ECLI:NL:RBMNE:2024:4397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/16/576471 / JE RK 24-943
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgelijke ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juni 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], verblijft bij haar grootmoeder, die als voogd fungeert. De grootmoeder heeft aangegeven dat zij [minderjarige] wil beschermen vanwege haar zorgelijke seksuele gedrag, maar er zijn zorgen over de manier waarop dit gebeurt. De minderjarige heeft verklaard dat zij wordt geïsoleerd en hard wordt gestraft, wat door de grootmoeder wordt ontkend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige], onder andere door haar gedrag en de opvoedsituatie bij de grootmoeder. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de hulpverlening cultuur-sensitief moet zijn, gezien de Roma-cultuur van het gezin. De beslissing over de resterende zes maanden machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden tot een nader te bepalen zitting, waarbij de kinderrechter uiterlijk op 22 november 2024 van de gecertificeerde instelling (GI) een update verwacht over de voortgang van de behandeling van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
  • C/16/576471 / JE RK 24-943 (ondertoezichtstelling)
  • C/16/576556 / JE RK 24-950 (machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de oma] ,
hierna te noemen de oma,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Metin,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 11 juni 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 12 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de oma, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover (digitaal) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Waar de procedure over gaat

De feiten
2.1.
Bij beschikking van 19 juni 2014 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de oma.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling]
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 maart 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 juni 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft toen ook een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken. Die maatregel is daarna verlengd tot 22 juni 2024.
De verzoeken
2.5.
De Raad verzoekt de (definitieve) ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.6.
Daarnaast verzoekt de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden. De beslissing over de overige zes maanden die zijn verzocht zal de kinderrechter aanhouden (uitstellen). De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De ondertoezichtstelling
3.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren, of dat die hulp onvoldoende van de grond komt. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
3.3.
[minderjarige] wordt op meerdere vlakken in haar ontwikkeling bedreigd. In de eerste plaats zijn er zorgen over de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] zoekt namelijk aandacht in situaties en relaties die niet goed voor haar zijn, bijvoorbeeld met oudere jongens. Daarin zoekt [minderjarige] regelmatig de grenzen op, of gaat die over. Ze pakt bijvoorbeeld de telefoon van de oma of de vader om contact te zoeken met anderen als haar eigen telefoon is ingenomen, ze verstuurt naaktfoto’s en -filmpjes en ze kijkt naar pornografisch materiaal. Dat is heftig gedrag voor een meisje van de leeftijd van [minderjarige] . Hoewel de oma hard haar best doet om [minderjarige] te beschermen, is het de vraag of dat gebeurt op een manier die passend en bovendien helpend is voor [minderjarige] . Wat daaraan lastig is, is dat [minderjarige] en de oma verschillende verhalen vertellen over de situatie bij de oma thuis. Volgens [minderjarige] wordt zij regelmatig hardhandig gestraft door bijvoorbeeld als straf haar haar af te knippen, door haar te slaan en door haar niet of nauwelijks naar buiten en naar school te laten gaan. De oma ontkent dat. Zij zegt alleen dat ze [minderjarige] uit bescherming binnen heeft gehouden. Welke van de twee verhalen ook waar is, de situatie is hoe dan ook zorgelijk: of de opvoeders van [minderjarige] zijn voor haar ook een bron van stress en bedreiging, of [minderjarige] verzint verhalen. Uit de systeemtherapie die het gezin inmiddels volgt komen ook de vraag, of de familie op emotioneel gebied voldoende kan aansluiten bij [minderjarige] , of zij [minderjarige] ’s grenzen kunnen respecteren en of [minderjarige] voldoende haar gevoel bij hen kan uiten. Tot slot zijn er zorgen over dat [minderjarige] jarenlang geen contact heeft gehad met de moeder, en over de schoolgang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft de afgelopen tijd namelijk veel school gemist. Ook daarover vertellen [minderjarige] en de oma een verschillend verhaal.
De kinderrechter ziet dat de oma lijdt onder de situatie. De afgelopen tijd is de verstandhouding tussen [minderjarige] en de oma echter verder verslechterd en het gedrag van [minderjarige] is verergerd. De kinderrechter heeft er daarom op dit moment geen vertrouwen in dat de oma zelfstandig in staat is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Bij dat oordeel speelt ook mee dat de zorgen deels zien op de opvoedsituatie bij de oma thuis. De kinderrechter vindt het nodig dat de GI definitief betrokken blijft bij het gezin in het gedwongen kader om de (opvoed)situatie beter in kaart te brengen en om de juiste hulp in te zetten. De kinderrechter benadrukt dat daarbij van belang is dat de GI en de hulpverlening zich ervan bewust zijn dat de Romacultuur een grote rol speelt binnen het gezin. Van belang is dus dat de hulpverlening voldoende cultuur-sensitief is.
3.4.
De doelen waar in de ondertoezichtstelling aan moeten worden gewerkt, zijn:
  • [minderjarige] kan rekenen op (groot)ouders die erkenning kunnen geven voor dingen die mis zijn gegaan;
  • [minderjarige] moet ook kunnen rekenen op (groot)ouders die haar onschuldigen, ook al hebben zij een andere beleving/versie van gebeurtenissen dan [minderjarige] .
  • [minderjarige] heeft de mogelijkheid om ingrijpende gebeurtenissen een plek te geven.
  • [minderjarige] kan haar emoties op een passende manier uiten.
  • [minderjarige] kan haar grenzen aangeven en de grenzen van andere respecteren.
  • [minderjarige] ervaart duidelijkheid over waar zij zal opgroeien.
  • [minderjarige] ervaart duidelijkheid over het contact met moeder.
De machtiging tot uithuisplaatsing
3.5.
Omdat de zorgen over [minderjarige] steeds groter werden, is [minderjarige] op 22 maart 2024 met een machtiging uit huis geplaatst bij [instelling] Daar zit [minderjarige] op haar plek. Ze is gestart met behandeling voor haarzelf en met systeemtherapie, waar de rest van de familie ook aan meewerkt. Er is dus niet alleen aandacht voor haar (seksuele) gedrag ten aanzien van jongens en mannen, maar ook voor de dynamiek en patronen binnen het gezin waar [minderjarige] opgroeit. Dit traject waarin [minderjarige] en de familie therapie krijgen duurt zes tot negen maanden. De kinderrechter begrijpt dat de oma [minderjarige] mist en dat zij haar het liefst zo snel mogelijk weer thuis heeft, maar de kinderrechter vindt het noodzakelijk voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] dat zij dit traject afmaakt. De kinderrechter heeft de zorgen van de oma over dat [minderjarige] daar (al dan niet stiekem) een telefoon heeft gekregen goed gehoord, maar de kinderrechter benadrukt dat [instelling] gespecialiseerd is in meisjes met de problematiek van [minderjarige] . De behandeling die [minderjarige] daar krijgt is passend voor haar en kan zij niet volgen vanuit huis. Bovendien is de verstandhouding tussen [minderjarige] en de oma verstoord (geweest) en vraagt de kinderrechter zich af of hulpverlening vanuit huis nu voldoende effect zou hebben. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] daarom verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:265c lid 2 BW).
3.6.
De beslissing over de resterende zes maanden machtiging tot uithuisplaatsing die de GI heeft verzocht, zal de kinderrechter aanhouden tot een nog nader te bepalen zitting, in afwachting van hoe het traject bij [instelling] verloopt. De kinderrechter wil uiterlijk 22 november 2024 van de GI horen wat de stand van zaken is en of zij het resterende deel van het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 21 juni 2024 tot 21 juni 2025;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 december 2024;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
houdt de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nog nader te bepalen zitting in het tijdvak van 9 december 2024 tot en met 20 december 2024;
4.5.
verzoekt de GI om de kinderrechter uiterlijk
22 november 2024te informeren over de stand van zaken en te laten weten of zij het resterende deel van het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 1 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.