Uitspraak
RECHTBANK Utrecht
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.Waar gaat deze zaak over
3.De beoordeling
Duur, verlenging en opzegging
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de kwalificatie van een huurovereenkomst. [eiser] vorderde ontruiming van de woning die hij aan [gedaagde] verhuurt, met de stelling dat de huurovereenkomst een bepaalde tijd had en per 1 augustus 2023 was geëindigd. [gedaagde] voerde echter aan dat er sprake was van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimumduur van twee jaar, die nog steeds van kracht was. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst inderdaad als een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd moest worden gekwalificeerd, omdat de bepalingen in de overeenkomst en de omstandigheden rondom de totstandkoming van de huurovereenkomst dit ondersteunden. Hierdoor werd de vordering tot ontruiming afgewezen.
Daarnaast vorderde [eiser] betaling van achterstallige huurindexering en een contractuele boete wegens onderverhuur aan meer dan twee personen. De kantonrechter wees deze vorderingen af, onder andere omdat de huurprijs als een all-in prijs was vastgesteld en er geen grondslag was voor de gevraagde boete, aangezien [eiser] op de hoogte was van de situatie met de onderhuurders. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde], omdat [eiser] in het ongelijk was gesteld. De kantonrechter benadrukte het belang van huurbescherming en de noodzaak voor verhuurders om duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden van huurovereenkomsten.