ECLI:NL:RBMNE:2024:4444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10894940 \ UC EXPL 24-586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot immateriële schadevergoeding wegens onrechtmatige daad van de gemeente afgewezen

In deze zaak vorderde eiser, wonende te [woonplaats], een immateriële schadevergoeding van € 22.500,- van de gemeente De Ronde Venen. Eiser stelde dat de gemeente een onrechtmatige daad had gepleegd door hem te dwingen mee te werken aan een onaangekondigde controle in zijn bedrijfspand. De gemeente had in mei 2023 een integrale controle uitgevoerd op een bedrijventerrein, waarbij ook het pand van eiser werd gecontroleerd. Eiser beweerde dat de gemeenteambtenaren zijn algemene voorwaarden niet hadden gelezen en dat zij daarmee akkoord waren gegaan. De gemeente verweerde zich door te stellen dat zij de bevoegdheid had om het pand binnen te treden en dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad.

De kantonrechter oordeelde dat de gemeente zich niet onrechtmatig had gedragen. Volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek is voor een vordering op grond van onrechtmatige daad vereist dat er een onrechtmatige gedraging is die aan de gemeente kan worden toegerekend en dat er schade is ontstaan. De rechter concludeerde dat de gemeenteambtenaren de bevoegdheid hadden om het bedrijfspand te betreden op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest zijn eigen proceskosten en die van de gemeente betalen, die in totaal op € 1.221,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 3 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10894940 \ UC EXPL 24-586
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
DE PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSOON GEMEENTE DE RONDE VENEN,
zetelende te Mijdrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. P.M.L. van der Schot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 januari 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord van 23 februari 2024, met producties;
- de brief van 19 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat het vonnis vandaag wordt gewezen.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
De gemeente heeft in mei 2023 een integrale controle uitgevoerd op een bedrijventerrein, waar ook het bedrijfspand dat [eiser] gebruikt staat. Het doel van deze controle was om erop toe te zien dat er geen activiteiten plaatsvinden op het bedrijventerrein die in strijd zijn met het bestemmingsplan. De gemeente heeft in totaal 58 panden gecontroleerd.
2.2.
[eiser] moest van zijn werk terugkomen om het bedrijfspand te openen. Ter plaatse heeft [eiser] zich met zijn [bedrijf] ( [bedrijf] ) bekend gemaakt als levend wezen. Voordat de controle werd uitgevoerd, heeft [eiser] de gemeenteambtenaar en de aanwezige ambtenaren van de politie en douane op de hoogte gesteld van de Motu Proprio. Ook heeft [eiser] hen een kopie overhandigd van zijn [bedrijf] en zijn algemene voorwaarden. [eiser] heeft daarbij gezegd dat dat iedere functionaris persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn of haar activiteiten, dat de ambtenaren bij het betreden van zijn privéterrein een contract met hem aangingen waarop zijn algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat bij het binnentreden een schadeclaim ontstaat. Daarna hebben de gemeenteambtenaren het bedrijfspand betreden. De ambtenaren van de politie en de douane zijn het pand niet binnen gegaan.
De vordering van [eiser] en het verweer van de gemeente
2.3.
[eiser] vordert een bedrag van € 22.500,- aan immateriële schadevergoeding van de gemeente. Volgens [eiser] heeft de gemeente een onrechtmatige daad tegen hem gepleegd doordat de gemeente hem heeft gedwongen mee te werken aan een onaangekondigde en onrechtmatige inval in het bedrijfspand dat hij gebruikt. De ambtenaren hebben de [bedrijf] of de algemene voorwaarden niet gelezen en zijn volgens [eiser] dus akkoord gegaan met de algemene voorwaarden.
2.4.
De gemeente voert het verweer dat geen sprake is van een onrechtmatige daad omdat (een toezichthouder van) de gemeente de bevoegdheid heeft om een bedrijfspand binnen te treden.
De beoordeling door de kantonrechter
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) [eiser] toegelicht dat hij zijn vordering baseert op onrechtmatige daad. Voor toewijzing van een vordering op grond van onrechtmatige daad is volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) nodig dat sprake is van een onrechtmatige gedraging van de gemeente tegen [eiser] , die aan de gemeente is toe te rekenen en dat als gevolg daarvan schade is ontstaan.
2.6.
De gemeente heeft zich niet onrechtmatig tegenover [eiser] gedragen, waardoor geen sprake is van een onrechtmatige daad van de gemeente op basis waarvan [eiser] recht heeft op schadevergoeding. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen. Dit wordt als volgt toegelicht.
2.7.
Op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning activiteiten te verrichten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente heeft op basis van artikel 5.10 lid 3 Wabo ambtenaren aangewezen die hier toezicht op houden. De (ambtenaren van de) gemeente had(den) dus de bevoegdheid en het mandaat om te controleren of het bestemmingsplan werd nageleefd.
2.8.
Binnen dit kader hadden de gemeenteambtenaren ook de bevoegdheid en het mandaat om het bedrijfspand binnen te treden (artikel 5:15 Algemene wet bestuursrecht). Anders dan [eiser] stelt was hiervoor dus geen toestemming van hem vereist. Alleen al om die reden blijven zijn algemene voorwaarden, de [bedrijf] en/of de Motu Proprio van [eiser] zonder gevolgen. De kantonrechter gaat daarom niet verder in op de vraag of de gemeenteambtenaren daarmee akkoord zijn gegaan of niet.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
2.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom zijn eigen proceskosten dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van de gemeente betalen. De hoogte van de proceskosten van de gemeente worden vastgesteld op basis van de omvang van de ingestelde vordering.
2.10.
De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
Uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
De kantonrechter verklaart de beslissing wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd door de gemeente. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.