Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juli 2023 te Luttelgeest samen met een ander een slachtoffer heeft mishandeld. De zaak werd behandeld in eerste aanleg door een meervoudige kamer en is bij verstek gewezen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. de Groot, en de standpunten van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. T. de Heer.
De tenlastelegging houdt in dat de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, samen met een ander het slachtoffer heeft mishandeld door hem te slaan en te trappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, die bevestigden dat de verdachte en zijn medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor immateriële schade, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen direct verband was tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij verwezen naar de burgerlijke rechter.