Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 23 februari 2024, met producties;
- de brief van 19 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde eiser, wonende te [woonplaats], een immateriële schadevergoeding van € 22.500,- van de gemeente De Ronde Venen. Eiser stelde dat de gemeente een onrechtmatige daad had gepleegd door hem te dwingen mee te werken aan een onaangekondigde controle in zijn bedrijfspand. De gemeente had in mei 2023 een integrale controle uitgevoerd op een bedrijventerrein, waarbij ook het pand van eiser werd gecontroleerd. Eiser beweerde dat de gemeenteambtenaren zijn algemene voorwaarden niet hadden gelezen en dat zij daarmee akkoord waren gegaan. De gemeente verweerde zich door te stellen dat zij de bevoegdheid had om het pand binnen te treden en dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad.
De kantonrechter oordeelde dat de gemeente zich niet onrechtmatig had gedragen. Volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek is voor een vordering op grond van onrechtmatige daad vereist dat er een onrechtmatige gedraging is die aan de gemeente kan worden toegerekend en dat er schade is ontstaan. De rechter concludeerde dat de gemeenteambtenaren de bevoegdheid hadden om het bedrijfspand te betreden op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest zijn eigen proceskosten en die van de gemeente betalen, die in totaal op € 1.221,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 3 juli 2024.