ECLI:NL:RBMNE:2024:434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
10655746 UB VERZ 23-358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de termijn voor verwerping van legaten in nalatenschap

In deze zaak hebben de kinderen uit het eerste huwelijk van de erflater de kantonrechter verzocht om de termijn voor het verwerpen van legaten te verlengen. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 4:77 BW, waarbij de verzoekers de termijn van artikel 4:73 lid 1 BW willen verlengen tot één maand na het vonnis in een andere procedure over de nalatenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers de legaten al hebben aanvaard, waardoor het verzoek om verlenging van de termijn wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat op grond van artikel 4:201 lid 1 BW een legaat alleen kan worden verworpen zolang het nog niet is aanvaard. De verzoekers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen. De beschikking is gegeven op 31 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10655746 UB VERZ 23-358
Beschikking van 31 januari 2024
Inzake het verzoek van:

1.[verzoekster sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verzoekster sub 1] ,
en
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verzoeker sub 2] ,
[verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 1] hierna samen te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. M.S. van Gaalen, advocaat te Amsterdam,
tegen

3.[verweerder sub 1] ,

in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verweerder sub 1] ,
en
4.
[verweerster sub 2],
in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verweerster sub 2] ,
[verweerder sub 1] en [verweerster sub 2] hierna samen te noemen: verweerders,
gemachtigde: mr. M.G. Hees, advocaat te ’s-Hertogenbosch,

1.De procedure

1.1.
De kantonrechters hebben kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 17;
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 28.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2023. Hierbij zijn partijen met hun gemachtigden verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op [2020] is de heer [erflater] (hierna: erflater) overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden getrouwd met [verweerster sub 2] . Verzoekers zijn de kinderen van erflater uit zijn eerste huwelijk. [verweerder sub 1] is een kind van erflater uit zijn tweede huwelijk met [verweerster sub 2] . Uit dit huwelijk is ook nog een dochter geboren: [A] (hierna: [A] ).
2.2.
Erflater heeft op 20 maart 2020 voor het laatst bij testament over zijn nalatenschap beschikt (hierna: het testament).
2.3.
In het testament heeft erflater verweerders en [A] tot zijn erfgenamen benoemd ( [verweerster sub 2] voor 1/100ste deel en [verweerder sub 1] en [A] samen voor 99/100ste deel). Aan verweerders en [A] zijn daarnaast verschillende legaten toegekend. Verder zijn verweerders in het testament benoemd tot executeurs en afwikkelingsbewindvoerders. Deze benoemingen hebben zij aanvaard.
2.4.
Verweerders en [A] hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.5.
In het testament heeft erflater verzoekers uitgesloten als zijn erfgenamen. Aan verzoekers zijn wel verschillende legaten toegekend.
2.6.
Aan [verzoeker sub 2] zijn dat de volgende:
  • een appartementsrecht gelegen aan de [adres 1] in [woonplaats] . In het testament is bepaald dat de waardebepaling moet plaatsvinden in de staat vrij en onbewoond op basis van de waarde in het economisch verkeer. Het appartementsrecht is per overlijdensdatum van erflater getaxeerd op € 975.000,00 leegwaarde;
  • het totaalbedrag van de vordering van erflater op [verzoeker sub 2] vanwege een verstrekte geldlening;
  • een aanvullend geldbedrag ter grootte van zijn legitieme portie berekend volgens artikel 4:65 en verder Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Bij de berekening van het laatst genoemde geldbedrag dient op grond van het testament rekening te worden gehouden met de andere twee legaten, in die zin dat op dit bedrag ter grootte van de legitieme portie de waarde van deze legaten in mindering komt.
2.7.
Aan [verzoekster sub 1] zijn de volgende legaten toekend:
  • het totaalbedrag van de vordering van erflater op [verzoekster sub 1] vanwege een verstrekte geldlening;
  • een aanvullend geldbedrag ter grootte van haar legitieme portie berekend volgens artikel 4:65 en verder BW.
Op het aanvullende geldbedrag ter grootte van de legitieme portie komt het totaalbedrag van de vordering van erflater op [verzoekster sub 1] in mindering. Een bedrag van € 200.000,00 van het legaat van het aanvullende geldbedrag van [verzoekster sub 1] is opeisbaar – voor zover de verkoop- of liquidatieopbrengsten toereikend zijn – bij: (a) verkoop en levering van de echtelijke woning aan de [adres 2] te [woonplaats] , (b) verkoop en levering van de aandelen in [vennootschap] (een vennootschap in Frankrijk die een woning in Frankrijk in eigendom heeft), of (c) opheffing/ontbinding van [vennootschap] waarna de opbrengsten aan [verweerster sub 2] worden uitgekeerd.
2.8.
In het testament staat over de legaten van verzoekers, voor zover van belang:
(…)
g. Legaten [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 1] ten laste van erfgenamen
De legaten van [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 1] zijn schulden van de nalatenschap.
De uitkering en opeisbaarheid zijn evenwel (deels) afhankelijk van het leven en vermogen van mijn echtgenote. Voor zover deze legaten niet ten laste van haar verkrijgingen/erfdeel kunnen worden voldaan, dient zij de schulden uit hoofde van deze legaten tijdens haar leven voor haar rekening te nemen en deze schulden als zodanig voor te schieten.
Zij krijgt hierdoor een vordering ter grootte van deze schulden op mijn erfgenamen, ieder voor een gelijk deel.
2.9.
Verzoekers hebben de legaten aanvaard en hebben verweerders verzocht om een onderbouwde berekening te verstrekken van de waarde van hun verkrijgingen.
2.10.
Op 5 mei 2022 is het legaat van het appartementsrecht aan [verzoeker sub 2] afgegeven.
2.11.
[verzoekster sub 1] heeft voorschotbetalingen op haar legaten ontvangen.
2.12.
Verzoekers zijn ook een dagvaardingsprocedure begonnen (met zaakkenmerk C/16/549966), waarin zij onder meer vorderen dat de omvang van hun legaten wordt vastgesteld. Tijdens deze procedure hebben zij dit verzoek ingediend. De vorderingen in die procedure zijn tegelijk met dit verzoek op de mondelinge behandeling van 13 november 2024 besproken en op deze vorderingen zal vandaag in een vonnis worden beslist.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekers verzoeken verlenging van de termijn van artikel 4:73 lid 1 BW tot één maand na de datum van het af te geven vonnis van de rechtbank Midden-Nederland met zaakkenmerk C/16/549966, althans een andere termijn waarbinnen verzoekers het besluit dienen te nemen of zij de aan hen toegekende legaten verwerpen en gelijktijdig de legitieme portie inroepen.
3.2.
Verweerders voeren verweer en verzoeken de rechtbank bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, althans hun verzoek af te wijzen;
II. verzoekers te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek – worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 4:73 lid 1 BW volgt dat de waarde van een legaat aan een legitimaris van een bepaalde geldsom of van niet in een vorderingsrecht bestaande goederen van de nalatenschap in mindering komt op zijn legitieme portie als hij het legaat verwerpt, tenzij sprake is van een zogeheten inferieur legaat én het legaat binnen drie maanden na het overlijden van erflater is verworpen. Een legaat is onder andere inferieur als het legaat later dan zes maanden na overlijden erflater opeisbaar is (artikel 4:73 lid 1 onder c BW) of als het legaat ten laste komt van één of meer erfgenamen waarvan de erfdelen ontoereikend zijn om het legaat te voldoen (artikel 4:73 lid 1 onder d BW). Verzoekers voeren aan dat hun legaten inferieur zijn omdat deze pas na het overlijden van [verweerster sub 2] opeisbaar zijn. Daarnaast zijn de legaten volgens verzoekers inferieur omdat de erfdelen van [verweerster sub 2] ontoereikend zijn om de legaten te voldoen.
4.2.
De termijn van drie maanden na het overlijden van erflater is echter al ruim verstreken. In artikel 4:77 BW is bepaald dat de termijn op grond van bijzondere omstandigheden door de kantonrechter kan worden verlengd, zelfs nadat die termijn al was verlopen. Dat verzoek doen verzoekers nu.
4.3.
Omdat op de vorderingen in de hiervoor genoemde dagvaardingsprocedure meervoudig is beslist en per vergissing geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 98 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (op grond waarvan de kantonrechter de zaak kan verwijzen naar de meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken), is om praktische reden besloten om ook in deze verzoekschriftprocedure meervoudig te beslissen. Daarom wordt in deze beschikking van het ongebruikelijke “de kantonrechters” gesproken.
4.4.
De kantonrechters zullen het verzoek van verzoekers afwijzen. Op grond van artikel 4:201 lid 1 BW kan een legaat alleen worden verworpen als het nog niet eerder is aanvaard. Vast staat dat verzoekers de legaten hebben aanvaard. Bovendien is het legaat van het appartementsrecht al aan [verzoeker sub 2] afgegeven en heeft [verzoekster sub 1] al een aantal voorschotbetalingen op haar legaten ontvangen. Omdat verzoekers de legaten niet meer kunnen verwerpen, bestaat er voor het verlengen van de termijn geen grond.
4.5.
Verzoekers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De zaak is van onbepaalde waarde en het salaris van de gemachtigde zal worden vastgesteld op € 500,00 per punt. Daarnaast zal 1,5 punt worden toegekend: 1 punt voor het verweerschrift en 0,5 punt voor de mondelinge behandeling, omdat tijdens de mondelinge behandeling vooral de vorderingen in de dagvaardingsprocedure zijn besproken. De proceskosten worden daarmee begroot op in totaal € 882,00 (€ 750,00 aan kosten gemachtigde en € 132,00 aan nakosten). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de manier zoals hieronder vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechters:
5.1.
wijzen het verzoek af;
5.2.
veroordelen verzoekers in de proceskosten van € 882,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als verzoekers niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordelen verzoekers in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaren de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F. Hermans, mr. R.W.J. van Veen en mr. D. Wachter, kantonrechters, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..