ECLI:NL:RBMNE:2024:4416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3099
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es- de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 juni 2024, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 oktober 2023, waarin het bezwaar tegen het primaire besluit van 20 oktober 2022 ongegrond werd verklaard. Dit primaire besluit meldde dat verzoekster per 4 februari 2019 geen recht had op een Wajong-uitkering. Echter, met een besluit van 12 maart 2024 heeft het Uwv alsnog een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 3 maart 2022.

Na deze toekenning heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten voor de rechtsbijstand die zij had ingeschakeld. Het Uwv heeft niet gereageerd op dit verzoek. De rechtbank overweegt dat, op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de veroordeling van een partij in de proceskosten mogelijk is wanneer het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het Uwv gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoekster door de Wajong-uitkering alsnog toe te kennen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), en veroordeelt het Uwv tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast wordt vermeld dat verzoekster zich voor de vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv moet wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. S. Wortel)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),verweerder
(gemachtigde mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak op dit verzoek van verzoekster.
2. Verzoekster heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van
3 oktober 2023. In deze beslissing op bezwaar heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit van 20 oktober 2022 ongegrond verklaard. In het primaire besluit van 20 oktober 2022 heeft het Uwv medegedeeld dat verzoekster per 4 februari 2019 geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
3. Met het besluit van 12 maart 2024 heeft het Uwv de beslissing op bezwaar van
3 oktober 2022 gewijzigd en alsnog met ingang van 3 maart 2022 aan verzoekster een Wajong-uitkering toegekend.
4. Verzoekster heeft hierna het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Uwv heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

5. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv met het besluit van 12 maart 2024 gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Met dit besluit heeft het Uwv immers alsnog per 3 maart 2022 een Wajong-uitkering aan verzoekster toegekend. Dit betekent dat het verzoek van verzoekster om vergoeding van het Uwv in de proceskosten wordt toegewezen.
7. De rechtbank stelt deze kosten vast op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8. Voor het door verzoekster betaalde griffierecht geldt dat deze kosten op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb door het Uwv moeten worden vergoed. Verzoekster moet zich voor de vergoeding van deze kosten daarom rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es- de Vries, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.