Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Feiten
Het geschil
Beoordeling door de rechtbank
Beoordeling van de zaak
[adres 2],
[adres 3]en
[adres 4](de referentiewoningen). Volgens de heffingsambtenaar onderbouwen de verkoopprijzen van deze referentiewoningen op de waardepeildatum een waarde in het economisch verkeer voor de woning van € 777.000,-. Daarom is volgens de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet te hoog vastgesteld.
[adres 5]vergelijkbaar is met zijn woning. Wel is sprake van onderlinge verschillen zoals het woonoppervlak en de beschikking over een achteruitgang via de tuin. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de vraagprijs van deze woning.
vraagprijzenvan vergelijkbare woningen, maar aan de hand van
verkoopprijzenvan vergelijkbare woningen zoals die daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Een vergelijking met gerealiseerde verkoopprijzen geeft namelijk het beste beeld van de waarde van een woning, als deze zou worden verkocht. De WOZ-waarde sluit daar zoals gezegd op aan (zie onder 5 hierboven). Voor zover eiser heeft bedoeld dat de heffingsambtenaar ten onrechte de vraagprijs van de woning aan de
[adres 5]niet bij de waardering heeft betrokken, slaagt dat betoog dus niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.