ECLI:NL:RBMNE:2024:4463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/2912
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor hulphond op basis van Wmo

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1992 en gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (ASS), een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor de aanschaf en opleiding van een hulphond. Het primaire besluit van 18 november 2021, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door verweerder onderbouwd met medisch advies van [adviesbureau 1]. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar het bestreden besluit van 21 april 2023 verklaarde het bezwaar ongegrond en bood in plaats daarvan vier uur individuele begeleiding per week aan voor drie jaar. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 17 januari 2024 behandeld, maar door de afwezigheid van de oorspronkelijke rechter, mr. L. Henderson, werd de uitspraak door een andere rechter gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de hulphond ten onrechte was afgewezen, omdat verweerder onvoldoende had onderzocht of de individuele begeleiding voldeed aan de hulpvraag van eiseres. Eiseres heeft tijdens de procedure verschillende medische adviezen overgelegd, waaronder een second opinion van [adviesbureau 2], die concludeerde dat een hulphond een passende oplossing zou kunnen zijn voor de begeleiding van eiseres.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat de individuele begeleiding adequaat was en dat de aanvraag voor de hulphond niet zorgvuldig was beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, maar niet zonder te wijzen op de noodzaak van een zorgvuldiger onderzoek naar de specifieke behoeften van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de hulphond niet terecht was en dat de geboden individuele begeleiding niet voldeed aan de eisen van de Wmo.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2912
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,verweerder
(gemachtigde: E. Chahid).
Procesverloop
1. In het besluit van 18 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een eenmalige bijdrage voor het aanschaffen en opleiden van een hulphond in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een onbekend bedrag afgewezen.
2. Met het besluit van 21 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de aanvraag om een hulphond afgewezen. Verweerder verstrekt aan eiseres een maatwerkvoorziening van vier uur per week in de vorm van individuele begeleiding gedurende een periode van drie jaar.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op een hybride zitting behandeld door mr. L. Henderson. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
5. Na de zitting heeft eiseres op 23 februari 2024 nadere informatie overgelegd Verweerder heeft op 8 mei 2024 een nadere reactie ingediend. Eiseres heeft op 10 juni 2024 een nadere reactie ingediend.
6. Op 12 juni 2024 heeft de rechtbank het vooronderzoek heropend omdat deze uitspraak in verband met de langdurige afwezigheid van mr. L. Henderson door een andere rechter moet worden gedaan. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om de rechtbank te informeren of zij de zaak opnieuw op zitting wilden bespreken. Partijen hebben afgezien van een zitting. Vervolgens heeft de rechtbank op 10 jul 2024 het vooronderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten en achtergrond
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft een autismespectrumstoornis (ASS) waardoor sprake is van een zeer snelle overprikkeling van het brein. Daarnaast begrijpt eiseres ook niet altijd wat er wordt gezegd en worden haar uitspraken ook niet altijd begrepen. Hierdoor heeft eiseres minder vertrouwen in mensen. Eiseres is daarnaast bekend met een stemmingsstoornis en een slaapstoornis. Door de combinatie van de ASS en de stemmingsstoornis is eiseres aan huis gebonden. Eiseres is daarom beperkt als het gaat om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiseres [adviesbureau 1] om medisch advies gevraagd om onderzoek te doen naar de situatie van eiseres. [adviesbureau 1] heeft in het rapport van 13 oktober 2021 een negatief advies gegeven voor (aanschaf of opleiding van) een hulphond. Verweerder heeft vervolgens nadere vragen gesteld aan [adviesbureau 1] . Op 17 juni 2022 heeft [adviesbureau 1] een aanvullend medisch advies uitgebracht.
4. Op basis van dit medisch advies heeft verweerder op 12 november 2021 een maatwerkvoorzieningenplan opgesteld en geconcludeerd tot afwijzing van de aanvraag van eiseres. In dit plan wordt de hulpvraag van eiseres omschreven die ziet op contact met mensen, zelfredzaamheid, ondersteuning bij paniekaanvallen, winkelbezoek en alarm slaan in geval van nood. Verder worden in het maatwerkvoorzieningenplan de volgende doelen gesteld: een stabiele psychosociale situatie, ritme en structuur in het dagelijks leven en het aangaan van sociale contacten.
5. In de bezwaarfase heeft verweerder in het kader van een volledige heroverweging een second opinion gevraagd aan medisch adviesbureau [adviesbureau 2] (hierna: [adviesbureau 2] ). Op 4 oktober 2022 heeft [adviesbureau 2] een advies uitgebracht en geconcludeerd dat voor wat betreft het huishouden gesteld kan worden dat dit door de partner kan worden overgenomen in het kader van gebruikelijke zorg en dat voor de overige beperkingen sprake is van een medische grondslag voor begeleiding vanuit de Wmo. Met betrekking tot de vraag voor een assistentiehond kan worde gesteld dat deze hond de begeleidingstaken kan overnemen ten aanzien van het voorkomen van isolement, stabiel functioneren in de maatschappij en het zelfstandig verplaatsen. Vervolgens heeft het college aanvullende vragen gesteld aan [adviesbureau 2] over eventuele passende alternatieven voor de begeleiding van eiseres. Op 5 december 2022 heeft [adviesbureau 2] op deze vragen gereageerd en geconcludeerd dat een deel van de taken kan worden overgenomen door een assistentiehond en dat het aan verweerder is om te beoordelen welke vorm van begeleiding wordt ingezet. Als alternatief kan volgens [adviesbureau 2] individuele begeleiding worden ingezet waarbij vertrouwen belangrijk is.
6. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het advies [adviesbureau 2] en eiseres heeft op 1 februari 2023 gereageerd. Verweerder heeft het advies van [adviesbureau 2] betrokken in het bestreden besluit. Uit het advies van [adviesbureau 2] blijkt dat eiseres problemen ervaart met betrekking tot participatie en zelfredzaamheid ten aanzien van de volgende deelgebieden:
7. Het uitvoeren van taken in en rondom het huis: op- en bijstellen van een dag/weekplanning;
8. het voorkomen van isolement: hulp bij het aangaan/opbouwen/onderhouden van een sociaal netwerk van familie en kennissen, het kunnen uitvoeren van werkzaamheden buiten de woning;
9. het op een passende manier voor zichzelf opkomen: gesprek voeren, begrijpen wat anderen zeggen, zich begrijpelijk maken;
10. het stabiel functioneren in de maatschappij: gebruik maken van voorzieningen buitenshuis zoals bibliotheek en winkel, het leren gebruik maken hiervan;
11. het zich zelfstandig verplaatsen met algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen: ondersteuning bij het gebruik maken van het openbaar vervoer.
12. Verweerder heeft vervolgens nog een aanvullende reactie aan het buurtteam gevraagd over de aard en de omvang van de benodigde ondersteuning. Deze is bij e-mail van 7 maart 2023 aan eiseres toegestuurd. Bij e-mail van 7 april 2023 heeft eiseres hier op gereageerd,
13. Eiseres heeft op 20 oktober een brief van 10 oktober 2023 van [psycholoog] , GZ-psycholoog (hierna: [psycholoog] ) overgelegd. Op 9 november 2023 heeft [psycholoog] gereageerd op nadere vragen van verweerder. De vraagstelling van verweerder en de reactie van [psycholoog] is vervolgens voorgelegd aan [adviesbureau 2] . In zijn reactie van 12 december 2023 schrijft [adviesbureau 2] dat zijn advies van 4 oktober 2022 nog altijd geldig is.
14.
Het bestreden besluit
15. In het bestreden besluit baseert verweerder zich op het medisch advies van [adviesbureau 2] en stelt verweerder zich op het standpunt dat individuele begeleiding een passende maatwerkvoorziening is ook nu in de praktijk nog niet is gebleken dat dit geen passende voorziening is en wijst daarom de aanvraag voor een hulphond af.
16.
Het standpunt van eiseres
17. Eiseres voert aan dat de aanvraag voor een hulphond ten onrechte is afgewezen. Verweerder heeft onzorgvuldig onderzoek verricht omdat stap 3 en 4 conform het stappenplan van de CRvB onvoldoende is doorlopen. Verweerder heeft de aard en de omvang van de hulpvraag onvoldoende onderzocht. Verweerder heeft nagelaten om onderzoek te doen naar de individuele situatie van eiseres en naar hetgeen voor haar een passende oplossing is.

18.Inhoudelijke beoordeling

19.
Toetsingskader
20. Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo vloeit voort dat verweerder voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij verweerder melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning verweerder allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens zal verweerder moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [1]
21. De rechtbank stelt vast dat stap 1 en 2 niet in geschil zijn.
Heeft het college zorgvuldig onderzoek verricht?
22. Volgens eiseres moet verweerder in het kader van stap 3 een beeld schetsen van de hulp die eiseres in totaliteit nodig heeft. Het college heeft hierbij nagelaten de aard en omvang conform de eisen die wet en rechtspraak daaraan stellen zorgvuldig te onderzoeken. De reactie van het Buurtteam is onvoldoende om de aard en omvang vast te stellen, nu het Buurtteam gevraagd is naar ‘de aard en omvang van de individuele begeleiding’ en niet naar de aard en omvang van de hulp die eiseres in totaliteit (dus los van een specifieke voorziening) nodig heeft. Bovendien is niet duidelijk waarop het Buurtteam het aantal uren heeft gebaseerd en hoe het tot dit aantal uren is gekomen. Er is bijvoorbeeld geen blijk gegeven van de hulp die eiseres nodig heeft op onverwachte of onplanbare momenten. Omdat de aard en omvang van de benodigde ondersteuning niet juist in kaart is gebracht, kon stap 4 per definitie niet goed doorlopen zijn. Ook kan het college niet juist hebben beoordeeld in hoeverre het doelmatiger is (in het kader van de goedkoopste adequate voorziening) om een hulphond, dan wel individuele begeleiding, in te zetten.
23. De rechtbank oordeelt dat verweerder een second opinion heeft verzocht aan [adviesbureau 2] en om een medisch advies over de situatie van eiseres heeft gevraagd. Verweerder heeft daarmee het hiervoor genoemde stappenplan van de CRvB gevolgd. [adviesbureau 2] heeft een huisbezoek afgelegd, gericht onderzoek en observatie verricht en de medische informatie beoordeeld. [adviesbureau 2] heeft de hulpvraag voldoende in kaart gebracht en onderzocht welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en participatie en welke ondersteuningsnoodzaak hieruit voortvloeit. De rechtbank verwijst naar de opsomming van de deelgebieden onder 10. Met uitzondering van de onder 1. genoemde beperking heeft [adviesbureau 2] gesteld dat sprake is van een medische grondslag voor begeleiding vanuit de Wmo.
24. Met betrekking tot de assistentiehond stelt [adviesbureau 2] dat deze hond de begeleidingstaken kan overnemen ten aanzien van de hiervoor genoemde beperkingen 2, 4 en 5.
25. In zijn advies heeft [adviesbureau 2] uitdrukkelijk geschreven dat de vorm waarin de begeleiding moet worden ingezet geen medisch vraagstuk is maar dat het aan verweerder is om dat te beoordelen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder mocht uitgaan van de inhoud van het medisch advies van [adviesbureau 2] van 4 oktober 2022 en de aanvulling van 5 december 2022 waarin de aard van de benodigde begeleiding is vermeld. Voor wat betreft de omvang van de benodigde ondersteuning heeft verweerder het buurtteam kunnen vragen die vast te stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is individuele begeleiding passend: wordt eiseres voldoende gecompenseerd?
26. Eiseres betwist dat de beperkingen die zij ervaart in haar zelfredzaamheid en participatie voldoende kunnen worden gecompenseerd met de inzet van individuele begeleiding door een persoon gezien de intensiteit van de benodigde hulp en de aard van de problematiek. Zo is niet inzichtelijk gemaakt hoe individuele begeleiding op onplanbare momenten kan worden ingezet. Verder blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek van [adviesbureau 2] dat sprake is van zeer snelle overprikkeling van het brein. Volgens eiseres zorgt fysieke ondersteuning voor overprikkeling. Ter onderbouwing van de belasting die eiseres zou ervaren bij begeleiding bij een persoon, en van de meerwaarde van een hulphond, heeft eiseres een verklaring van haar psycholoog overlegd. Eiseres heeft ook verwezen naar de brief van de ergotherapeut die eiseres in de aanvraagfase heeft overlegd. Daar komt bij dat eiseres begin 2020, toen zij nog in een andere gemeente woonde, gedurende een periode van een aantal weken ambulante begeleiding heeft ontvangen. Destijds is gebleken dat individuele begeleiding geen passende oplossing biedt voor eiseres. Deze punten zijn ten onrechte niet bij de bestreden besluitvorming betrokken. Verder heeft het college niet in de bestreden besluitvorming betrokken of de deskundigheid die volgens [adviesbureau 2] nodig is in het geval van een individuele begeleiding beschikbaar is.
27. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres is aangewezen op begeleiding en ondersteuning in het dagelijks leven ter verbetering van haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Wat partijen verdeeld houdt is of eiseres met een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding voldoende wordt gecompenseerd.
28. Verweerder baseert zich op het advies van [adviesbureau 2] en stelt zich op het standpunt dat (specialistische) individuele begeleiding een passend alternatief kan zijn voor een assistentiehond. Immers, uit het advies van [adviesbureau 2] volgt dat een assistentiehond voor drie van de gestelde doelen (zoals hiervoor vermeld onder 10.) een oplossing kan zijn en een (specialistische) individuele begeleider kan voor alle doelen een oplossing zijn. Daarbij heeft verweerder betrokken dat individuele begeleiding een passende maatwerkvoorziening is temeer omdat deze hulp niet eerder is ingezet en de praktijk nog niet heeft uitgewezen dat dit geen passende voorziening zou zijn. Op de zitting is het standpunt van eiseres, dat eind 2020 in een andere gemeente individuele begeleiding voor haar is ingezet en dat is gebleken dat dit geen passende vorm van begeleiding voor haar is, besproken. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld dit standpunt te onderbouwen. Vervolgens heeft eiseres onder meer een besluit van de gemeente Almere van 9 juli 2020 overgelegd inhoudende dat aan haar een maatwerkvoorziening, een ondersteuningsarrangement in de vorm van zorg in natura gedurende een jaar is toegekend. Uit de overgelegde afrondingsevaluatie van, zo neemt de rechtbank aan, 3 december 2020 blijkt dat begeleiding is beëindigd door de verhuizing van eiseres naar [woonplaats] . Deze afrondingsevaluatie is niet ondertekend. Voorts stelt de rechtbank vast dat de afrondingsevaluatie een vragenformulier is waarin eiseres vragen heeft beantwoord over haar ervaringen met de verkregen ondersteuning. Het betreft dus enkel de ervaring van eiseres gedurende een periode van ongeveer 5 maanden. Uit dit formulier volgt – anders dan eiseres stelt - niet dat de ondersteuning biedende zorginstantie heeft geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van passende ondersteuning. Eiseres heeft haar standpunt dan ook onvoldoende onderbouwd.
29. Voorts overweegt de rechtbank dat [adviesbureau 2] in zijn reactie van 12 december 2023 op de door eiseres overgelegde stukken waaronder - de brief van [psycholoog] - schrijft:
29.1. “(…).
“(…). Met betrekking tot uw vraag kan ik dan ook niet anders constateren dat dit de ingebrachte stukken in lijn zijn met mijn advies, behoudens dat een natuurlijke persoon die niet zou kunnen uitvoeren. Dit laatste is nooit geprobeerd en cliënt zou niet de eerste zijn met dezelfde aandoening waarbij dit wel gebeurd. Ik kan daarom ook geen wijzigingen maken in mijn advies op basis van deze stukken. (…). “
30. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit heeft onderkend dat aan eiseres specialistische individuele begeleiding moet worden verleend en dat het buurtteam in overleg met eiseres een gespecialiseerde partij zal contacteren om de gespecialiseerde individuele begeleiding in te zetten. Niet gebleken is dan ook dat verweerder niet in staat is om de benodigde specialistische ondersteuning in te zetten voor eiseres.
31. De rechtbank concludeert gezien het voorgaande dat verweerder terecht heeft besloten om de aanvraag voor een assistentiehond af te wijzen en aan eiseres een maatwerkvoorziening individuele begeleiding heeft toegekend.

32.Conclusie en gevolgen

33. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M, van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van de CRvB van 1 mei 2017, ECLI:CRVB:2017:1477 en 21 maart 2018, ECLI:CRVB:2018:819.