ECLI:NL:RBMNE:2024:4390

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
16.054194.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging

Op 22 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999 in Somalië, die zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 juli 2024, na eerdere zittingen op 11 augustus 2023, 8 november 2023, 15 januari 2024, 9 april 2024 en 11 juni 2024. De officier van justitie, mr. N. Schapendonk, had tbs met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank ging hier niet in mee. De verdachte heeft samen met een ander op 30 januari 2023 in een woning in Utrechtse Heuvelrug een gewelddadige overval gepleegd, waarbij een geldbedrag van ongeveer € 905,00 en sleutels van het slachtoffer zijn gestolen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het wegnemen van de sleutels, maar dat de diefstal van het geld wel wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot tbs met dwangverpleging. De opgelegde straf is in lijn met straffen die gebruikelijk zijn voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.054194.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Somalië),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 8 juli 2024. De strafzaak is eerder aan de orde geweest op 11 augustus 2023, 8 november 2023, 15 januari 2024, 9 april 2024 en 11 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1: zich op 30 januari 2023 te [woonplaats] samen met een ander in een woning schuldig heeft gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld, waarbij hij en die ander ongeveer € 905,00 en sleutels van [slachtoffer] hebben gestolen;
Feit 2:op 30 januari 2023 in [woonplaats] samen met een ander [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat vrijspraak is gevorderd voor het wegnemen van de sleutels.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de rechtbank kan komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat er uitsluitend bewijs is voor het wegnemen van een geldbedrag van 100 euro en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het wegnemen van de sleutels.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen (integrale) vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 31 januari 2023, genummerd PL0900-2023031006-3, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 19 t/m 23;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 12 oktober 2023 van de rechter-commissaris, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, blad 1 t/m 11.
Vrijspraak sleutels (feit 1)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wist dat zijn mededader ook de sleutels van verdachte, die geen wezenlijke geldelijke waarde hadden, zou (willen) wegnemen. De rechtbank vindt het oogmerk van verdachte op het wegnemen van de sleutels daarom niet bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewijsoverweging (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededader een geldbedrag van aangever hebben gestolen. Anders dan de raadsvrouw komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van een bedrag van € 100,00, maar tot een bewezenverklaring van
eengeldbedrag. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen om welk bedrag het precies gaat. Aangever heeft bij zijn aangifte verklaard dat er, naast een bedrag van ongeveer € 100,00 in wisselende coupures uit zijn portemonnee, nog een bedrag van ongeveer € 600,00 à € 800,00 in briefjes van vijf euro is weggenomen, dat aangever in een envelop in een la bewaarde. In een later verhoor heeft aangever verklaard dat er ongeveer € 500,00 in die envelop zat. Verdachte en getuige [getuige] hebben op hun beurt ontkend een ander bedrag meegenomen te hebben dan de € 100,00 die in de portemonnee van aangever zat. Daarbij heeft verdachte het over wisselende coupures, maar [getuige] juist over briefjes van 5 euro. Vanwege deze tegenstrijdige verklaringen kan de rechtbank niet komen tot een precieze vaststelling van het geldbedrag. Dat er geld is weggenomen van aangever, is wel vast komen te staan en dit is door verdachte en de raadsvrouw niet betwist. De rechtbank ziet daarom wettig en overtuigend bewijs voor het wegnemen van een, niet nader te preciseren, geldbedrag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 30 januari 2023 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, gelegen aan de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een geldbedrag dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door tezamen en in vereniging met een ander
- voornoemde woning te betreden en vervolgens tegen die [slachtoffer] te zeggen/roepen “zeg dat je pedofiel bent”, en die [slachtoffer] te sommeren zich uit te kleden en daarbij foto’s te maken en te filmen en daarbij te zeggen dat als hij dat niet zou doen, zij deze foto’s openbaar zouden maken en
- die [slachtoffer] te sommeren geld over te maken via de Rabobank app en
- zijn laptop te pakken en hem te sommeren zijn wachtwoord te geven en
- met een honkbalknuppel te dreigen dat de knieën van die [slachtoffer] kapot geslagen zouden worden en
- die [slachtoffer] tien keren met vlakke hand in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer] meerdere keren met een onbekend voorwerp in zijn rug te slaan en
- die [slachtoffer] stevig vast te houden en hem steeds in zijn stoel/bank/bed te drukken en
- die voornoemde woning te doorzoeken terwijl de gordijnen van de woonkamer dicht zijn gedaan,

waarna verdachte en zijn mededader met voornoemd geldbedrag voornoemde woning hebben verlaten;

Feit 2
op 30 januari 2023 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] , in zijn woning, gelegen aan de [adres] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met een ander,
- voornoemde woning te betreden en vervolgens tegen die [slachtoffer] te zeggen/roepen “zeg

dat je pedofiel bent”, en die [slachtoffer] te sommeren zich uit te kleden en daarbij foto’s te maken en te filmen en daarbij te zeggen dat als hij dat niet zou doen, zij deze foto’s openbaar zouden maken en

- met een honkbalknuppel te dreigen dat de knieën van die [slachtoffer] kapot geslagen zouden worden en
- die [slachtoffer] tien keren met vlakke hand in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer] één of meerdere keren met een onbekend voorwerp in zijn rug te slaan en
- die [slachtoffer] stevig vast te houden en hem steeds in zijn stoel/bank/bed te drukken en
- de gordijnen van de woonkamer dicht te doen/dicht te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de maatregel van tbs met dwangverpleging ex artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging een te vergaande straf is voor verdachte, gelet op de mate van recidivegevaar, zijn persoonlijke omstandigheden, de ernst van de feiten en het ontbreken van deskundige adviezen die de oplegging van tbs met dwangverpleging adviseren. De verdediging heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waardoor aan verdachte hulp geboden kan worden, in de vorm van bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte is op verzoek van zijn mededader meegegaan naar de woning van het slachtoffer, met wie zijn mededader onder valse voorwendselen had afgesproken. Verdachte heeft vervolgens, na door zijn mededader te zijn binnengelaten, het slachtoffer in zijn eigen huis met geweld overmeesterd. Het slachtoffer is daarop gedwongen zich uit te kleden voor de camera. Ook werd hij -terwijl hij voortdurend in zijn gezicht werd geslagen- gedwongen om voor de camera te zeggen dat hij pedofiel is, hetgeen overigens nergens uit is gebleken. Voorts is hij met een voorwerp in zijn rug geslagen en is er gedreigd dat zijn knieën met een honkbalknuppel kapot zouden worden geslagen. Hij is gesommeerd zijn inloggegevens van zijn digitale bankomgeving te geven. Zijn hele huis is doorzocht, op zoek naar geld. Verdachte en zijn mededader zijn bijna twee uur in de woning van het slachtoffer geweest; al die tijd kon het slachtoffer de woning niet verlaten. Toen verdachte en zijn mededader weg zijn gegaan, hebben zij geld en sleutels van het slachtoffer meegenomen.
Dit is een buitengewoon ernstig feit. Juist op een plaats waar het slachtoffer zich veilig zou moeten kunnen voelen, is hij met geweld overvallen, bedreigd en vernederd. Dit moet een buitengewoon traumatische gebeurtenis voor het slachtoffer zijn geweest. Het is bovendien algemeen bekend dat een overval in de woning nog lange tijd enorme gevoelens van angst en onveiligheid kan veroorzaken bij de bewoners.
Daarbij gaat de rechtbank niet mee in het standpunt van verdachte dat hij van tevoren niet zou hebben geweten wat zijn mededader van plan was en dat hij zich zou hebben meeslepen in de situatie. Zijn mededader heeft verklaard dat hij wel degelijk wist wat zij van plan was. Ook heeft verdachte zich niet aan de situatie onttrokken, ook niet toen de situatie wat rustiger was en hij, in zijn eigen woorden, ‘gewoon’ met het slachtoffer op de bank zat.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 april 2024;
- een reclasseringsadvies van 25 juni 2024, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum van 31 mei 2024, opgesteld door E.M.J. van Dienst, psychiater, F.R. Kruisdijk, psychiater en M.L. de Groot, GZ-psycholoog;
- een psychologisch Pro Justitia rapport van oktober 2023, uitgebracht door L. van Peer, GZ-psycholoog.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar de rechtbank stelt vast dat dit langer dan vijf jaar geleden is geweest.
Volgens de diverse adviezen van de deskundigen is verdachte gediagnosticeerd met (in ieder geval) een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Omdat verdachte geen volledige medewerking heeft verleend aan de onderzoeken, geven de deskundigen geen advies over de mate van toerekenbaarheid. Wel wordt meegegeven dat enige doorwerking van de stoornissen in de bewezenverklaarde feiten aannemelijk is. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier voldoende vast is komen te staan dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft in het verleden een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd gekregen, waarin hij verschillende behandelingen heeft ondergaan en leertrajecten heeft gevolgd. Ondanks die behandelingen en het daaropvolgende ambulante kader van het reclasseringstoezicht, heeft verdachte door het plegen van de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten gerecidiveerd tijdens de voorwaardelijke beëindiging van die PIJ-maatregel. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog; psycholoog Van Peer spreekt in haar advies van een matig tot hoog recidiverisico, wanneer er geen sprake is van toezicht of begeleiding. De reclassering schrijft dat zij onvoldoende mogelijkheden en aanwijzingen ziet om verdachte binnen een voorwaardelijk kader te behandelen en te begeleiden. De deskundigen komen in de rapportages ook niet tot de formulering van een justitieel kader, waarmee het recidiverisico ingeperkt zou kunnen worden.
Geen tbs met dwangverpleging.
Op dit moment acht de rechtbank oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging, zoals door de officier van justitie gevorderd, een te rigoureuze ingreep. Deze maatregel is bijzonder ingrijpend; oplegging daarvan komt pas aan de orde indien de veiligheid van personen of goederen tbs met dwangverpleging eist. Zover is het in de ogen van de rechtbank nog niet. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de nog relatief jonge leeftijd van verdachte en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, die, hoewel zeer ernstig, niet direct tot tbs met dwangverpleging nopen. Ook weegt de rechtbank mee dat psycholoog Van Peer, aan wiens onderzoek verdachte heeft meegewerkt, alleen spreekt van een matig tot hoog recidiverisico indien toezicht of begeleiding ontbreekt. Hieruit leidt de rechtbank af dat met het juiste toezicht of begeleiding het recidiverisico omlaag kan worden gebracht. Al het voorgaande tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging op dit moment niet opportuun is.
Strafoplegging
De ernst van de feiten is wel dusdanig dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt bij dit oordeel rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij de rechtbank ziet dat voor een woningoverval oplegging van een gevangenisstraf tussen de drie en de vijf jaar gebruikelijk is. Daarbij is de ernst van het gebruikte geweld van wezenlijk belang. Tegen die achtergrond weegt de rechtbank mee dat het toegepaste geweld, hoewel ernstig, niet tot fors lichamelijk letsel heeft geleid. Ook houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zijn leeftijd.
De rechtbank leidt uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte af dat behandeling en begeleiding wenselijk lijken te zijn voor verdachte. Er is echter geen kader geadviseerd door de reclassering en de deskundigen. Dit maakt dat de rechtbank niet komt tot de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hecht daarbij ook waarde aan het feit dat verdachte in het regime van de voorwaardelijke invrijheidstelling de nodige begeleiding kan krijgen. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan ook fungeren als stok achter de deur, die de rechtbank wel wenselijk acht.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 55, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van drie (3) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. A. Maas en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning, gelegen aan de [adres] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een geldbedrag (in totaal ongeveer 905 euro) en/of één of meerdere sleutel(s)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- voornoemde woning te betreden en/of vervolgens tegen die [slachtoffer] te zeggen/roepen “zeg dat je pedofiel bent”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] te sommeren zich uit te kleden en/of daarbij foto’s te maken en/of te filmen en/of (daarbij) te zeggen dat als hij dat niet zou doen, zij deze foto’s openbaar zouden maken en/of
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] te pakken en/of vervolgens die [slachtoffer] te
sommeren geld over te maken via de Rabobank app en/of
- ( vervolgens) zijn laptop te pakken en/of hem te sommeren zijn wachtwoord te geven en/of
- ( daarbij) met een honkbalknuppel te dreigen dat de knieën van die [slachtoffer] kapot geslagen zouden worden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tien, althans één of meerdere keren met vlakke hand in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere keren met een onbekend voorwerp in zijn rug te slaan en/of
- die [slachtoffer] stevig vast te houden en/of hem (steeds) in zijn stoel/bank/bed te drukken en/of
- ( vervolgens) die voornoemde woning te doorzoeken terwijl de gordijnen van de woonkamer dicht zijn gedaan, waarna verdachte en/of haar mededaders met voornoemd geldbedrag voornoemde woning hebben verlaten;
(artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] , in zijn woning, gelegen aan de [adres] , een of meerdere u(u)r(en) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
(tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- voornoemde woning te betreden en/of vervolgens tegen die [slachtoffer] te zeggen/roepen “zeg dat je pedofiel bent”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] te sommeren zich uit te kleden en/of daarbij foto’s te maken en/of te filmen en/of (daarbij) te zeggen dat als hij dat niet zou doen, zij deze foto’s openbaar zouden maken en/of
- ( daarbij) met een honkbalknuppel te dreigen dat de knieën van die [slachtoffer] kapot geslagen zouden worden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tien, althans één of meerdere keren met vlakke hand in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere keren met een onbekend voorwerp in zijn rug te slaan en/of
- die [slachtoffer] stevig vast te houden en/of hem (steeds) in zijn stoel/bank/bed te drukken en/of
- de gordijnen van de woonkamer dicht te doen/dicht te houden;
(artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)