AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Tussenuitspraak over samenwerkingsovereenkomst vastgoedontwikkeling en onvoorziene omstandigheden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2024, gaat het om een samenwerkingsovereenkomst tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] B.V. betreffende de ontwikkeling van vastgoed. De rechtbank oordeelt dat het beroep van [gedaagde] op onvoorziene omstandigheden niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de overheidsbeleid ten aanzien van woningbouw geen onvoorziene omstandigheid vormt die aanpassing van de overeenkomst rechtvaardigt. De samenwerkingsovereenkomst, die op 8 juni 2022 is aangegaan, verplicht [gedaagde] om een koopovereenkomst aan te gaan voor een koopprijs van € 13.400.000. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van deze verplichting, wat leidt tot de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst. [gedaagde] wordt veroordeeld tot schadevergoeding aan [eiser sub 1] c.s. De rechtbank kan de schade op dit moment nog niet vaststellen en zal een deskundige benoemen om de schade te berekenen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling.
Voetnoten
1.Op 22 december 2022 heeft [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] verzocht om de koopovereenkomst uiterlijk op 12 januari 2023 te finaliseren.
2.Op 23 januari 2023 heeft [eiser sub 1] c.s. een brief aan [gedaagde] gestuurd en haar gesommeerd om de samenwerkingsovereenkomst en de koopovereenkomst (het concept van 14 november 2022) na te komen vóór 30 januari 2023.
3.Dit is verkort weergegeven wat de Hoge Raad heeft bepaald in HR 13 maart 1981,
4.Dit heeft de Hoge Raad bepaald: HR 12 oktober 2012,
5.In de samenwerkingsovereenkomst staat: ‘Het afgelopen jaar hebben wij veelvuldig contact met elkaar gehad. Dit resulteerde in meerdere biedingen en reacties daarop en heeft geleid tot de nu voorliggende definitieve bieding welke Verkoper en Koper willen vastleggen in voorliggende samenwerkingsovereenkomst en welke na ondertekening wordt uitgewerkt naar een Koopovereenkomst.
6.In de samenwerkingsovereenkomst staat verder: ‘De grondbieding is gebaseerd op het fiscale regime ten tijde 8 juni 2022 en indien deze wijzigt kan koper de grondbieding hierop aanpassen’.
7.[A] van [gedaagde] schrijft: ‘de koopsom van € 13.400.000,- wordt verhoogd met euro 52.395,- en wordt daarmee euro 13.452.395,-. Dit wordt bij akkoord op de overeenkomst in de bijlage, verwerkt in de definitieve koopovereenkomst.’
8.[A] van [gedaagde] schrijft: ‘Beste [eiser sub 1 (voornaam)] ,
9.[gedaagde] schrijft:
10.Artikel 6:258 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’).
11.Artikel 6:258 lid 2 BW.
12.Artikel 6:248 lid 2 BW.
13.Artikel 6:83 sub c BW.
14.Artikel 6:269 BW
15.Artikel 6:277 BW
16.Artikel 6:30 BW.
17.Zie in die zin ook Rb Breda 31 januari 2007,
18.Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/134.