ECLI:NL:RBMNE:2024:4369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3256
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar aanvraag van 3 juli 2020 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres stelt dat er geen tijdig besluit is genomen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat op 29 november 2022 een besluit is genomen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen reden gezien om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten, omdat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij het besluit niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en dat eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 15 juli 2024 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/3256

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 3 juli 2020 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 17 augustus 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
2. Eiseres heeft op 3 juli 2020 een aanvraag ingediend om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 31 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit beroep is gegrond verklaard bij uitspraak van deze rechtbank van 11 november 2022 [3] . De rechtbank heeft verweerder opgedragen uiterlijk 7 januari 2023 een besluit op bezwaar bekend te maken. Dit heeft verweerder volgens eiseres niet gedaan en daarom heeft zij opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
3. In het verweerschrift heeft verweerder erop gewezen dat op 29 november 2022 een besluit is genomen op de aanvraag. Dit besluit is bij de stukken gevoegd. Dit betekent dat eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank ziet geen reden om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres en overweegt daartoe als volgt. Eiseres stelt dat zij het besluit van 29 november 2022 niet heeft ontvangen en er pas kennis van heeft genomen ten tijde van het indienen van het verweerschrift. Verweerder heeft aan de hand van stukken echter aannemelijk gemaakt dat het besluit van 29 november 2022 op 22 november 2022 is verstuurd. Uit een notitie van
11 oktober 2022 van verweerder blijkt dat op die datum telefonisch aan gemachtigde is meegedeeld dat de definitieve beschikking nog niet is verstuurd omdat zij inzage wil in stukken. In deze notitie staat verder de afspraak met gemachtigde dat er een nieuwe berekening wordt gemaakt. In een notitie van 22 november 2022 staat vermeld dat de definitieve beschikking en de berekening aan eiseres en gemachtigde zijn verstuurd. Met deze stukken heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat het besluit op 22 november 2022 op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt door verzending aan zowel eiseres als haar gemachtigde. De wijze waarop verweerder administratie voert van de verzending wordt hierbij ook meegewogen. Niet aannemelijk is dat het besluit niet is verzonden.
5. Eiseres heeft de ontvangst betwist waarbij zij heeft verwezen naar een
e-mailbericht van het secretariaat van verweerder van 14 september 2023 waarin staat vermeld dat eiseres de definitieve beschikking nog niet heeft ontvangen en dat verweerder dwangsommen is verschuldigd. Hiermee heeft eiseres de ontvangst onvoldoende betwist, omdat uit dit bericht kan worden opgemaakt dat dit een reactie vormt op de mededeling van eiseres dat zij het besluit niet heeft ontvangen. Eiseres heeft niet geïnformeerd naar de totstandkoming en de verzending van het besluit zoals die blijkt uit de notities en daarbij ook niet gerefereerd aan de eerdere contacten die hebben plaatsgevonden. Daarnaast is eiseres in beroep gegaan zonder het antwoord van verweerder af te wachten.
6. Omdat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt op een datum eerder dan die waarop beroep niet tijdig beslissen is ingediend, kent de rechtbank geen vergoeding toe voor de proceskosten.
7. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt eiser het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.UTR 22/3992.