In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee B.V.'s over de opzegging van een factoringsovereenkomst. Eiseres sub 1, een bedrijf dat payrollservices verleent, heeft een factoringsovereenkomst gesloten met gedaagde, waarbij gedaagde verantwoordelijk is voor de financiering van de debiteurenportefeuille van eiseres. Eiseres stelt dat gedaagde tekortschiet in haar verplichtingen door niet tijdig het voorschot op de vorderingen uit te betalen, wat leidt tot schade voor eiseres. Gedaagde heeft de overeenkomst opgezegd en een opzegvergoeding in rekening gebracht, wat eiseres betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de overeenkomst, onder andere door niet alle vorderingen aan gedaagde aan te bieden en betalingen om te leiden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde terecht de overeenkomst heeft opgezegd en dat eiseres de opzegvergoeding van € 566.537,06 verschuldigd is. Eiseres' vorderingen tot terugbetaling van deze opzegvergoeding en schadevergoeding worden afgewezen. De rechtbank wijst ook de vordering van eiseres tot schadevergoeding voor niet-geïnde debiteuren af, omdat deze niet toewijsbaar is. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.