ECLI:NL:RBMNE:2024:4400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
16/107601-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugs- en wapenbezit met dealerindicatie en bijzondere voorwaarden

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 maart 2024 in Zeist een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs voorhanden had. De verdachte, geboren in 2003 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het bezit van een pistool en bijbehorende munitie, evenals van 268,7 gram amfetamine, 156,19 gram MDMA en 1,5 gram cocaïne. Tijdens de terechtzitting op 9 juli 2024 heeft de verdachte de feiten bekend, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de bevindingen van verschillende verbalisanten en het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, wat volgens de wet strafbare feiten oplevert. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij de feiten volledig had bekend. De rechtbank heeft de op te leggen straf lager vastgesteld dan de vordering van de officier van justitie, omdat zij meer rekening heeft gehouden met de strafmatigende omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/107601-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erin het kort op neer dat verdachte:
feit 1:
op 27 maart 2024 te Zeist een pistool en een bijbehorend patroon voorhanden heeft gehad;
feit 2:
op 27 maart 2024 te Zeist een hoeveelheid van 268,7 gram amfetamine, 156,19 gram MDMA en 1,5 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft bekend dat hij de ten laste gelegde feiten onder 1 (voorhanden hebben vuurwapen en patroon) en 2 (aanwezig hebben harddrugs) heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank de inhoud van de bewijsmiddelen niet op te schrijven. De rechtbank somt daarom alleen de door haar gebruikte bewijsmiddelen op [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2024;
  • de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (categorisering vuurwapen en patroon); [3]
- de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (onderzoek verdovende middelen); [4]
- de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (m.b.t. amfetamine); [5]
- het rapport van het NFI (m.b.t. cocaïne); [6]
- de rapporten van het NFI (m.b.t. MDMA). [7]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 27 maart 2024 te Zeist, een wapen in de zin van art. 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van die wet, van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten- een vuurwapen, pistool, van origine gaspistool van het merk Blow, modelmini 9, kaliber 9mm, omgebouwd naar scherpschietend- bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens enmunitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van decategorie III, te weten een scherpe patroon, voorhanden heeft gehad;
2.
op 27 maart 2024 te Zeist, opzettelijk aanwezig heeft gehad- 268,7 gram van een materiaal bevattende amfetamine en- 156,19 gram van een materiaal bevattende MDMA en- 1,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 bewezen verklaardelevert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het
onder 2 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • meewerken aan een ambulante behandeling;
  • verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van betaald werk;
  • inzage geven in financiën en indien van toepassing meewerken aan aflossen van schulden.
De door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden zijn overeenkomstig het advies van de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Voor een gevangenisstraf voor langere duur is volgens de raadsvrouw geen ruimte.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de raadsvrouw erop gewezen dat wat betreft het vuurwapen aangesloten dient te worden bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot een gaspistool. Deze oriëntatiepunten geven een aanzienlijk lagere straf weer dan wanneer uitgegaan wordt van een “normaal” vuurwapen. Ook heeft de raadsvrouw erop gewezen dat enkel het aanwezig hebben van harddrugs ten laste is gelegd en niet het dealen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 425 gram harddrugs. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een bijbehorend patroon.
De genoemde harddrugs waren, gelet op de hoeveelheid, overduidelijk bedoeld voor de handel en verdachte heeft dat ook bekend. Het is algemeen bekend dat harddrugs, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Achter de wereld van de drugshandel gaat bovendien een hele wereld schuil, die draait op een eigen economie en waarin geweld niet wordt geschuwd. Door een handelshoeveelheid harddrugs aanwezig te hebben is verdachte hierin een onmisbare schakel geweest. Naast het gevaar voor gebruikers van en de handelaren in drugs lopen ook degene die grote hoeveelheden drugs aanwezig hebben gevaar.
Dat de handel in drugs vaak gepaard gaat met andere criminaliteit is ook in dit geval gebleken doordat verdachte een vuurwapen en een bijbehorend patroon voorhanden heeft gehad. Niet valt uit te sluiten dat deze goederen in de woning van verdachte aanwezig waren ter bescherming van de aanwezige harddrugs. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving.
In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte de feiten volledig heeft bekend. Daar staat tegenover dat hij niet of nauwelijks verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en dat het er op lijkt dat hij bij de ernst en het gevaarzettende karakter hiervan onvoldoende heeft stilgestaan en ook nu nog stilstaat. Dat verdachte is gestopt met het plegen van de feiten is ook niet aan verdachte te danken, maar enkel en alleen aan ingrijpen van politie.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 5 juni 2024 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Over verdachte heeft de reclassering op 5 juli 2024 een rapport opgemaakt. Uit dit rapport van M. Broekstra, reclasseringswerker, is gebleken dat de reclassering voornamelijk risico-verhogende factoren ziet als het gaat om het ontbreken van dagbesteding, de financiën, het sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren van verdachte. Op dit moment heeft verdachte geen woonplek en hij stond eerder niet open voor begeleid wonen. De reclassering heeft verdiepingsdiagnostiek laten uitvoeren en verdachte heeft daaraan meewerkt. Op basis van deze diagnostiek zijn er geen diagnoses gesteld. Verder is uit deze diagnostiek gebleken dat bij verdachte gesproken kan worden van een gemiddeld algemeen vaardigheidsniveau en dat een begeleide/beschermde woonvorm wordt geadviseerd, waarbij verdachte meerdere keren in de week begeleiding kan ontvangen. Ook wordt een ambulante behandeling geadviseerd en is reclasseringsbemoeienis geïndiceerd. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
In geval van een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden zijn in het kort weergegeven onder de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zich aan de geadviseerde voorwaarden zal houden, ook als dat inhoudt begeleid wonen.
Het strafkader
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning als uitgangspunt vier maanden gevangenisstraf vermeld. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van 200-500 gram harddrugs is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. In strafverzwarende zin zal de rechtbank rekening houden met het feit dat ten aanzien van drugs sprake is van een dealerindicatie. Hierbij wijst de rechtbank op de hoeveelheid drugs, maar ook op de verklaring van verdachte zelf dat de aangetroffen drugs bestemd was voor de verkoop en dat hij al enige tijddrugs verkocht.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het vuurwapen bepleit dat aangesloten dient te worden bij het oriëntatiepunt met betrekking tot een gaspistool, alwaar een aanzienlijk lagere gevangenisstraf van 1 maand wordt weergegeven. De rechtbank wijst erop dat het in dit geval ging om een van origine gaspistool, maar dat het pistool was omgebouwd naar een scherpschietend vuurwapen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de raadvrouw in haar betoog te volgen.
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest passend en geboden. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met verdachtes jeugdige leeftijd, zijn persoonlijke omstandigheden, zijn volledig bekennende verklaring en het gegeven dat hij niet eerder is veroordeeld. Om die reden en om herhaling in de toekomst te voorkomen zal de rechtbank een gedeelte van 2 maanden in voorwaardelijke zin opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden koppelen. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank een proeftijd van 2 jaren verbinden.
De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening heeft gehouden met voornoemde strafmatigende omstandigheden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 Wet wapens en munitie
  • 2 en 10 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
* zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zal meewerken, indien geïndiceerd uit het toezicht, aan diagnostiek en laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Geelt op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra beschikbaar. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur.;
* de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en eventuele schulden. Indien geïndiceerd uit het toezicht, werkt verdachte mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- waarbij de reclassering (Reclassering Nederland) opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 maart 2024 te Zeist, althans in Nederland,
een wapen in de zin van art. 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van die wet, van de categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten
- een vuurwapen, pistool, van origine gaspistool van het merk Blow, model
mini 9, kaliber 9mm, omgebouwd naar scherpschietend
- (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de
categorie III te weten een of meerdere scherpe patro(o)n(en),
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 27 maart 2024 te Zeist, althans in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- (ongeveer) 268,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
- (ongeveer) 156,19 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA en/of
- (ongeveer) 1,5 gram in elk geval van een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024096596 (einddossier), doorgenummerd pagina 1 tot en met 179.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 9 t/m 11.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 142 en 143.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (onderzoek verdovende middelen), pag. 65 t/m 82.
5.Rapporten NFI, pag. 122, 123, 125, 130 en 131 (amfetamine).
6.Rapport NFI, pag. 124 (cocaïne).
7.Rapporten NFI, pag. 126 t/m 129 en 132 (MDMA).