ECLI:NL:RBMNE:2024:4394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/16/575062 / JE RK 24-788
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek ondertoezichtstelling van een minderjarige met verslavingsproblematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 21 juni 2024, wordt het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, aan de ouders voorgelegd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over de verslavingsproblematiek van de minderjarige. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 21 juni 2024 gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige om haar mening gevraagd, die zij in een brief heeft verwoord.

De kinderrechter constateert dat er inderdaad zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die al geruime tijd verslaafd is aan verschillende soorten drugs en last heeft van angst- en somberheidsklachten. Ondanks deze zorgen is de kinderrechter van mening dat het op dit moment niet passend is om de minderjarige onder toezicht te stellen. Dit komt doordat er recent positieve veranderingen zijn opgetreden in haar situatie. De ouders hebben goed samengewerkt en zijn van mening dat een ondertoezichtstelling een negatief signaal zou zijn voor hun dochter.

De kinderrechter besluit om de beslissing over de ondertoezichtstelling aan te houden tot 30 augustus 2024, zodat de minderjarige de kans krijgt om haar positieve ontwikkeling voort te zetten. De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk 16 augustus 2024 te rapporteren over de voortgang. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/575062 / JE RK 24-788
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen mee in haar beoordeling, ontvangen op 15 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders,
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI).
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd naar de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar ouders.
2.3.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter zal nu nog geen beslissing nemen, maar de beslissing op het verzoek nog twee maanden aanhouden (uitstellen). De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wat zegt de wet?
3.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren, of dat die hulp onvoldoende van de grond komt. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
De ontwikkelingsbedreiging
3.3.
De kinderrechter, de Raad en de ouders zijn het erover eens dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] is namelijk al een lange tijd verslaafd aan verschillende soorten drugs en zij heeft last van angst- en somberheidsklachten. Daarin speelt waarschijnlijk een rol dat [minderjarige] veel omging met andere jongeren die drugs gebruiken. [minderjarige] was onzeker, had een laag zelfbeeld en voelde zich anders dan anderen, maar bij deze groep jongeren voelde zij zich op haar plek. Haar beïnvloedbaarheid maakt dat zij ook drugs is gaan gebruiken, en dat is uitgegroeid tot een verslaving die zowel haar sociaal-emotionele als cognitieve ontwikkeling bedreigt. [minderjarige] gaat door haar problematiek namelijk ook al een tijd niet naar school. De afgelopen jaren zijn er verschillende soorten hulpverlening ingezet en het gaat in periodes ook beter met [minderjarige] , maar uiteindelijk valt zij toch steeds terug. [minderjarige] ’s problematiek heeft veel impact op het hele gezin.
Een ondertoezichtstelling is (nog) niet passend
3.4.
Hoewel het duidelijk is dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vindt de kinderrechter het op dit moment (nog) niet passend om [minderjarige] onder toezicht te stellen. De reden daarvoor is dat de situatie van [minderjarige] in positieve zin is veranderd sinds de Raad het verzoek heeft ingediend. De kinderrechter [minderjarige] wil [minderjarige] enige tijd geven om te laten zien dat zij deze positieve ontwikkeling kan vasthouden. [minderjarige] heeft in haar brief namelijk heel goed uitgelegd dat het beter met haar gaat en dat het belangrijk voor haar is om te kunnen bewijzen dat zij het zelf kan. Ook de ouders hebben het idee dat [minderjarige] als het ware een knop heeft omgezet. Zij zien dat [minderjarige] meer open en vrolijker is, dat ze meer lacht en dat zij weer bezig is met haar toekomst. [minderjarige] houdt zich ook goed aan de afspraken met de ouders, ze krijgt therapie en ze gaat naar haar dagbesteding bij [instelling] . De ouders vragen zich zelfs af of de Raad het verzoek had ingediend, als de situatie destijds hetzelfde geweest was als nu. De ouders denken dat het mentaal voor [minderjarige] belangrijk is dat er nu vertrouwen wordt getoond in haar, en dat een ondertoezichtstelling averechts zal werken als het gaat om haar motivatie om verder te gaan op de ingeslagen weg.
3.5.
De kinderrechter vindt het knap dat [minderjarige] zo hard werkt om te zorgen dat het beter met haar gaat. De kinderrechter denkt dat [minderjarige] daarin gesterkt kan worden als haar eerst de tijd wordt gegeven om te laten zien dat zij dit kan volhouden, voordat er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.
3.6.
Daar komt bij dat de kinderrechter ziet dat de ouders er alles aan doen (en hebben gedaan) om de juiste hulp in te zetten voor [minderjarige] . Van de situatie dat zij hulp niet accepteren, zoals in het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling staat, is dus geen sprake. Wel ziet de kinderrechter dat de hulp niet altijd voldoende effect heeft gehad, dat de situatie ook de ouders teveel dreigt te worden, en dat de ouders last hebben gehad van de lange wachtlijsten. Ook dat kan maken dat een ondertoezichtstelling nodig is. Een jeugdbeschermer van de GI weet namelijk beter de weg in de jeugdhulpverlening en kan sneller schakelen, wat steunend kan zijn voor de ouders. Maar de hulp die nu is ingezet, namelijk MDFT, EMDR en de dagbesteding van [minderjarige] , lijkt op dit moment passend te zijn en lijkt bovendien effect te hebben. De kinderrechter is er daarom nog niet van overtuigd dat aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling is voldaan.
Hoe nu verder?
3.7.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad echter niet afwijzen. Daarvoor zijn de zorgen over [minderjarige] te groot en is de positieve ontwikkeling nog te pril. Dat vinden de ouders ook. Zij hebben op de zitting gesproken over een ‘plan B’ voor het geval het [minderjarige] niet lukt de ingezette lijn vast te houden. De kinderrechter vindt het daarom passend om de beslissing op het verzoek aan te houden tot de zitting op 30 augustus 2024 om 9.00 uur. Op die manier heeft [minderjarige] de tijd om te laten zien dat het beter blijft gaan met haar, maar verstrijkt er ook niet te veel tijd voor het geval het toch weer minder goed gaat met [minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de Raad om de kinderrechter uiterlijk 16 augustus 2024 te informeren over de stand van zaken en te laten weten of hij het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
houdt de beslissing over de ondertoezichtstelling aan tot de zitting op
30 augustus 2024 om 9.00 uur;
4.2.
verzoekt de Raad om haar uiterlijk
16 augustus 2024te informeren over de stand van zaken en te laten weten of hij het verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 1 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.