ECLI:NL:RBMNE:2024:4347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
576627
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de Sociale Verzekeringsbank tot bevordering van pensioenuitkering in Roemenië

In deze zaak, die op 16 juli 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, staat de vraag centraal of de Sociale Verzekeringsbank (SVB) tekort is geschoten in haar verplichting om de uitkering van de pensioenrechten van eiser in Roemenië te bevorderen. Eiser, die zijn pensioenrechten in Roemenië heeft opgebouwd van 1972 tot 1996, stelt dat de SVB onrechtmatig heeft gehandeld door niet voldoende inspanningen te leveren om zijn pensioenrechten te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB op 3 juli 2017 een aanvraag heeft ingediend bij de Roemeense instantie, en dat er geen bewijs is dat deze aanvraag niet correct of volledig was. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de SVB haar verplichtingen niet is nagekomen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB voldoende inspanningen heeft geleverd om de aanvraag te bevorderen. Eiser heeft ook geen schade kunnen aantonen die hij heeft geleden door het handelen van de SVB. De vorderingen van eiser zijn dan ook afgewezen, en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 3.782,00.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/576627 / KG ZA 24-294
Vonnis in kort geding (bij vervroeging) van 16 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. Brouwer,
tegen
SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: SVB,
gemachtigde: N. Zuidersma-Hovers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
− de dagvaarding, met producties 1 t/m 11,
− de conclusie van antwoord,
− de mondelinge behandeling van 10 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
− de pleitnota van [eiser] ,
− de pleitnota van SVB.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern

2.1.
In de kern gaat deze zaak over de vraag of de SVB tekort is geschoten in haar (inspannings)verplichting om uitkering van de pensioenrechten van [eiser] in Roemenië te bevorderen. Voor zover die verplichting op de SVB rust is de SVB, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, daarin niet tekortgeschoten. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

3.De beoordeling

De producties van de SVB worden buiten beschouwing gelaten
3.1.
SVB heeft op 9 juli om 19.11 uur een e-mail gestuurd aan de rechtbank met daarbij gevoegd een akte met producties. In het geldende procesreglement is bepaald dat processtukken uiterlijk 24 uur voor de mondelinge behandeling mogen worden ingediend. De SVB heeft de producties dus te laat ingediend. Het uitgangspunt is dat stukken die te laat zijn ingediend buiten beschouwing worden gelaten, tenzij het belang van een goede procesorde zich daartegen verzet. Daarvan is echter niet gebleken. Bovendien heeft [eiser] bezwaar gemaakt, omdat hij niet tijdig en behoorlijk kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de producties. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de producties buiten beschouwing laten.
Spoedeisend belang
3.2.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. [eiser] stelt dat er een spoedeisend belang is. Doordat hij zijn opgebouwde pensioenrechten uit Roemenië niet ontvangt, is hij in financiële problemen gekomen. SVB betwist dat. Volgens de SVB beschikt [eiser] over voldoende financiële middelen, onder andere uit de huwelijksgoederengemeenschap. [eiser] betwist dat hij die inkomsten heeft vanwege een langslepende echtscheiding. De voorzieningenrechter kan de omvang van de financiële problemen van [eiser] niet vatstellen. [eiser] moet echter kennelijk wel terugvallen op de voedselbank. De voorzieningenrechter vindt dat SVB onvoldoende heeft betwist dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen dan ook voldoende aannemelijk.
De SVB is niet tekortgeschoten
3.3.
[eiser] stelt pensioenrechten in Roemenië te hebben opgebouwd van 1972 tot 1996. Volgens [eiser] moet de SVB zich inspannen om ervoor te zorgen dat de door hem opgebouwde pensioenrechten in Roemenië worden uitgekeerd. Daarin is de SVB tekort geschoten volgens [eiser] , als gevolg waarvan de SVB onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] vordert dat de SVB wordt veroordeeld om al het nodige te doen teneinde de informatie uit Roemenië te verkrijgen ter vaststelling van zijn pensioenrechten. [eiser] vordert ook een voorschot van € 50.000,- vanwege de schade die hij lijdt door het onrechtmatig handelen door de SVB. De vorderingen worden afgewezen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
3.4.
[eiser] stelt dat de SVB tekort is geschoten in de op haar rustende verplichting om ervoor te zorgen dat het Roemeense pensioen wordt uitgekeerd, maar [eiser] heeft niet gesteld op welke grondslag deze verplichting rust. [eiser] verwijst naar de preambules van Verordening EG nr. 987/2009 en EG-Verordening nr. 883/2004, maar laat na te concretiseren welke specifieke verplichting hieruit voortvloeit voor de SVB.
3.5.
Voor zover [eiser] stelt dat de SVB niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichtingen om uitkering van de pensioenrechten in Roemenië namens [eiser] aan te vragen en te bevorderen, is dat ook niet gebleken.
3.6.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de SVB op 3 juli 2017 een aanvraag heeft ingediend bij haar Roemeense zusterorganisatie. Het is niet gebleken dat de aanvraag bij de verkeerde instelling is ingediend, zoals [eiser] aanvoert. Dat [eiser] van een andere instantie heeft vernomen dat er geen aanvraag is ingediend, is onvoldoende. [eiser] heeft immers niet, althans onvoldoende, aangevoerd dat die instantie een beslissing neemt over zijn pensioenaanvraag.
3.7.
Ten tweede is ook niet gebleken dat de aanvraag van 3 juli 2017 niet volledig was omdat de SVB niet alle vereiste formulieren en stukken gelijktijdig met de aanvraag zou hebben ingediend. De SVB kan weliswaar niet aantonen dat de vereiste formulieren en stukken wel zijn verstuurd, maar dat betekent niet dat zij de formulieren en stukken niet heeft meegezonden met de aanvraag. De SVB voert aan dat intern beleid voorschrijft welke formulieren en stukken de SVB aan de buitenlandse zusterorganisatie moet meesturen bij de aanvraag namens de pensioengerechtigde. Er is geen reden om aan te nemen dat zij zou zijn afgeweken van dat beleid. De SVB heeft onbetwist gesteld dat [eiser] in eerste instantie op haar verzoek de vereiste formulieren en stukken aan de SVB heeft opgestuurd. Die formulieren en andere documenten waren alleen bruikbaar voor de aanvraag namens [eiser] bij de Roemeense instantie. Voor de toekenning van het Nederlandse AOW waren die formulieren en documenten in elk geval niet nodig. Ook dat maakt het aannemelijk dat de SVB die forumlieren en documenten met de aanvraag naar de bevoegde Roemeense instantie heeft gestuurd. Dat het afschrift van de aanvraag van 3 juli 2017 die de SVB op verzoek van [eiser] aan hem heeft gestuurd niet compleet was, maakt dat niet anders. De SVB heeft onbetwist gesteld dat zij enkel een afschrift heeft gestuurd van de onderdelen van de aanvraag van 3 juli 2017 die in haar optiek relevant waren om met [eiser] te delen. De documenten ter onderbouwing van [eiser] ’s arbeidsverleden heeft zij toen niet aan [eiser] gestuurd omdat deze immers bij hem bekend waren.
3.8.
De SVB heeft tenslotte onbetwist gesteld dat zij de Roemeense instantie meermaals heeft gerappelleerd. Op 26 februari 2018 en 16 december 2019 heeft de SVB een herinnering gestuurd en opnieuw de aanvraag en bijbehorende documenten aangeleverd bij de Roemeense instantie. Op 5 oktober 2022 en 30 juni 2023 heeft de SVB opnieuw herinneringen gestuurd, waarop geen reactie is gekomen. De SVB stelt voor het laatst in december 2023 contact te hebben gehad met de Roemeense instantie. Dat die communicatie niet in het digitale loket staat, zoals [eiser] aanvoert, betekent niet dat er geen contact is geweest tussen de SVB en de Roemeense instantie. Volgens de SVB komt niet alle communicatie in het digitale loket terecht. Dat heeft [eiser] niet betwist. De SVB heeft tenslotte nog aangevoerd dat zij – in tegenstelling tot de standaardpraktijk – meer pogingen heeft ondernomen om de aanvraag van [eiser] in Roemenië te bevorderen. Normaal gesproken wordt er slechts twee keer gerappelleerd.
3.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SVB, voor zover zij verplicht was om de aanvraag namens [eiser] te bevorderen, die verplichting dan ook niet geschonden.
3.10.
Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat [eiser] schade heeft geleden. SVB heeft onbetwist aangevoerd dat als de Roemeense instantie besluit alsnog de pensioenaanvraag in te willigen, [eiser] het volledige pensioenbedrag (met terugwerkende kracht) krijgt uitgekeerd. De aanvraag van AOW in Nederland, geldt namelijk ook als aanvraag en ingangsdatum voor pensioenrechten in een andere lidstaat [1] .
3.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SVB worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
715,00
(tarief eenvoudige zaak)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.782,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 3.782,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.
WD5648

Voetnoten

1.Verordening EG nr. 89/2009, artikel 45 lid 5