ECLI:NL:RBMNE:2024:4358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
16.030799-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling voor zware mishandeling en poging tot zware mishandeling na steekincident op straat

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident op 27 januari 2024 in Hilversum. Tijdens dit incident zijn twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gestoken met een mes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van de slachtoffers heeft beoogd. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] door hem in de linkerwang te steken, wat resulteerde in een steekwond die gehecht moest worden. Voor [slachtoffer 2] werd vastgesteld dat hij ook een steekwond had opgelopen, wat leidde tot een verdenking van darmletsel. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] € 7.710,- en [slachtoffer 2] € 4.794,- aan schadevergoeding kregen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.030799-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M. El Idrissi, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht. Tevens is kennisgenomen van hetgeen mr. G.S. Jongstra, advocaat te Almere, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1.
primair
op 27 januari 2024 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met een mes, althans scherp voorwerp te steken in de linkerwang/het gezicht;
subsidiair
op 27 januari 2024 in Hilversum [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes, althans scherp voorwerp te steken in de linkerwang/het gezicht;
meer subsidiair
op 27 januari 2024 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door te steken met een mes, althans scherp voorwerp in de linkerwang/het gezicht;
2.
primair
op 27 januari 2024 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven door te steken met een mes, althans scherp voorwerp in de linkerzij/onderrug;
subsidiair
op 27 januari 2024 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen door te steken met een mes, althans scherp voorwerp in de linkerzij/onderrug.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
In het
proces-verbaal van verhoor aangeveris als verklaring van [slachtoffer 1] onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
V: Wil jij precies vertellen wat er zaterdag 27 januari 2024 omstreeks 11.30 uur is gebeurd op de [straat] tegenover perceelnummer [perceelnummer] ?
A: Ik stond rustig te roken en ik zag een man aankomen lopen. Ik hoorde hem zeggen dat hij geen vrede heeft met ons en ik hoorde hem iets zeggen over mijn moeder. Ik vroeg aan hem waarom hij zo deed en vroeg hem rustig te doen.
Ik voelde dat hij mij een duw gaf. Na de duw werd het een beetje duwen en trekken. Ik voelde aan mijn linkerwang omdat ik iets nattigs voelde. Ik zag dat er bloed aan mijn hand zat en dat mijn kleding onder het bloed zat. Toen ik naar de jas van mijn neef keek zag ik de sneeën in de jas. Ik keek toen naar de hand van de man en zag iets glimmends in zijn hand. [2]
In de
letselrapportage van GGD Flevoland van 25 juni 2024is als verklaring van forensisch arts FMG J. Overkamp onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 25-06-2024
Datum incident: 27-01-2024
Beschrijving: Op linker wang, 1 cm vanaf aanhechting linker oor schuin naar beneden lopende scherpbegrensde onderbreking van de huid, met een lengte van ongeveer 5 cm.
Gemelde behandeling: Wond op linker wang is gehecht met 5 hechtingen.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed. [3]
In het
proces-verbaal van verhoor aangeveris als verklaring van [slachtoffer 2] onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
V: Wil jij precies vertellen wat er op zaterdag 27 januari 2024 omstreeks 11.30 uur is gebeurd op de [straat] tegenover perceelnummer [perceelnummer] ?
A: Op een gegeven moment kwamen mijn neef en die Syrië met elkaar in contact. Ik zag dat die Syrische man iets uit zijn jas pakte. Op een gegeven moment heeft die Syrische man mijn neef in zijn gezicht gestoken. Vervolgens heeft die Syrische man mij van achteren met dat mes in mijn linker zijde (onderrug) gestoken. Ik zag nu dat mijn neef bloed aan zijn gezicht had. Ik voelde links achter een pijnscheut ik voelde aan mijn jas en merkte dat daar een gat in zat. Vervolgens deed ik mijn jas open en zag bloed aan mijn trui. [4]
In de
letselrapportage van GGD Flevoland van 25 juni 2024is als verklaring van forensisch arts FMG J. Overkamp onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 2]
Datum letselonderzoek: 25-06-2024
Datum incident: 27-01-2024
Gemelde behandeling: Steekwond van zo'n 2 cm in de zij links, verdenking darmletsel. Opname ter observatie. Hechting steekwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed. [5]
In een
proces-verbaal van verhoor getuigeis als verklaring van [getuige] onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
Over 27 januari 2024 kan ik het volgende vertellen. Ik zag dat die jongen de neef een duw gaf. Ze sloegen over en weer, [slachtoffer 1] , de neef en die jongen. Die man heeft iets uit zijn jas gehaald en heeft zijn jas weggelegd. Ik heb gezien dat hij met dat ding, dat werd opengeklapt, heeft geslagen. Hij maakte het ding open en toen zag ik al heel snel bloed op het gezicht van de neef van [slachtoffer 1] . [6]
In een
proces-verbaal van bevindingenis als verklaring van verbalisant [verbalisant] onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op beelden van een camera aan de [straat] in Hilversum van 27-01-2024 is te zien dat een manspersoon later geïdentificeerd als verdachte [verdachte] richting de twee mannen loopt en met beide handen met kracht een duw in het lichaam van aangever [slachtoffer 1] geeft. Op de beelden is te zien dat verdachte [verdachte] met twee personen aan het vechten is. [7]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Het steken door verdachte
De rechtbank stelt vast dat verdachte na een geringe aanleiding – een woordenwisseling met [slachtoffer 1] over een begroeting – de confrontatie met de slachtoffers heeft opgezocht, waarna er sprake is geweest van een geweldsincident. Tijdens dit geweldsincident hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen mes en/of ander scherp voorwerp bij zich had en dat hij niemand letsel heeft toegebracht. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Vrijspraak poging doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de slachtoffers, waardoor de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen kan worden.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake wanneer verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het dossier bevat beperkte informatie over de wijze waarop het letsel bij de slachtoffers is toegebracht. Zo is niet duidelijk welke bewegingen verdachte met het (steek)wapen precies heeft gemaakt, of verdachte gericht en met kracht heeft uitgehaald en zo ja, met welke (mate van) kracht dat is gebeurd. Daarnaast is het (steek)wapen ook niet gevonden, waardoor er geen duidelijkheid is over de afmeting en de scherpte van het steekwapen zelf. Ook de locaties en de aard van het respectievelijke letsel geven onvoldoende indicatie over de kans op de dood. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat de slachtoffers door het steken met een scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerwang dan wel in de linkerzij zouden komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring zware mishandeling van [slachtoffer 1]
Bij de beoordeling of het letsel van slachtoffer [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel dient te worden gekwalificeerd wordt gelet op de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 1] op zijn linkerwang een wond heeft opgelopen, die vijf maanden na het incident door de forensisch arts werd omschreven als een 1 centimeter vanaf de aanhechting van zijn linkeroor schuin naar beneden lopende scherpbegrensde onderbreking van de huid, met een lengte van ongeveer 5 centimeter. Dit is het gevolg van het steken door verdachte met een scherp en/of puntig voorwerp in de linkerwang. Deze wond moest gehecht worden met 5 transcutane hechtingen. Er is sprake van een groot, blijvend en ontsierend litteken in het gezicht van het slachtoffer.
Met name gezien dit litteken is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Op basis van het dossier kan voorts worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van dit zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft tijdens een vechtpartij een scherp en/of puntig (steek)voorwerp getrokken en heeft dit voorwerp ook richting het hoofd van [slachtoffer 1] gebracht. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] dergelijk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet hierop acht de rechtbank de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door hem met een scherp en/of puntig (steek)voorwerp te steken in de linkerzij. Uit de letselrapportage volgt dat bij [slachtoffer 2] een steekwond is vastgesteld, wat een steekbeweging met enige kracht impliceert, en dat er een verdenking van darmletsel was waarvoor [slachtoffer 2] ter observatie is opgenomen. Bij het steken in de zij bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, gezien de organen die zich in dat deel van het lichaam bevinden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer [slachtoffer 2] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. subsidiair

op 27 januari 2024 te Hilversum aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de linkerwang waar hechtingen in geplaatst zijn, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerwang te steken;

2 subsidiair

op 27 januari 2024 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] met een scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerzij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. subsidiair

zware mishandeling

2 subsidiair

poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* een ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
* een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte geen strafblad heeft en heeft verzocht rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte is bereid om mee te werken met de reclassering en heeft geen bezwaar tegen oplegging van een contactverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem te steken met een scherp en/of puntig voorwerp in de linkerwang. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een scherp en/of puntig voorwerp in de linkerzij te steken. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank benadrukt dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Het is bovendien zorgelijk dat verdachte na een geringe aanleiding – een kleine woordenwisseling met een van de slachtoffers – op deze gewelddadige manier de confrontatie is aangegaan. Omdat het incident zich op klaarlichte dag in de publieke ruimte heeft afgespeeld, draagt dit bij aan gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die hiervan getuige zijn geweest en de maatschappij in bredere zin. Ook de kinderen van verdachte zijn getuigen geweest van het incident. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en heeft geen openheid van zaken gegeven. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het strafblad van verdachte weegt dus niet in strafverminderende of strafvermeerderende zin mee.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een summier advies van de reclassering op basis van dossierinformatie van 4 juli 2024. Gezien de aard van de verdenking adviseert de reclassering bijzondere voorwaarden - een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling - te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel, indien verdachte open zou staan voor begeleiding.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan, vormt de bewezenverklaring het uitgangspunt. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf rekening gehouden met de ernst van de feiten, de aard van het letsel dat de slachtoffers is toegebracht, de geringe aanleiding van het incident en het feit dat het incident zich in de publieke ruimte heeft afgespeeld. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voor het bewezenverklaarde voorts gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen, te weten 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals de reclassering heeft geadviseerd. De handelwijze van verdachte ten tijde van de feiten is zorgwekkend en geeft aanleiding te veronderstellen dat verdachte gebaat is bij begeleiding en behandeling. Hij heeft ter terechtzitting aangegeven daarvoor open te staan. De rechtbank legt daarnaast als bijzondere voorwaarden contactverboden met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
De vorderingen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.710,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.210,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.794,-. Dit bedrag bestaat uit € 794,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte voor beide feiten bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade die ziet op de beschadigde en bebloede jas, de bebloede sweater en de beschadigde en bebloede sneakers voldoende onderbouwd is en voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van deze schadeposten tot een bedrag van € 1.710,- toewijzen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Het betreft onder meer de schadepost voor de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering in verband met een ziekenhuisbezoek en eventuele kosten voor een psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van het eigen risico onvoldoende (met enig stuk) zijn onderbouwd. Met betrekking tot de eventuele kosten voor een psycholoog stelt de rechtbank vast dat op dit moment onduidelijk of, en zo ja in welke omvang, de toekomstige schade zich zal verwezenlijken. Begroting van deze mogelijk toekomstige schade levert een te grote belasting op voor het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. Verdachte heeft [slachtoffer 1] met het bewezenverklaarde letsel toegebracht, te weten een steekwond in de linkerwang waar hechtingen in geplaatst zijn. Uit de onderbouwing van de vordering en uit de slachtofferverklaring is duidelijk geworden dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade. Gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat € 6.000,- euro aan immateriële schade in dit geval billijk is. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het immaterieel meer gevorderde afwijzen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 7.710,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.710,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 73 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ter hoogte van € 794,- rechtstreekse schade betreft, voldoende onderbouwd is en voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van de materiële schade integraal toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. Verdachte heeft [slachtoffer 2] met het bewezenverklaarde letsel toegebracht, te weten een steekverwonding in de linkerzij. Uit de onderbouwing van de vordering is duidelijk geworden dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade. Gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat € 4.000,- euro aan immateriële schade in dit geval billijk is. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het immaterieel meer gevorderde afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 4.794,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.794,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 57 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich meldt op afspraken met Reclassering Nederland aan het Zwarte Woud 2 in Utrecht, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
 zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke behandelaar, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1996] en met [slachtoffer 2] , geboren op [1974] . De politie wordt belast met het toezicht op deze voorwaarde;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (betreffende de meldplicht en de behandeling van verdachte) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 7.710,-, bestaande uit een vergoeding van € 1.710,- voor materiële schade en een vergoeding van € 6.000,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 7.710,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 73 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 4.794,-, bestaande uit een vergoeding van € 794,- voor materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 4.794,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 57 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R.R. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2024.
Mrs. Groeneveld en De Jong zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerwang, althans het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hilversum aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de linkerwang, althans het gezicht, waar zeven hechtingen in geplaatst zijn, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerwang, althans het gezicht te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerwang, althans het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerzij en/of onderrug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de linkerzij en/of onderrug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte
2.Pagina’s 43 en 44.
3.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, RC-nummer PL0900-2024028049-3, opgemaakt en ondertekend op 25 juni 2024 door forensisch arts FMG J. Overkamp.
4.Pagina’s 38 en 39.
5.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, RC-nummer PL0900-2024028129-2, opgemaakt en ondertekend op 25 juni 2024 door forensisch arts FMG J. Overkamp.
6.Pagina’s 2 en 3 van het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris op 26 juni 2024.
7.Pagina’s 35 en 36.