank houdt rekening met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte. Onder invloed van haar stoornis, en dan met name de beperkte emotieregulatie en probleemoplossende vaardigheden, maakte zij een verkeerde keuze, waarbij ze alleen haar eigen belangen voor ogen hield en die van het slachtoffer negeerde. De rechtbank zal daarmee rekening houden, zodat de rechtbank uiteindelijk tot oplegging van een lagere gevangenisstraf komt.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting.
Geen oplegging tbs-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat ondanks het feit dat het onderhavige bewezenverklaarde feit een strafbaar feit betreft waarvoor de tbs-maatregel aan verdachte kan worden opgelegd, de rechtbank niet opnieuw de tbs-maatregel aan verdachte zal opleggen. Met oplegging van een gevangenisstraf zal de huidige tbs-maatregel worden opgeschort en deze zal weer van kracht zijn op het moment dat verdachte haar gevangenisstraf heeft uitgezeten. Verder betreft het bewezenverklaarde feit een soortgelijk strafbaar feit waar verdachte eerder de tbs-maatregel voor opgelegd heeft gekregen, waardoor de rechtbank van oordeel is dat opnieuw oplegging van de tbs-maatregel geen meerwaarde heeft.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.342,-. Dit bedrag bestaat uit € 342,- materiële schade (eigen risico zorgverzekering) en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat zowel de gevorderde materiële als immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en oplegging van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze kosten dienen te worden verhaald op de werkgever van de benadeelde partij. De raadsman stelt dat sprake zou zijn geweest van een bedrijfsongeval. De raadsman is verder van mening dat de immateriële schade op een lager bedrag dient te worden gesteld, omdat sprake is van een bijzondere situatie; een steekpartij in een tbs-kliniek.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake zou zijn geweest van een bedrijfsongeval. De rechtbank ziet dat anders, maar daar komt bij dat ook indien er sprake zou zijn van een bedrijfsongeval het aan de benadeelde partij is om te kiezen wie hij aanspreekt voor zijn schade. De benadeelde partij is dan ook bevoegd verdachte aan te spreken voor de geleden materiële schade.
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade van € 342,- geheel toewijzen, aangezien deze kosten voldoende zijn onderbouwd.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was en waardoor een litteken in de hals zichtbaar is en zal blijven. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt verdachte daarom een recht op schadevergoeding toe. Deze dient de rechtbank naar billijkheid te begroten. De rechtbank heeft gekeken naar vergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, waaronder ook de voorbeelden die de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering naar voren heeft gebracht. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Gelet op de toekenning van vergoedingen in vergelijkbare zaken en gezien de Letsellijst, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 7.000,-. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
Conclusie
De rechtbank waardeert de totale schade op € 7.342,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.342,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 71 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.342,-, bestaande uit een bedrag van € 7.000,00 aan immateriële schade en € 342,00 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.342,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 71 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en
B.F. Hammerle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairzij op of omstreeks 10 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- een mes heeft verkregen en/of gepakt,
- (vervolgens) naar die [slachtoffer] toe is gelopen, en/of
- (vervolgens) met dat mes in of nabij de hals en/of nek heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairzij op of omstreeks 10 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in of nabij de hals en/of nek van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 juli 2024, genummerd PL0900-2023345702, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 175. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 40.
3.Pagina 116.
4.Pagina 117.
5.Pagina 119.
6.Pagina 66.
7.Pagina 81.
8.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juli 2024.