ECLI:NL:RBMNE:2024:4353

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
556425
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst sushi-afhaalrestaurant op grond van dwaling

In deze zaak heeft eiser, een horecaondernemer, op 20 november 2022 een sushi-afhaalrestaurant gekocht van gedaagde voor € 35.000,-, waarvan hij € 30.500,- heeft betaald. De overname zou per 1 januari 2023 plaatsvinden. Echter, na de koopovereenkomst ontving eiser op 16 januari 2023 een brief van de NVWA waarin gebreken in de omgang met voedsel en hygiëne werden gemeld, die tijdens een inspectie op 17 november 2022 waren vastgesteld. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van deze inspectie en de gebreken, en heeft de koopovereenkomst op 31 januari 2023 buitengerechtelijk vernietigd. Hij vorderde een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst vernietigd was en terugbetaling van de koopsom, dan wel ontbinding van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van dwaling, omdat gedaagde de NVWA-inspectie niet had meegedeeld aan eiser voorafgaand aan de koop. De rechtbank vernietigde de koopovereenkomst op grond van dwaling, omdat eiser had aangetoond dat hij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als hij op de hoogte was geweest van de inspectie en de gebreken. De vordering tot terugbetaling van de koopsom werd toegewezen, evenals de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden vastgesteld op € 3.180,86.

De rechtbank concludeerde dat gedaagde in gebreke was gebleven en dat eiser recht had op terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/556425 / HA ZA 23-333
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser]
advocaat: mr. P.J. Winkel te Leiden,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: (aanvankelijk) mr. R. Bagasrawalla, die zich heeft onttrokken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 7,
- de conclusie van antwoord,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2023. [gedaagde] is niet verschenen. Na de mondelinge behandeling is een proces-verbaal van de mondelinge behandeling verstuurd naar partijen en de voormalig advocaat van [gedaagde] .
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft op 20 november 2022 het sushi-afhaalrestaurant (‘ [horecagelegenheid] ’) van [gedaagde] gekocht voor een bedrag van € 35.000,-. [eiser] heeft in totaal
€ 30.500,- betaald. Partijen hebben afgesproken dat [eiser] het afhaalrestaurant per 1 januari 2023 zou overnemen. Omdat de bankrekening van [horecagelegenheid] nog niet per 1 januari 2023 op naam van [eiser] kon worden gezet, spraken partijen af dat [gedaagde] de omzet van de maand januari 2023 aan [eiser] zou overmaken met verrekening van het restant van de koopsom van € 4.500,-.
2.2.
Bij brief 16 januari 2023 meldde de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) dat er naar aanleiding van de inspectie van [horecagelegenheid] op 17 november 2022 gebreken (i) in de omgang met voedsel en (ii) hygiëne zijn geconstateerd. Op 27 januari 2023 heeft [eiser] de brief gelezen. De NVWA heeft [horecagelegenheid] ook een boete opgelegd en de resultaten zijn gepubliceerd op de website van de NVWA op 30 januari 2023.
2.3.
[eiser] stelt dat hij op het moment dat hij de koopovereenkomst sloot niet wist van de inspectie en de uitkomsten ervan. Volgens [eiser] zou hij de koopovereenkomst niet hebben gesloten als hij dit wel had geweten en heeft hij daarom de koopovereenkomst bij brief van 31 januari 2023 buitengerechtelijk vernietigd. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd is, dan wel deze alsnog te vernietigen, en vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de kooprijs van € 30.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair vordert [eiser] de koopovereenkomst te ontbinden, omdat [gedaagde] de afspraak om de omzet uit januari 2023 te betalen aan [eiser] (na verrekening met het restant van de koopsom) niet is nagekomen. [eiser] vordert terugbetaling van de koopsom van € 30.500,-. Als de rechtbank van oordeel is dat de subsidiaire vordering niet toewijsbaar is, vordert [eiser] meer subsidiair nakoming van de overeenkomst en betaling door [gedaagde] van € 12.625,50. [gedaagde] is het hier niet mee eens en voert verweer.

3.De beoordeling

Er is sprake van dwaling
3.1.
Het beroep op dwaling slaagt en de rechtbank vernietigt om die reden de koopovereenkomst en veroordeelt [gedaagde] tot (terug)betaling aan [eiser] van € 30.500,-.
3.2.
In artikel 6:228 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is. Volgens dat artikel kan dwaling zich onder andere voor doen door schending van de mededelingsplicht door de wederpartij.
3.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de NVWA-inspectie van 17 november 2022 niet heeft meegedeeld aan [eiser] voorafgaand aan het enkele dagen daarna sluiten van de koopovereenkomst. Hoewel de uitkomst van de inspectie pas bij brief van 16 januari 2023 (schriftelijk) is meegedeeld door de NVWA, heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat het in de horeca-branche gebruikelijk is dat de NVWA-inspecteur direct na afloop van de inspectie zijn bevindingen al meedeelt aan de horeca-eigenaar. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen, zodat die stelling niet is weersproken. De stelling van [eiser] is in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling opgenomen. Nadat de rechtbank het proces-verbaal naar de laatst bekende raadsman van [gedaagde] heeft gestuurd, is van [gedaagde] niets meer vernomen. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van die stelling. [gedaagde] was dus op de hoogte van de uitkomst van de inspectie ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst en heeft die voorafgaand aan de koop niet aan [eiser] meegedeeld.
3.4.
Volgens [gedaagde] komt [eiser] geen beroep op dwaling toe. [eiser] was volgens [gedaagde] als horecaondernemer ermee bekend dat de NVWA geregeld inspecties uitvoert, zodat hij er rekening mee had moeten houden dat er voorafgaand aan het sluiten van koopovereenkomst een inspectie had plaatsgevonden. Dat standpunt volgt de rechtbank niet. Al zou [eiser] ervan op de hoogte zijn geweest dat er geregeld inspecties plaatsvinden, dan volgt daaruit niet dat hij op de hoogte was van de inspectie van 17 november 2022. Met de (negatieve) uitkomsten van de inspectie had [eiser] ook geen rekening hoeven houden. Het enkele feit dat [eiser] voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst heeft geconstateerd dat het niet hygiënisch was in het pand, zoals [gedaagde] aanvoert, ontsloeg [gedaagde] niet van zijn mededelingsplicht. Een inspecteur voert immers een grondiger onderzoek uit, onder meer met gebruik van professionele meetapparatuur. Het is vanzelfsprekend dat zijn bevindingen méér omvatten dan dat wat [eiser] met het blote oog had kunnen waarnemen.
3.5.
De bevindingen zijn bovendien openbaar gemaakt. Ook dat wist [gedaagde] . Hij wijst er zelf op dat de NVWA haar resultaten publiceert op de website die [eiser] (voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst) had kunnen raadplegen. [eiser] heeft echter onbetwist gesteld dat in de brief van de NVWA stond dat de resultaten pas op 30 januari 2023 gepubliceerd zouden worden. Openbaarmaking is een vergaande consequentie en kan de reputatie van het afhaalrestaurant schaden. De inspectie mag dan wel een momentopname zijn, zoals [gedaagde] aanvoert, maar de openbaarmaking van de negatieve resultaten zullen voor langere tijd kleven aan het afhaalrestaurant. In elk geval tot herziening door de NVWA.
3.6.
Gelet op deze feiten en omstandigheden had het op de weg van [gedaagde] gelegen om de inspectie en de uitkomst ervan voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst aan [eiser] mee te delen.
De koopovereenkomst wordt vernietigd
3.7.
Het voorgaande betekent dat er sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub b BW. [eiser] heeft gesteld dat hij de koopovereenkomst
niet zou hebben gesloten als hij op de hoogte was geweest van de NVWA-inspectie en de bevindingen. Hoewel [gedaagde] de constateringen door de NVWA-inspecteur bagatelliseert, staat op de website van de NVWA dat er (ernstige) overtredingen zijn geconstateerd bij de laatste inspectie van 17 november 2022 (productie 7 bij dagvaarding). Dat er vervolgens een boete is opgelegd wijst er ook op dat het niet gaat om constateringen van bijzonder licht gewicht, zoals [gedaagde] aanvoert. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende onderbouwd dat hij de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten, als hij op de hoogte was geweest van de NVWA-inspectie en de bevindingen. Gelet hierop is aan de vereisten voor een succesvol beroep op dwaling voldaan, zodat de koopovereenkomst wordt vernietigd.
3.8.
[eiser] heeft in zijn eis primair een verklaring voor recht gevorderd dat de koopovereenkomst rechtsgeldig per brief van 31 januari 2023 buitengerechtelijk is vernietigd. In de brief van 31 januari 2023 heeft de advocaat van [eiser] op gelijke voet zowel de vernietiging op grond van dwaling ingeroepen als zich op het standpunt gesteld dat er nooit een overeenkomst tot stand is gekomen. Beide standpunten sluiten elkaar uit. Omdat uit de brief niet is op te maken welk van de twee rechtgevolgen [eiser] heeft beoogd, is de koopovereenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd. Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd zal afwijzen en de koopovereenkomst zelf zal vernietigen.
3.9.
De vordering tot terugbetaling van de koopsom van € 30.500,- is gelet op het voorgaande ook toewijsbaar. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf het moment dat de vernietiging wordt uitgesproken.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 129,86
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten x € 786,00)
- nakosten
€ 178,00(plus € 92,00 als betekening moet plaatsvinden)
Totaal € 3.180,86
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt de koopovereenkomst ten behoeve van het sushirestaurant [horecagelegenheid] van 20 november 2022 op grond van dwaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 30.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 14 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.180,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens op 14 februari 2024.