ECLI:NL:RBMNE:2024:4333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
1632601323
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling in vereniging met gevangenisstraf

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juli 2023 te Luttelgeest samen met een ander een slachtoffer heeft mishandeld. De zaak werd behandeld in eerste aanleg door een meervoudige kamer en is bij verstek gewezen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. de Groot, en de standpunten van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. T. de Heer.

De tenlastelegging houdt in dat de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, samen met een ander het slachtoffer heeft mishandeld door hem te slaan en te trappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, die bevestigden dat de verdachte en zijn medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor immateriële schade, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen direct verband was tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij verwezen naar de burgerlijke rechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.326013.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 maart 2024 en 25 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. A. de Groot en van hetgeen door mr. T. de Heer namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 12 juli 2023 te Luttelgeest samen met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door hem tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
-
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] , voor zover zakelijk weergegeven: [2]
Adres: [adres] , huisje [nummer]
Plaats: [plaats]
Ineens was ik verrast, aan beide kanten stond ineens een persoon. Ineens vanuit het niets vielen zij mij aan. Ik kreeg klappen overal op mijn lijf.
-
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover zakelijk weergegeven: [3]
Rond middernacht, 11 juli op 12 juli 2023, ben ik samen met mijn vriend [vriend] verhaal gaan halen bij de Egyptenaar. Hij woont in bungalow [nummer] . Ik zag dat [vriend] de Egyptenaar schopte waardoor hij ten val kwam op een fiets.
-
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , voor zover zakelijk weergegeven: [4]
- Dat hij op 12 juli 2023, omstreeks 01.00 uur, in zijn bungalow zat.
- Dat hij vervolgens buiten is gaan kijken en zag dat zijn Egyptisch buurman welke woonachtig is op bungalow nummer [nummer] op de grond lag.
- Dat hij zag dat man één zijn buurman met de vuist tegen het gezicht aan sloeg.
- Dat hij zag dat deze man dat meerdere keren deed.
- Dat hij zag dat man twee zijn buurman schopte tegen zijn lichaam aan.
- Dat hij zag dat hij dit meerdere keren deed.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte het slachtoffer heeft mishandeld. Zij zijn samen verhaal bij het slachtoffer gaan halen en hebben als eerste geweld toegepast. Uit de verklaring van getuige Haile blijkt voldoende dat beide verdachten geweld hebben gebruikt richting het slachtoffer terwijl hij op de grond lag. Deze gezamenlijke uitvoering maakt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, en dus van medeplegen van de mishandeling van het slachtoffer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 juli 2023 te Luttelgeest, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en te schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 dagen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met de medeverdachte een medebewoner van het asielzoekerscentrum (AZC), waar zij alle drie woonden, mishandeld. Uit de verklaring van de getuige blijkt dat zowel verdachte als zijn medeverdachte geweld hebben toegepast. Het slachtoffer is meermalen tegen zijn lichaam geschopt en geslagen terwijl hij op de grond lag voor de deur van zijn woning. Dit soort feiten zorgen niet alleen bij het slachtoffer en de medebewoners van het AZC, maar in de gehele samenleving voor gevoelen van angst en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 februari 2024.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de verschillende bestraffingsmogelijkheden en ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke gevallen gewoonlijk worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, het gegeven dat de zaak bij verstek is behandeld en de omstandigheid dat op dit moment niet bekend is waar verdachte verblijft, komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf van 10 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gezien de mishandeling met een mes niet ten laste is gelegd aan verdachte.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 dagen;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. J. Edgar en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2024.
mr. L.M. Reijnierse, rechter, en mr. M.E. Wolters, griffier, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door tegen het lichaam van die [slachtoffer] te
slaan/stompen en/of te trappen/schoppen ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 oktober 2024, genummerd MD2R023111-27, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 108. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van verhoor, pagina 21 tot en met 32.
3.een proces-verbaal van verhoor, pagina 40 tot en met 42.
4.een proces-verbaal van verhoor, pagina 38 en 39.